Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

ja, ik word nu lid vanaf 6,- per maand

“Ik geloofde niet dat het regime echt was gevallen. Maar na het officiële bericht dat Ben Ali het land was ontvlucht, barstte de bom. Hier hadden we al die weken op gewacht. Ik denk dat ik wel vijftien uur aan een stuk heb geslapen, zo moe was ik. Daarna was het tijd voor feest”, lacht de 31-jarige Achref Aouadi. Achref vertelt beeldend over die paar weken in januari 2011, waarin Tunesiërs massaal de straat opgingen. Ze protesteerden tegen de hoge werkloosheid in het land, corruptie, censuur en andere restricties onder het dictatoriale regime van president Ben Ali. Vooral jongeren namen het voortouw in de Jasmijnrevolutie, die uiteindelijk de aanzet gaf voor de Arabische Lente.

Waar de Arabische Lente in veel landen zorgde voor meer instabiliteit of zelfs uitmondde in een burgeroorlog, zetelt er in Tunesië tegenwoordig een democratisch gekozen regering. In 2014 kwam er zelfs een nieuwe, seculiere grondwet waarin mannen en vrouwen gelijk zijn. Het land wordt door het Westen vaak bejubeld om zijn vooruitstrevendheid op het gebied van vrouwenrechten en gezien als hét succes van de Arabische Lente. De dagelijkse praktijk is weerbarstiger: Tunesië kampt met torenhoge schulden, groeiende werkloosheid (vooral onder jongeren), ongelijkheid en radicalisering onder jongeren. Tunesië is zelfs de grootste buitenlandse leverancier van IS-strijders. Ondertussen stappen veel Tunesische jongeren in bootjes richting Europa, op zoek naar een betere toekomst. Anderen pakken gewoon het vliegtuig.
Zeven jaar en negen regeringen later ben ik benieuwd wat er over is van het enige succesverhaal van de Arabische Lente, en spreek daarover met jonge, hoogopgeleide Tunesiërs. Hoe staat het land er volgens hen voor? Wat is er terechtgekomen van alles waarvoor ze streden? Is er nog iets over van het idealisme dat de motor vormde achter de revolutie?

tunesie kaart

‘Democratie is besmettelijk, autocratie ook’

Achref en ik ontmoeten elkaar in een café aan de boulevard van Lac de Tunis, in een welvarende wijk in de Tunesische hoofdstad. ’s Zomers is dit een toeristische hotspot, maar nu doet de omgeving verlaten en enigszins troosteloos aan. Het café staat blauw van de rook en de stem van Céline Dion schalt net iets te hard door de geluidsboxen. Achref komt binnen in trainingsbroek en sportjack. Niet meteen het beeld dat ik had bij de oprichter van een van de grootste jongerenorganisaties in Tunesië. Achref besefte dat, als het feestje van de revolutie voorbij was, het echte werk pas zou beginnen. Hij richtte I Watch op, waarmee hij tegenwoordig met een team van zo’n tweehonderd jongeren corruptie binnen de overheid en het bedrijfsleven probeert te bestrijden. I Watch doet dat onder meer door campagnes, onderzoeksjournalistiek en het monitoren van verkiezingen.

Januariprotesten
In verschillende steden en dorpen in Tunesië braken vorige maand gewelddadige protesten uit. De overheid had prijzen- en belastingverhoging aangekondigd om de staatsschuld te kunnen aflossen.

Ook zeven jaar na de revolutie ligt er voor I Watch nog genoeg werk op de plank, vertelt Achref. Het is niet alsof corruptie na de revolutie opeens als sneeuw voor de zon verdween. Bovendien is het werk niet zonder risico. In april vorig jaar werden vrouwelijke werknemers van de organisatie bedreigd door het hoofd van de private, maar politiek geaffilieerde tv-zender Nessma, nadat I Watch hem op basis van een grootschalig onderzoek beschuldigde van corruptie. Achref: “We werken met jonge talentvolle mensen die goed weten hoe ze met sociale media moeten omgaan. Als we campagne voeren weten we bijvoorbeeld precies hoe we iets viral kunnen krijgen. We zijn niet politiek correct, af en toe zelfs radicaal. Hiermee zetten we politici en bedrijven flink onder druk, maar dit brengt ons soms ook in de problemen.”

