Beeld: Drazen Zigic/iStock

Als je Afrikaanse diploma nog maar half zoveel waard is

De Amsterdam Business School verwijderde een tekst die suggereerde dat bachelorstudenten in Afrikaanse landen half zoveel leren als Nederlandse studenten gauw van de website. Toch blijft de vraag: hoe kijken Nederlandse universiteiten naar studenten uit Afrika?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Als je jarenlang aan de universiteit hebt gestudeerd, verwacht je dat je diploma iets voorstelt. Hoe wrang zou het zijn als jouw diploma bijvoorbeeld in waarde halveert, omdat je het toevallig op het ‘verkeerde’ continent haalde? Toch is dat precies de strekking van een tekst die dit voorjaar korte tijd op de website van de Amsterdam Business School (ABS) stond, een opleiding van de Universiteit van Amsterdam (UvA).

‘Een bachelordiploma uit Afrika’, lazen aspirant-studenten, ‘is over het algemeen net zoveel waard als twee jaar Nederlands universitair onderwijs, wat betekent dat studenten uit het Afrikaanse continent (met uitzondering van Zuid-Afrika en Ghana) na hun bachelordiploma nog een masterdiploma moeten halen om in aanmerking te komen voor ons masterprogramma.’ Een UvA-alumnus met een Nederlands masterdiploma en een Keniaans bachelordiploma die graag anoniem wil blijven, was geschokt door het bericht. “Blijkbaar zijn universiteiten tegenwoordig openlijk racistisch. Is mijn diploma minderwaardig?”

De tekst die korte tijd op de website van ABS stond.
Na klachten paste de ABS het bericht aan en in een reactie geeft de universiteit toe dat in het oorspronkelijke bericht onjuistheden stonden. “Het was te generiek.” In het nieuwe bericht staan alleen de diplomawaarderingen van specifieke landen met een verwijzing naar Nuffic, een Nederlandse organisatie die zich inzet voor de internationalisering in het onderwijs, bijvoorbeeld door aan te geven hoe diploma’s uit verschillende landen zich tot elkaar verhouden.

Het is de vraag of dat de tekst echt anders maakt. In de lijst van Nuffic worden de diploma’s van de meeste landen uit het Mondiale Zuiden1 lager gewaardeerd. Studenten uit die landen zouden dus langer moeten studeren om tot een niveau te komen dat gelijkstaat aan een Nederlandse opleiding. Nuffic zelf stelt dat de lijst moet worden gelezen als een advies over wat een opleiding ‘gemiddeld’ waard is. Toch is de lijst invloedrijk en hebben praktisch alle hogeronderwijsinstellingen hem omarmd (zie kader). In hoeverre sluiten deze lijsten buitenlandse studenten uit?

Hoe universiteiten en hogescholen de Nuffic-lijst gebruiken

Zo goed als alle Nederlandse universiteiten en hogescholen maken op een of andere wijze gebruik van de lijst van Nuffic, vertelt een woordvoerder van de organisatie. Navraag bij tien Nederlandse universiteiten bevestigt dat. Maar er is wel een verschil in de manier waaróp ze de lijst gebruiken.

De Vrije Universiteit, de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Twente zeggen Nuffic als belangrijkste bron te gebruiken bij de beoordeling van buitenlandse diploma’s.

De universiteiten van Tilburg, Leiden, Utrecht en Groningen hebben hun eigen criteria ontwikkeld, waarbij Nuffic een van de bronnen is.

En dan zijn er nog de universiteiten van Nijmegen, Wageningen en Delft, die de lijst van Nuffic gebruiken in combinatie met lijsten van andere organisaties uit het Europese erkenningsnetwerk ENIC-NARIC, waarvan ook Nuffic deel uitmaakt.

Schijnzekerheid en gemakzucht

Volgens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek moeten alle studenten aan dezelfde eisen voldoen om te kunnen meedoen aan universitaire opleidingen. Op die wet beroepen universiteiten zich dan ook als ze strenge eisen stellen aan studenten uit het buitenland. De wet geeft echter niet aan hóe buitenlandse diploma’s moeten worden gewaardeerd en noemt de Nuffic-lijst ook niet als aangewezen richtlijn.

Om tot een waardering te komen van het onderwijssysteem van een land, hanteert Nuffic vijf criteria: het onderwijsniveau (zoals middelbare school of universitair); werkdruk in jaren en studiepunten; de kwaliteit op basis van interne becijfering en hoe hoog ze staan op internationale ranglijsten; de aard van de opleiding (is het beroepsonderwijs of academisch gericht, is het multidisciplinair of specialistisch?) en tot slot: de leeruitkomsten. Die laatste wegen het zwaarst. Leeruitkomsten zijn de kennis en vaardigheden die studenten moeten hebben aan het einde van hun opleiding.

