

Jasem: “We komen uit een dorpje bij Aleppo. Ons leven was goed, tot de oorlog kwam. We vluchtten te voet naar Turkije. Van daar gingen we met een opblaasboot van 6 bij 1,5 meter met 55 man er in naar Griekenland. Dat was verschrikkelijk. Uiteindelijk kwamen we met een dichte vrachtwagen in Nederland aan. We hebben hier wel in vijf azc’s gezeten. De gemeente Beilen heeft nu een huis voor ons gevonden. In Nederland voelen wij ons welkom. Als mensen glimlachen dan ben ik op mijn gemak. Maar sommigen zijn bang voor mij. Ze zien mijn baard en horen mijn taal en denken aan terrorisme. Maar de terroristen dat is IS.”

Gesloten ogen
Zakaria: “Soms doe ik mijn ogen dicht en dan ben ik even blij. Rust. Maar hoe kan ik blij zijn als mensen in mijn land pijn lijden?”
Liefdevol boek

Jasem: “Ik kon alleen de Koran meenemen.” Zakaria: “De Koran zegt: houd van alle mensen.”

Treingedachten

Zakaria: “Ik ben aan het oefenen in de trein, met oordopjes in. De klanken van het Nederlands zijn lastig. Vooral u, i, oe, eu, ui, a.”
Huiskamerhaven
Zakaria: “Mijn kinderen huilen soms in bed. Ze missen hun vrienden. Ze spelen wel met kinderen hier, maar dat is soms ook lastig, met verschillende gewoontes.”

Weerzien

Zakaria: “Als de oorlog voorbij is, wil ik mijn moeder en vader en broer terugzien. Ik hoop dat ik dan ook Nederlanders welkom kan heten in mijn land.”
Nachtmerries

Jasem: “Ik heb veel last van nachtmerries. IS hield me drie maanden gevangen, en hing me op aan mijn polsen. Daardoor werk ik nu ook niet.”