De jonge Tunesische democratie is kwetsbaar, weet Achref; hij maakt zich geen illusies: “Het kan alle kanten opgaan met ons land en dus ook met I Watch. We worden óf heel groot, óf eindigen in de gevangenis.” Onder het motto ‘een goede voorbereiding is het halve werk’, heeft de organisatie al een plan klaarliggen voor als het toch weer fout gaat en Tunesië in handen van de volgende dictator valt. “Democratie is besmettelijk, maar autocratie ook. Wij worden als land omringd door instabiele regeringen en conflicten, dus je kunt maar beter op het ergste zijn voorbereid. Dat heeft risicomanagement”, grijnst Achref.

Is vrijheid genoeg?

Achref is duidelijk gepassioneerd over zijn werk, maar ook hij ziet dat veel jongeren gefrustreerd zijn over de resultaten van de revolutie. Economisch staat het land er slecht voor. Na de revolutie heeft Tunesië veel geld moeten lenen van internationale organisaties als de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Daardoor heeft het land nu hoge schulden. De private sector krijgt nauwelijks voet aan de grond, deels omdat de staat nog veel controle uitoefent op de economie. Na de aanslagen op het Bardomuseum in Tunis en de badplaats Sousse in 2015, heeft ook het toerisme een flinke klap gekregen. Deze factoren hebben grote invloed op de werkgelegenheid. De banen waarvoor tijdens de revolutie werd gestreden, zijn er nog steeds niet. De werkloosheid treft vooral jonge, hoogopgeleide Tunesiërs. Volgens Achref geloven nog maar weinig jongeren in verandering: “Ik begrijp hun frustratie goed. Na de val van het regime was er niemand die opstond en benadrukte dat de dingen eerst lelijk zouden worden, en dat verandering veel tijd kost”.

Jeugdwerkloosheid in Tunesië nog steeds hoger dan in 2010, voor de revolutie

werkloosheid

Toch heeft de revolutie positieve veranderingen teweeggebracht. Zo kregen Tunesiërs vanaf 2011 bijvoorbeeld de vrijheid om onafhankelijke organisaties op te richten. Met behulp van vele internationale NGO’s schoten lokale maatschappelijke organisaties dan ook als paddenstoelen uit de grond. Die leverden werkgelegenheid op, maar bovenal boden ze jongeren de kans om hun activisme op een onafhankelijke manier voort te zetten. Veel jongeren die ik spreek werken, betaald of als vrijwilliger, voor minstens twee non-profitorganisaties en volgen regelmatig trainingen en cursussen in het buitenland. Ook Achref heeft inmiddels trainingen van internationale organisaties gevolgd op het gebied van anti-corruptie en democratische transitie.

In 2011 werden tien keer zo veel NGO’s opgericht dan in de drie jaar ervoor

ngos

Ook het recht op vrijheid van meningsuiting wordt – in ieder geval in de hoofdstad – tegenwoordig flink benut. In de week dat ik in Tunis verblijf, zie ik dagelijks protesten in de stad. Voor Amira Guebsi (27) is deze vrijheid de belangrijkste verworvenheid van de revolutie: “Voor 2011 had ik niet eens met je durven praten, omdat ik veel te bang zou zijn dat iemand ons afluisterde.” We lopen over de Avenue Habib Bourgiba, de voornaamste boulevard van Tunis. Zeven jaar geleden deed ze hier mee aan de protesten, nadat haar buurjongens door politiegeweld waren omgekomen. “Vrijheid is cruciaal”, zegt Amira. “Voor de revolutie schreef ik op Facebook onder een pseudoniem. Nu kan ik zeggen en geloven wat ik wil, kritiek uiten op de regering en kan ik bijvoorbeeld met vrouwen praten over hun seksuele rechten.” Ook Amira werkt voor diverse non-profitorganisaties, soms op het gebied van seksuele rechten voor vrouwen en dan weer op de-radicalisering onder jongeren. Voor de revolutie zou zulk werk ondenkbaar zijn geweest.

Amira_Gebbsi-Avenue_Habib_Bourgiba_3.
Amira Gebbsi: “Voor 2011 had ik niet eens met je durven praten, omdat ik veel te bang zou zijn dat iemand ons afluisterde.” Beeld door: Joline Heusinkveld

Voor de Facebookgeneratie gaat het niet snel genoeg

Marwa Touihri (24) neemt me mee naar haar geboorteplaats Jendouba, in het noordwesten van Tunesië, dichtbij de Algerijnse grens. Ze organiseert daar elke zomer evenementen voor jongeren: “Ik herinner me een evenement van een paar jaar geleden, waar wel 300 lokale jongeren kwamen opdagen.”

Marwa studeert nu Engels in Tunis. In Jendouba gaan we meteen op pad: ze moet haar studielening verlengen en dat betekent dat ze voor sluitingstijd wat stempels moet halen bij een paar instanties. Op straat wijst ze me op een billboard met het portret van Beji Caid Essebsi. “Kijk”, zegt ze sarcastisch. “Daar heb je onze president. Hij viert binnenkort zijn 91e verjaardag, hij is een van de oudste presidenten ter wereld.”

Drie stempels later zijn we klaar en lopen we naar Marwa’s ouderlijk huis. Volgens Marwa hebben jongeren over het algemeen weinig vertrouwen in de overheid. “Een van de problemen is dat verandering daar zo langzaam gaat”, vertelt Marwa. “Wij jongeren zijn gewend aan technologie. Alles wat we doen gaat via sociale media. Als ik iemand verder kan helpen door hem of haar te koppelen aan iemand uit mijn Facebooknetwerk, doe ik dat meteen. Maar wanneer ik iets nodig heb van de overheid moet dat allemaal via een hoop papierwerk.” Ik denk aan mijn oude vertrouwde DigiD, waarmee ik met een druk op de knop mijn studentenlening kon verhogen.

Dat gebrek aan vertrouwen is volgens Marwa extra sterk bij jongeren uit de regio. In Jendouba hebben jongeren weinig kansen, vertelt ze, vooral omdat er nauwelijks wordt geïnvesteerd. De overheid en het bedrijfsleven richten zich liever op de hoofdstad en de kuststreek. Het helpt niet dat er in Jendouba veiligheidsrisico’s zijn: in de bergen rond de stad plegen jihadistische groeperingen regelmatig aanslagen. “Het Tabarka-vliegveld is al drie jaar dicht”, vertelt Marwa. “Het is jammer, want de natuur is hier prachtig en de streek heeft potentie om een toeristische trekpleister te worden. Maar er gebeurt veel te weinig om Jendouba te promoten.”

Marwa_Touihri
Marwa Touihri (24): Beeld door: Joline Heusinkveld

Oude-mannenpolitiek en ontwikkelingsjargon

’s Avonds ontmoet ik een stel vrienden van Marwa. In het tl-verlichte kantoortje waar we afspreken, druppelen steeds meer jongeren binnen. Tussen alle discussies en vergaderingen door spreek ik met Eya Abidi (26); ze woont in Jendouba en werkt hier voor de International Labour Organization (ILO). Ze is sceptisch over de veranderingen sinds de revolutie. “Jongeren waren de voortrekkers van de revolutie maar profiteerden er nauwelijks van. Weet je wie wel profiteerden? Oude mannen”, sneert Eya. Ik ben onder de indruk van de felheid in haar stem. “Na de revolutie moest er een nieuwe regering worden gevormd. Jongeren hadden geen politieke ervaring en daardoor kregen oude politici de kans om terug te keren in de nieuwe regering”, vervolgt ze.