De meeste toelatingscommissies hebben niet de tijd en de middelen om studenten individueel te beoordelen

Paul Zeleza is de rector van de United States International University-Africa (USIU), een universiteit in Nairobi met een accreditatie (een wettelijk keurmerk) in Kenia én in de Verenigde Staten. Hij is sceptisch over generaliserende richtlijnen. Die geven schijnzekerheid en komen voort uit gemakzucht. “De meeste toelatingscommissies hebben niet de tijd en de middelen om studenten individueel te beoordelen”, aldus Zeleza. Als een universiteit de Nuffic-lijst overneemt, komt de ‘bewijslast’ dus als het ware bij de student te liggen.

En dat is niet de bedoeling. Volgens het wereldwijde Verdrag van de Erkenning van Kwalificaties in het Hoger Onderwijs ligt de bewijslast voor een vermeend ‘substantieel verschil’ tussen opleidingen bij de onderwijsinstelling, en niet bij de student. Ook moet de student de ruimte krijgen om tegen een besluit in beroep te gaan. Dat staat haaks op de generaliserende richtlijnen per land, zoals de universiteiten van Wageningen, Delft, Eindhoven, Rotterdam en Amsterdam die hanteren.2 Zeleza’s universiteit wil daar niet aan meedoen. “Wij proberen onze inschatting zoveel mogelijk te baseren op persoonlijke interviews. Dat geeft een veel beter beeld van de student.”

Niet slechter, toch geen erkenning

Ook over het belang van leeruitkomsten is Zeleza kritisch. “We schrijven natuurlijk allemaal graag mooie uitkomsten op voor onze universiteiten en programma’s. Maar hoe controleer je of dat wordt waargemaakt?” Hij denkt dat je leeruitkomsten beter kunt meten door te kijken naar het succes van studenten na hun opleiding. “Zijn ze dan voldoende toegerust om goede cijfers te halen bij andere universiteiten? En slagen ze op de arbeidsmarkt? Dat zouden betere onderzoeksvragen zijn.”

Voor het diplomawaarderingshandboek heeft Nuffic honderden werknemers in Europese hoger onderwijs ondervraagd. Toch is Paul Zeleza niet onder de indruk. “Geen van mijn collega’s is ooit om hun mening gevraagd. Sommige landen hebben historisch altijd al de neiging gehad om hun eigen provinciale kennis en visie te presenteren als iets universeels.”

De USIU van Zeleza begon ooit als een tak van een internationale Amerikaanse universiteit, maar heeft zich inmiddels losgemaakt. “Omdat we geaccrediteerd zijn in de Verenigde Staten hebben onze studenten geen problemen met internationale aanmeldingen”, zegt Zeleza. “Maar dat betekent niet dat we beter onderwijs geven dan de Universiteit van Nairobi.” Toch wordt een diploma van een student aan de Universiteit van Nairobi lager gewaardeerd. Volgens de Nuffic-richtlijn staat een 4-jarige bachelor uit Kenia namelijk gelijk aan 2 jaar universitair Nederlands onderwijs, terwijl een wetenschappelijke bachelor uit de Verenigde Staten wel wordt erkend.

Van Cyprus kwamen net zoveel studenten voor een opleiding naar Nederland als van het hele Afrikaanse continent

Zeleza denkt dat het beoordelen van studenten aan de hand van hun vooropleiding sowieso ondoenlijk is. Veel van hen hadden simpelweg nooit de kans om goed onderwijs te volgen, maar dat betekent niet dat ze zich niet redden als ze die kans dan eindelijk wél krijgen. Hij geeft het voorbeeld van een student uit Kawangware, een van de armste wijken uit Nairobi, die vorig jaar werd geaccepteerd als Rhodes Scholar bij de Universiteit van Oxford, nadat ze met vlag en wimpel was geslaagd voor haar bachelor bij de USIU. “Volgens de gebruikelijke richtlijnen hadden we haar nooit moeten accepteren. Maar met de juiste begeleiding bloeide ze op”, vertelt Zeleza.

