Urgenda, een organisatie die Nederland sneller duurzaam wil maken, won op 24 juni 2015 samen met bijna negenhonderd burgers een rechtszaak tegen de Nederlandse Staat. Vriend en vijand stonden paf: vrijwel niemand had verwacht dat de rechter Urgenda gelijk zou geven. De rechter legde de Staat een deadline op: in 2020 moest de uitstoot van broeikasgassen met 25% afgenomen zijn (ten opzichte van 1990). En daarmee zou Nederland eindelijk écht haast moeten maken met het tegengaan van de opwarming van de aarde. Het was de eerste keer dat een rechtbank oordeelde dat een overheid de plicht heeft om burgers te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering—vandaar alle internationale aandacht.
De advocaat die dit voor Urgenda klaarspeelde was Roger Cox, inmiddels een halve celebrity. Hij is ook degene die Milieudefensie bijstaat in de rechtszaak tegen Shell. In de andere rechtszaak van Milieudefensie – over dat de Staat meer moet doen tegen luchtvervuiling – heeft de organisatie vorige week het hoger beroep verloren.
Had de rechtszaak iets met het klimaatakkoord van Parijs te maken?
Nee, dat speelde pas later in datzelfde jaar. Bij die historische internationale klimaattop werd afgesproken dat de temperatuur van de aarde niet verder mag stijgen dan tussen de 1,5 en 2 graden. “Het Parijsakkoord betekent eigenlijk dat we nog meer moeten doen dan wij eisten in onze rechtszaak”, schrijft Urgenda-boegbeeld Marjan Minnesma in een persbericht. “In dat licht is het raar dat de overheid tijd en geld besteedt aan het bestrijden van het Urgenda-vonnis, in plaats van extra acties te ondernemen om de uitstoot omlaag te brengen”.
Waarom ging de staat in hoger beroep?
Vooral binnen de PvdA was er verdeeldheid over of de Staat in hoger beroep moest gaan. Urgenda kon ook op veel sympathie rekenen. Maar uiteindelijk besloten regeringspartijen PvdA en VVD (geadviseerd door juristen van de overheid) dat er nog een keer naar de uitspraak moest worden gekeken door een rechter. Wat zijn precies de consequenties voor de Staat? En kán een rechter wel een uitspraak doen over dit soort zaken, of is het aan de politiek om te beslissen over het wanneer en het hoeveel van de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen? Zoals Remco Dijkstra het in Trouw verwoordde vorig jaar, toen hij nog woordvoerder milieu en klimaat bij de VVD was: “Ik vind die zaak nog steeds helemaal niks. Klimaatbeleid is aan de politiek, daarvoor ga je niet naar de rechter.”
““Klimaatbeleid is aan de politiek, daarvoor ga je niet naar de rechter”
Ook wil de staat dat een rechter zich nogmaals over de vraag buigt of internationale afspraken (zoals het Kyoto-verdrag – een voorloper van het Parijs-akkoord, waarin landen in 1997 al beloofden hun uitstoot te verminderen) wel op deze manier kunnen worden doorvertaald naar het Nederlandse recht. Kortom: juridische details die nog eens exact uitgeplozen moeten worden.
Maar volgens Minnesma gaat het om méér dan puur de technische nitty-gritty. “In de politiek werd gezegd: we gaan alleen maar in hoger beroep omdat we vinden dat dit niet aan de rechter is. Het zogenaamde trias-politica-argument”, zei Minnesma vanochtend tegen de NOS. “Maar als je nu kijkt wat ze aan het doen zijn, dan vechten ze alles aan. Het is dus helemaal niet alleen maar dat stukje. Ze willen niet 25 procent halen in 2020, ze willen van alles niet en ze schrijven alles aan. Het is een heel brede zaak geworden.”
Vandaag krijgen Urgenda en de Staat in de rechtbank de tijd om hun standpunten toe te lichten, daarna stelt de rechter vragen. Aan het einde van de zitting, ergens vanmiddag, zal duidelijk worden wanneer de uitspraak volgt.
Waar staan we nu eigenlijk met het verminderen van onze uitstoot?

Ten opzichte van 1990 was onze uitstoot van broeikasgassen in 2017 13% lager – nog ver verwijderd dus van Urgenda’s 25% reductie in 2020. Het huidige kabinet heeft zelf ook op een stip op de horizon gezet, maar dan voor tien jaar later: 49% minder in 2030. Het klimaatakkoord, waar momenteel aan gewerkt wordt, moet duidelijk maken hoe we die bijna-halvering willen gaan halen.