TOP-5 oudste staatshoofden: president van Tunesië prijkt op tweede plaats

staatshoofden

Volgens Eya ontbreekt de politieke wil om iets te doen aan het grote banentekort onder jongeren. Dat wreekt zich vooral in de regio’s buiten de hoofdstad en de kuststreek, waar de meeste jongeren werkloos op de bank zitten. Toch is er meer aan de hand, vindt Eya: “Er moet ook echt iets veranderen in de mentaliteit van jongeren. Iedereen wil een negen tot vijf baan met een vast salaris. Ze blijven thuis zitten wachten op zo’n baan of drinken de hele dag koffie in cafés. Maar zo werkt het natuurlijk niet. In mijn werk probeer ik ze aan te moedigen freelance te gaan werken of hun eigen bedrijf op te richten, maar dat is moeilijk.”

Trots vertellen Marwa’s vrienden over hun werk in de maatschappelijke sector. ‘Train the trainers’, ‘theory of change’; het ontwikkelingsjargon vliegt me om de oren. Van de overheid verwachten ze niet veel, dat is duidelijk. Maar als ik vraag of ze niet de politiek in moeten om zelf te zorgen voor die gewenste veranderingen, lachen ze me vierkant uit. “Jongeren worden binnen de politiek niet serieus genomen. Ze worden gebruikt als uithangbord, ter promotie, vooral tijdens verkiezingen. Maar hun dagelijkse werkzaamheden bestaan vooral uit koffieschenken”, legt Marwa uit. De oude garde bepaalt de regels en de jongeren die ik spreek hebben duidelijk geen zin zich daar naar te voegen. Ze trekken hun eigen plan, via de non-profitsector of een eigen bedrijf.

Hoe Eya haar eigen toekomst voor ogen ziet? “Ik zou nooit weg kunnen gaan uit Tunesië”, verzucht ze. “Ik heb hier te veel verantwoordelijkheden. Ik wil hier graag een eigen bedrijf oprichten.” Maar even later voegt ze daaraan toe: “ Als dat niet binnen twee jaar lukt, ga ik naar de Verenigde Staten om mijn studie af te maken. Ik wil graag aan Harvard studeren. Mijn visum ligt al klaar.”

‘Voordat je het weet heb je een braindrain’

Zaterdagochtend staan we al om half vijf op om de minibus naar Tunis te halen. Naast haar studie, haar bijbaantje en haar vrijwilligerswerk, werkt Marwa ook nog voor een non-profitorganisatie, in een project dat radicalisering onder jongeren moet voorkomen. Terwijl ik alleen maar kan denken aan slapen, staat zij vanaf negen uur ’s morgens alweer paraat voor een lang weekend vol workshops en trainingen.

De jonge Tunesiërs die ik spreek hebben duidelijk hart voor hun land. Ik ben onder de indruk van de gedrevenheid waarmee ze vanuit de maatschappelijke sector hun land in de goede richting proberen te duwen. En hun tomeloze inzet is niet tevergeefs. Zo vertelt Marwa enthousiast dat jonge activisten het plan van de regering om een nieuwe amnestiewet aan te nemen, wisten te verijdelen. Maar gezien de economische staat van het land en de frustratie over de politiek, vraag ik me af hoe lang ze nog kunnen teren op hun idealisme: willen ze niet liever, net als Eya, op een gegeven moment naar het buitenland vertrekken?

Ondernemer Mohamed Dhaouafi (25) heeft een start-up die protheses ontwikkelt. Ook hij denkt erover zijn bedrijf in het buitenland verder uit te bouwen. Ik ontmoet hem op het vliegveld, vlak voor hij naar India reist voor een congres over ondernemerschap. “Volledig gefinancierd”, grijnst hij. “Het probleem is dat Tunesië totaal geen ondernemersklimaat kent”, vertelt Mohamed. “Er zijn wel programma’s voor jonge ondernemers, maar niets werkt. Ik moet bijvoorbeeld evenveel belasting betalen als grote multinationals en dat is onmogelijk. Maar ik ben niet de enige hoor, er zijn veel jongeren van mijn leeftijd die vertrekken, waaronder dokters en ingenieurs. Ik zie het om me heen gebeuren. Voordat je het weet heb je een braindrain.”