Nauwelijks studenten uit Afrika

Nodumo Dhlamini, senior manager bij de Vereniging van Afrikaanse Universiteiten, kan zich ook niet vinden in het oordeel dat de meeste Afrikaanse bachelordiploma’s ondermaats zijn. Integendeel, zou zij willen zeggen: “Omdat we beperkt plaats hebben op de universiteiten, komen alleen de beste en meest gemotiveerde studenten binnen.” Daarom vraagt Dhlamini zich af: “Heeft Nuffic dan voorbeelden van Afrikaanse studenten die faalden in Europese programma’s?” De woordvoerder van Nuffic zegt dat de richtlijnen nooit werden aangescherpt na signalen over falende studenten. “Maar dat we geen signalen hebben gekregen van falende studenten betekent vooral dat wij ons werk goed doen.”

Het acceptatiepercentage van de Universiteit van Amsterdam voor internationale studenten is slechts 4 procent, terwijl Nederlandse studenten in principe sowieso binnenkomen. Bovendien lijken buitenlandse studenten vooral uit westerse landen te komen. Ruim 71 procent van de buitenlandse masterstudenten in 2019 kwam uit een ENIC-NARIC-land.3 China en India ‘leverden’ 17 procent en Latijns-Amerika en Afrika respectievelijk 3,4 en 1,4 procent van de buitenlandse masterstudenten. Vanuit Cyprus, dat nog geen 50.000 studenten telt, kwamen evenveel mensen een opleiding volgen in Nederland als uit het hele continent Afrika, met circa 10 miljoen studenten.

Er spelen natuurlijk meer factoren een rol bij deze aantallen, zoals sociaal-economische omstandigheden of verschillen in visumbeleid. Toch lijkt het erop dat diploma-erkenning ook meespeelt. Bij elk land in de top 25 van landen waar buitenlandse masterstudenten vandaan komen, wordt een deel van de bachelordiploma’s door Nuffic als gelijkwaardig beoordeeld. Bovendien zullen ook marketinginspanningen invloed hebben. Alle gecontacteerde universiteiten geven aan dat ze geen marketing doen in landen waar de bachelordiploma’s als onvoldoende worden beschouwd voor deelname aan een programma van een Nederlandse universiteit.

Het Westen liet Afrikaans onderwijs wegbezuinigen

Om de onderwijsongelijkheid aan te pakken is het ministerie van Buitenlandse Zaken begonnen met het ‘Orange Knowledge Program’, bestaande uit beurzen en andere onderwijssteun voor verschillende landen in het Mondiale Zuiden. Op jaarbasis gaat dat om 44 miljoen euro. Ter vergelijking: de Nederlandse bijdrage voor het Europese Erasmus+-programma is minstens 198 miljoen euro per jaar.4 Er is dus vooral geld beschikbaar voor de internationalisering van onderwijs in regio’s die al gemakkelijk een ingang vinden in het Nederlands hoger onderwijs en waar relatief weinig sociaal-economische urgentie is.

Steun voor Afrikaanse studenten is geen kwestie van vrijgevigheid

“Steun voor onderwijs in Afrika en Afrikaanse studenten is niet simpelweg een kwestie van vrijgevigheid”, zegt rector Zeleza. Het is volgens hem ook een plicht. “Het Westen heeft met het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank een grote rol gespeeld in het wegbezuinigen van het Afrikaanse hoger onderwijs in de jaren 80 en 90.” Beide banken worden gedomineerd door westerse landen. Door een wereldwijde crisis hadden bijna alle Afrikaanse overheden leningen nodig, maar in ruil daarvoor moesten ze – ondanks grootschalig verzet – hard bezuinigen, ook op onderwijs. Zeleza: “We hebben een enorme demografische druk om de jeugd van Afrika op te leiden. Het Westen moet nu zijn verantwoordelijkheid nemen.”

Dit artikel verscheen eerder op Oneworld.nl op 3 september 2021.

Zawdie Sandvliet leert zijn studenten over hun eigen koloniale verleden

'Academische vrijheid komt dictators slecht uit'

  1. OneWorld zoekt nog steeds naar een alternatief voor landen die we voorheen ‘ontwikkelingslanden’ noemden. Tot zo’n woord er is, spreken we van het Mondiale Zuiden. Lees hier meer over onze taalkeuzes. ↩︎
  2. De Universiteit van Wageningen geeft aan dat de richtlijnen niet bindend zijn. Toch wordt dat niet duidelijk aangegeven op de website en dus kunnen dergelijke richtlijnen een sterk ontmoedigend effect hebben op potentiële studenten. ↩︎
  3. ENIC-NARIC is een netwerk waarin naast alle Europese landen ook Verenigde Staten, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Israël zijn vertegenwoordigd; in de praktijk is het dus een onderwijsorganisatie voor landen uit het Mondiale Noorden. ↩︎
  4. Berekend op basis van het Nederlandse aandeel in het gehele budget van de Europese Unie, die het Erasmus programma financiert. ↩︎

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons