Sitla Bonoo (1957) was in 1980 medeoprichter van 'Ashanti'.
Interview

Tijdschrift ‘Ashanti’ (1980-1987) was al inter­sectioneel voordat dat woord geboren was

Met een zelfgemaakte krant kaartte een groep vrouwen van kleur veertig jaar geleden al thema’s aan die tegenwoordig hyperactueel zijn. Medeoprichter Sitla Bonoo en oud-redactielid Rahina Hassankhan over het feminisme (en activisme) van toen en nu. ‘Bij ons ging het over solidariteit, nu gaat het meer over identiteit.’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Aan de eettafel van Sitla Bonoo ligt een stapel dunne bladen in verschillende kleuren waarvan de vormgeving verraadt dat ze in de jaren 80 zijn gedrukt. Ashanti, blad voor en door Surinaamse vrouwen en daaronder een foto van drie vrouwen met een megafoon en een tekstballontje waarop in het Sarnami staat: ‘Word wakker Surinaamse vrouwen!’ (Ham Sab Sarami auraton jago!) De onderwerpen in Ashanti liegen er niet om. Het ging over institutioneel racisme, heteronormativiteit, relaties hebben met meerdere mensen tegelijk, recht op abortus, het oprukkende fascisme in Nederland, de verzorgingsstaat, de gevolgen van kolonialisme, vrouwen in Palestina en de onafhankelijkheid van Suriname. Thema’s die actueel waren toen het blad van 1980 tot 1987 verscheen, maar nu nog steeds.

 

Tweet dit

Soms stond de redactie van ‘Ashanti’ zelf op de markt tijdschriften te verkopen

Tweet dit

 

Bonoo was in 1980 een van de initiatiefnemers van het eerste uur. Ze bekijkt ruim veertig jaar later de bladen die mederedactielid Rahina Hassankhan al die tijd bewaarde en nu naar haar huis heeft meegenomen. “Ik kan me nog steeds voor mijn hoofd slaan dat ik ze allemaal heb weggegooid”, zegt Bonoo. “Ik ging twintig jaar geleden verhuizen en heb toen mijn hele geschiedenis weggegooid. Ook alle boeken uit de vrouwenbeweging.”

 

Wel is het blad in het archief van Atria (Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis) in Amsterdam voor iedereen in te zien. De bladen zijn een schriftelijke tijdscapsule met daarin de belevingswereld van activistische vrouwen van kleur in de jaren 80. Gestencilde pagina’s met aankondigingen voor praatgroepen, vrouwenavonden, boekbesprekingen en discussieweekenden. Maar ook aandacht voor feministische boekhandels en centra met namen als ’t Wicht, Xantippe en Kenau. De naam Ashanti betekent ‘onvrede’ in het Hindi. De pagina’s maken het strijdbare en feministische klimaat van de jaren 80 bijna tastbaar.

Rahina Hassankhan (foto: Monique Timmer Prins)

 

Handjevol vrijwilligers

 

Het eerste exemplaar van Ashanti verscheen op 1 september 1980, dankzij oprichters Sitla Bonoo, Charietje Choenni, Monique Douglas, Chitra Gayadin en Sita Kalpoe. De oprichters vonden dat Surinaamse vrouwen te weinig kans kregen om hun stem te laten horen en wilde dat vrouwen via hun blad hun kritische geluid konden laten horen. In hun eerste editie uiten ze onder andere kritiek op de traditionele rolverdeling binnen het hindostaanse huwelijk. Vanaf dat moment verschijnt het blad zes keer per jaar, met een oplage die varieerde van 250 tot 500 stuks. De vrouwen ontvingen geen subsidies en betaalden alles van abonneegeld en wat ze verdienden met losse verkoop. Edities van Ashanti lagen in de schappen bij feministische boekhandels in de grote steden en soms kon je de redactieleden zelf op de markt vinden, waar ze de tijdschriften stonden te verkopen. Een los exemplaar kostte 1,50 gulden (nu 4,14 euro), wat mettertijd langzaam steeg naar 5 gulden (13,81 euro).

 

Tweet dit

In de jaren 80 was een scala aan vrouwengroepen actief, een soort lappendeken

Tweet dit

 

Ashanti werd mogelijk gemaakt door een handjevol wisselende vrijwilligers en Hassankhan en Bonoo behoorden tot de vaste redactieleden. En het bleef niet alleen bij het maken van een tijdschrift, de leden richtten ook een zangkoor en theatergroep op, verzorgden praatavonden, assertiviteitscursussen en discussiebijeenkomsten.

 

Interview gaat verder onder het kader.

 

Rahina Hassankhan (1960) kwam op 14-jarige leeftijd vanuit Suriname naar Nederland. Ze studeerde aan de Sociale Academie in Den Haag en in 1982 sloot ze zich aan bij Ashanti en een politieke organisatie die de vakbonden in Suriname ondersteunde. Ze schreef het boek  Al is hij zo zwart als roet in 1988 over de problematiek rond zwarte piet, werkte 10 jaar bij feministische vrouwenorganisaties en is trainer en coach.

Sitla Bonoo (1957) was ook 14 jaar toen ze vanuit Suriname naar Nederland kwam. Na de opleiding is ze emancipatiewerk gaan doen en onderdeel daarvan was het organiseren van vrouwen en meisjes. “Ik weet nog dat vaders hun recalcitrante dochters bij ons brachten omdat ze dat een veiligere omgeving vonden. Ze leerden bij ons discussiëren en kregen onder andere assertiviteitstrainingen en politieke vorming.” In 1980 was ze samen met Charietje Choenni, Monique Douglas, Chitra Gayadin en Sita Kalpoe medeoprichter van Ashanti.

 

Intersectionaliteit van het eerste uur

“Het was een activistische tijd”, zegt Bonoo over die periode. “Het was de tijd van de dekolonisatie [destijds spraken ze van bevrijdingsbewegingen en internationale solidariteit, red.]. Suriname was onafhankelijk geworden. Er was een brede vrouwenbeweging actief met een scala aan vrouwengroepen die aan emancipatie deden en met elkaar in contact stonden, een soort lappendeken.” Hassankhan vult aan: “Er waren heel traditionele vrouwengroepen en radicaal-feministische vrouwengroepen, iedereen kende elkaar en soms trokken we met elkaar op of werkten we samen. In Den Haag werkten we jaren samen met zeer diverse groepen aan de organisatie en viering van de Internationale vrouwendag. Dat varieerde van de Papuavereniging, de wijkorganisatie tot de Moslimvrouwengroep.”

 

Tweet dit

De vrouwen van ‘Ashanti’ waren kritisch op de witte feministen van de jaren 80

Tweet dit

 

Toch waren er duidelijke verschillen tussen de vrouwengroepen merkbaar. De vrouwen van Ashanti waren kritisch op witte feministen uit die tijd. Bonoo: “Een deel van de witte vrouwenbeweging keerde zich heel erg tegen het patriarchaat, en racisme was voor hen geen issue. Ze waren veel individualistischer bezig met hun eigen emancipatie. Wij voerden daarentegen ook een klassenstrijd en vonden dat mannen en vrouwen samen moesten strijden om hun positie te verbeteren.”

Politicoloog Eline Westra deed onderzoek naar het feminisme van ‘Ashanti’.

 

Kritiek op de verzorgingsstaat

Politicoloog Eline Westra van de Universiteit van Amsterdam deed onderzoek naar de manier waarop de vrouwen van Ashanti de intersectionele problematiek van vrouwen van kleur in kaart brachten. Haar onderzoek richtte zich specifiek op thema’s die te maken hebben met de verzorgingsstaat, zoals kinderopvang en bijstand. De verzorgingsstaat was in die tijd meer dan nu ingericht voor het ‘standaardgezin’, met een werkende vader en een zorgende huismoeder. Professionele kinderopvang was in de jaren 80 zeldzaam. In het blad stonden kritische artikelen over de verzorgingsstaat omdat veel eenoudergezinnen met een migratieachtergrond daardoor gedupeerd werden.

 

Westra: “Kinderopvang was nodig om buitenshuis te kunnen werken voor een hoger inkomen, of om je bij te scholen. Maar als je die kinderopvang niet kon betalen, hoe kon je dan verder? Hoe kwam je als alleenstaande moeder uit de bijstand?  Hoe kwam je aan een goede baan met seksisme en racisme op de arbeidsmarkt? Dit soort problemen met de onderlinge verbanden en knelpunten kaartte Ashanti aan.”

 

Artikel in Ashanti over hoe alleenstaande vrouwen van kleur met een uitkering gedupeerd worden door het strenge of nalatige optreden van de overheid.

 

Bij Ashanti noemden ze intersectionaliteit ‘drievoudige achterstelling’: op basis van kleur, klasse en gender (ze spraken destijds van sexe). Nadat Kimberlé Crenshaw daar in 1989 de term intersectionaliteit aan verbond, werd het concept bij het bredere publiek bekend. Maar intersectionaliteit is vaker vastgesteld; de zwarte lesbische socialistische organisatie Combahee River Collective uit Amerika sprak eind jaren 70 al van interlocking systems of oppression (gekoppelde systemen van onderdrukking). Later in 2001 kreeg intersectionaliteit benamingen als; caleidoscopisch denken en kruispuntdenken door Gloria Wekker, Nancy Jouwe en Maayke Botman.

 

Parallellen met nu

Er was vier decennia geleden veel om voor te strijden en de paralellen met het huidige activistische klimaat zijn snel getrokken. Ook nu staan institutioneel racisme, de strijd voor Palestina, het recht op abortus en de bedenktijd, intersectionaliteit, seksuele grensoverschrijding en de heteronorm in de samenleving weer op de agenda. Hoe kijken Hassankhan en Bonoo naar het activisme van de jongere generatie?