43% van jongeren overweegt Tunesië te verlaten

emigratie

Nog vijftien jaar wachten?

Marwa raadt me aan ook met Meriam Haouami (27) te spreken. Zij werkt in een buitenwijk van Tunis aan een project van USAID om de ontwikkeling binnen het MKB te stimuleren. Meriam heeft gemengde gevoelens over de jaren na de revolutie: “De politici hebben gefaald hun beloften waar te maken, zeker op het vlak van de werkgelegenheid”, zegt ze. “En dat frustreert jongeren enorm. Vooral omdat ouderen nog steeds aan de touwtjes trekken.”

Ze weet nog goed waar ze was zeven jaar geleden, toen de protesten uitbraken: “Ik was tweedejaarsstudent hier op de universiteit. Mijn campus was een van de grootste van Tunesië. De eerste keer dat de politie de universiteit binnenkwam – de protesten waren al gaande – begonnen ze in te slaan op studenten. Toen waren de protesten al gaande. Onze professoren deden de klaslokalen op slot, zodat de politie niet binnen kon komen. Weet je, in het begin zit je vol energie, maar zodra er mensen worden neergeslagen word je echt bang. Het mooiste moment was toen we met alle studenten van onze campus naar het paleis marcheerden waar de regering zetelt. Halverwege ontmoetten we andere groepen studenten. We waren met zoveel, dat we de snelwegen blokkeerden. Op dat moment ben je niet bang meer, dan voel je alleen maar heel veel kracht.”

Meriam geeft me een lift terug naar het centrum. Ze scheurt als een snelheidsduivel over de ring van Tunis. Ze lacht: “Ik kom oorspronkelijk uit El Kef (een kleine stad ten noordwesten van Tunis, red.) en was helemaal niet gewend aan het drukke verkeer in Tunis. Toen ik mijn auto net had, durfde ik de weg eigenlijk niet op. Maar inmiddels weet ik niet beter. Je moet je plek opeisen, dat is de truc.”

“Kijk”, zegt ze terwijl we in het donker over de weg racen. “Ik ben ook niet tevreden over de huidige situatie, maar ik weet dat verandering tijd kost. Zeven jaar is niets voor een land: het kost makkelijk vijftig of honderd jaar om een degelijke democratie op te bouwen. Ik ben nog steeds optimistisch want ik zie de veranderingen wel. Bovendien, die oude mannen in de regering zijn er over vijftien jaar niet meer. Jongeren hebben de revolutie meegemaakt en zijn zich bewust van de moeite die het heeft gekost om zover te komen. Zij hebben nu de tijd om zich te ontwikkelen en professionele ervaring op te doen binnen het maatschappelijk middenveld, zodat ze er over vijftien jaar klaar voor zijn om op te staan en het land te leiden.”

Tekortschietende democratie
De Economist Intelligence Unit (EIU) classificeerde Tunesië in 2016 als een ‘tekortschietende democratie’. Oftewel, een land met vrije verkiezingen, burgerrechten en bepaalde vrijheden, maar waar op het gebied van politieke participatie, persvrijheid en het functioneren van de overheid nog wel wat mag gebeuren.

Over de auteur

Redacteur Remap

Joline Heusinkveld werkt als freelance redacteur bij OneWorld en coördineert hier o.a. de OneWorld remap. Verder schrijft ze over …
Bezoek auteurspagina

Over de auteur

Datajournalist

Adriana is een freelance data journalist bij OneWorld
Bezoek auteurspagina

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust via onze wekelijkse nieuwsbrief