Sitla Bonoo (1957) was in 1980 medeoprichter van ‘Ashanti’.

 

“Het activisme gaat nu meer over identiteit, bij ons draaide het meer om solidariteit”, zegt Bonoo. “De nieuwe generatie houdt zich meer bezig met de vraag: ‘Wie ben ik?’ en welke verschillende soorten ik zijn er? Terwijl wij vonden dat je moest samenwerken met andere groepen om de problemen van die onderdrukte positie aan te pakken.”

 

Hassankhan snapt wel waarom hun generatie minder bezig was met identiteit: “Als je net in Nederland aankomt, ben je nog bezig met het verwerven van een plek in de maatschappij en op je eigen benen staan. Ik was eigenlijk ook altijd van plan om terug te gaan naar Suriname en dat had ik ook gedaan als de Decembermoorden [politieke moorden tegen het militaire regime in Suriname in 1982, red.] niet hadden plaatsgevonden.” Bonoo vindt de focus op identiteit tegelijkertijd ook een mooie ontwikkeling. “De nieuwe generatie is Black and Proud of trots op hun Javaanse of Hindostaanse cultuur. Identiteit is ook kracht. Wij waren meer bezig met dekolonisatie.”

 

De technologie speelt uiteraard ook een rol. In de jaren 80 kwamen de vrouwen fysiek samen om te discussiëren, demonstreren en de krant te maken, dat zorgde voor een hechte band. Hassankhan: “We trokken een heel weekend uit om de krant te maken. Er waren soms heftige discussies over de onderwerpen omdat die ons persoonlijk aangingen. De typemachine draaide overuren. De opmaak deden we ter plekke met behulp van een lichtbak, daar plakten we de artikelen in een mal. Meestal aten we bruine bonen met rijst, want daar hadden we geen omkijken naar.  Op maandagochtend reed een van ons naar de drukker in Rotterdam om het te laten drukken.”

 

Tweet dit

De redactie van ‘Ashanti’ voerde actie tegen de apartheid in Zuid-Afrika en streed tegen de figuur zwarte piet

Tweet dit

 

Van de nieuwe generatie feministen krijgen ze regelmatig te horen dat ze het persoonlijke contact missen. Hassankhan: “Het was naast werk en actievoeren ook zusterschap. De gesprekken gingen over ontwikkelingen die we zelf meemaakten en dat las je weer terug in het blad.” Bonoo erkent ook de voordelen van sociale media voor het activisme. “Je hebt in no time duizenden mensen op de been, zoals bij de demonstraties voor Gaza. En via social media kun je ook zaken als #metoo aankaarten in de publieke ruimte. Wij bespraken grensoverschrijdend gedrag ook, maar dat was vaak in een gesloten ruimte, in de vorm van praatgroepen.”

 

Verandering is niet constant

Bonoo en Hassankhan erkennen dat ze de weg geplaveid hebben voor de nieuwe generatie. In de jaren 80 werd bijvoorbeeld het recht op abortus in de wet vastgelegd, ze voerden actie tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika en ze streden tegen de figuur zwarte piet. Bonoo heeft bewondering voor hoe een nieuwe generatie het stokje overnam en het voor elkaar kreeg dat zwarte piet op veel plekken verdween. “Weet je hoe moeilijk het was om die discussie te voeren en hoe lang we daarover gedaan hebben? Ik vind het geweldig van deze generatie. Ook de erkenning daardoor dat er racistische structuren in de samenleving zijn en dat die grote groepen mensen met een migratieachtergrond treffen.”

Een pagina uit Ashanti met een foto en deel van een artikel van hoogleraar Philomena Essed die in 1984 schreef over haar toen nieuw verschenen boek Alledaags Racisme.

 

“Het toeslagenschandaal is een voorbeeld van institutioneel racisme dat alleenstaande moeders van kleur in het bijzonder raakte”, zegt Westra, ze concludeert in haar onderzoek dat er tegenwoordig meer professionele kinderopvang beschikbaar is maar dat deze vooral werkt voor twee werkende ouders met een middelbaar tot hoog inkomen omdat opvang erg duur is. “In mijn onderzoeksartikel werp ik ook de vraag op: wat als er toen al door beleidsmakers en politici echt naar de bevindingen van de Ashanti-vrouwen was geluisterd?”

 

Westra vindt dat er in de wetenschap weinig gehoor is voor de stemmen van activisten en ervaringsdeskundigen en dat is zonde. “In de wetenschappelijke literatuur over de verzorgingsstaat, zijn zwarte feministische perspectieven nog nagenoeg afwezig. Ik wilde hun kennis en ervaringen de wetenschap in brengen. Ik zie het als een gemiste kans, positieve verandering had dan misschien eerder plaats kunnen vinden.” Bonoo heeft met de jaren een meer genuanceerdere kijk op verandering gekregen: “Verandering is niet constant. Je moet het niet als een rechte lijn zien. Het feminisme komt en gaat met golven.”

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons