Achtergrond

‘De anti-onderzeeboot-lobby rammelt’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

[[nid:45757]]

Volgens Jan Gruiters van vredesorganisatie PAX is de lobby voor nieuwe onderzeeboten voor de Nederlandse Marine, die hij de lieftallige bijnaam “onderzeebootkongsi” geeft, op volle toeren aan het draaien. Laat u niet een loer draaien, Nederland heeft die onderzeeboten niet nodig – zo is zijn boodschap. De aangedragen argumenten zijn niet alleen (gedeeltelijk) onjuist of onvolledig, maar lijken vooral te zijn ge-cherry picked om het vooringenomen standpunt (“onderzeeboten hebben wij niet nodig”) te onderbouwen. 

Dit is niet alleen oneerlijk, maar leidt de aandacht ook af van de hoofdvraag. Alvorens hier aan toe tekomen is het nodig de aangedragen argumenten door diverse zelfverklaarde tegenstanders van de onderzeeboot-vervanging eens nader onder de loep te nemen.

Mythe #1: onderzeeboten passen niet in het krijgsmachtsprofiel

De onderzeeboten zouden niet passen in het “krijgsmachtprofiel” van een “robuuste stabilisatiemacht”. Om dit argument kracht bij te zetten wordt verwezen naar diverse profielen die de Haagse denktank Clingendael heeft opgesteld.

Toch is het van belang te beseffen dat niet Clingendael, maar de minister van Defensie over haar eigen beleid gaat. De beleidslijn is terug te lezen in bijvoorbeeld haar eigen beleidsnota maar ook in beleidsdocumenten die zijn geformuleerd in overleg met de collega’s van het ministerie van Buitenlandse Zaken, Veiligheid en Justitie,  en Ontwikkelingssamenwerking. Rapporten van denktanks zoals Clingendael zijn bedoeld om de minister te informeren over de mogelijkheden die tot haar beschikking staan, maar dicteren niet het beleid.

Het beleid inzake onderzeeboten is altijd helder geweest

Het beleid inzake onderzeeboten is altijd helder geweest: sinds 2005 een zeer belangrijke rol, sinds 2012 ge-update om hun taken te blijven vervullen en sinds 2013 wordt er openlijk gesproken over vervanging. Een ieder die zich anno 2016 verrast ziet worden door de vervanging van onderzeeboten, heeft feitelijk 11 jaar liggen tukken.

Zo zet de Marinestudie uit 2005 keurig uit een hoe met het afstoten van de P-3C Orion maritieme patrouillevliegtuigen en 6 (van de 8) M-fregatten de rol van de onderzeeboten is gegroeid. Momenteel vindt er levensverlengend onderhoud plaats, maar uiteraard zullen de onderzeeboten ooit (uiterlijk 2025) vervangen moeten worden. Begin 2013 tekende de minister intentieverklaringen met Noorwegen en Duitsland over nieuwe onderzeeboten, en in juni dat jaar schreven minister Hennis (Defensie) en minister Dijsselbloem (Financieën) dat "voor het Commando Zeestrijdkrachten de Marinestudie uit 2005 nog steeds actueel is en de richting waarin CZSK zich ontwikkelt op hoofdlijnen dan ook ongewijzigd blijft”. Oktober 2013 liet commandant Zeestrijdkrachten vice-admiraal Borsboom via Twitter weten in gesprek te zijn met Noorwegen over Future Submarine Co-operation. Een maand later kwam de vervanging van de Walrus-klasse ter sprake in de Tweede Kamer, en op verzoek van Kamerlid Raymond Knops (CDA) beloofde de minister in de eerste helft van 2015 te komen met een visie op de onderzeedienst.

Onderzeeboten worden momenteel ingezet om smokkelroutes in kaart te brengen: bijvoorbeeld in de Caribbean (wat leidt tot indrukwekkende drugsvangsten) maar zijn ook in staat mensensmokkel tijdens de huidige vluchtelingencrisis in kaart te brengen. Het behoeft geen betoog dat non-statelijke actoren (zoals drugssmokkelaars die halve regeringen in hun zak hebben zitten, of mensensmokkelaars die misbruik maken van wanhopige vluchtelingen op zoek naar een beter leven) van invloed zijn op het algehele veiligheidsbeeld.

Mythe #2 onderzeeboten gaan ten koste van de basiscapaciteiten

De onderzeeboten zitten in een “niche” en zijn dus feitelijk een extra hobby, laten we eerste maar eens de basis op orde krijgen – zo is het idee.

Hier wordt er van uit gegaan dat niche- en basiscapaciteiten twee “apart soorten” capaciteiten zijn waar de “niches” iets zijn voor de leuk. Het AIV heeft gelijk wanneer zij stelt dat een land niet alleen op niche-capaciteiten (dat is Haags bingo voor een militair trucje heel goed kunnen wat andere (NAVO-)landen niet kunnen) kan teren. Dit is heel wat anders dan dit als argument zien dat dús elke niche-capaciteit het niet waard is te onderhouden omdat er nog wat basiscapaciteiten achterlopen. Dit is een simplistisch beeld van hoe ministeriele budgetten werken en komen niet overeen met de realiteit. Zo lopen er nog tal van andere noodzakelijke en kleinere projecten. Hierbij moet men denken aan vervangen van nachtkijkers, slimme helmen, scherfvesten en munitie. Deze projecten concurreren feitelijk met de marine (onderzeeboten) en de luchtmacht (JSF).

Feit blijft dat de afgelopen jaren extreme uitholling van de krijgsmacht heeft plaatsgevonden

Feit blijft, en dat kan niemand ontkennen, dat de afgelopen jaren er extreme uitholling van de krijgsmacht heeft plaatsgevonden. Om de operationele capaciteiten op peil te houden dient er feitelijk 1 miljard euro structureel bij de huidige begroting te moeten: het afschaffen van de onderzeeboten geeft je dus feitelijk 4 jaar respijt en schuift het probleem (weer) alleen maar naar voren. Tegelijkertijd is het probleem dat met het afstoten van een capaciteit er ook kennis en kunde verloren gaan. Waar in de civiele wereld het 4-6 jaar duurt om verloren kennis en kunde weer “in te kopen”, duurt dit in de militaire tak van sport minimaal 10 jaar. Realistischer is het om aan te nemen dat eenmaal afgestoten capaciteiten, niet of nauwelijks meer terugkomen. Het gaat hier dus niet alleen om 4 miljard euro, maar de bijkomende intellectuele en strategische kapitaalvernietiging dient eveneens met het kostenplaatje te worden meegenomen.

Mythe #3 onderzeeboten hebben dezelfde levensduur als Sean Connery

De technologie is niet bij elkaar te A-Team'en met een rolletje ducktape en een Praxis-boodschappenlijstje

Een derde mythe is dat met de komst van drones onderzeeboten tot de geschiedenis behoren. Hier wordt een onderzoeksrapport aangehaald van onderzoeksinstelling Basic waarin David Hambling (een freelance journalist) stelt dat drones goedkoop en makkelijk te krijgen zijn, en onderzeeboten makkelijk zouden kunnen opsporen. Allereerst is het (steeds terugkerende en gevaarlijke) onzin om te stellen dat goedkope, op internet verkrijgbare drones in staat zullen zijn geloofwaardig te concurreren met miljarden aan militaire stealth-technologie. Een drone met dezelfde capaciteiten als een onderzeeboot, zal hoogstwaarschijnlijk ook ongeveer evenveel kosten als een onderzeeboot. De benodigde sensoren zijn tenslotte niet gratis en de technologie is niet bij elkaar te A-Team'en met een rolletje ducktape en een Praxis-boodschappenlijstje. Ter illustratie: onderzeeboten komen (na ruimteraketten) op de tweede plaats waar het gaat om het niveau van geavanceerde technologie. Suggereren dat met de drone-revolutie andere actoren op de korte termijn op veel goedkopere wijze kunnen concurreren met onderzeeboten, is even geloofwaardig als suggereren dat in de nabije toekomst Al Kaida een raket naar de ruimte zal sturen om onze peperdure satellieten uit te schakelen (en als we toch bezig zijn: Mars te koloniseren).

Tegelijkertijd kunnen onderzeeboten activiteiten onder water, op de grondoppervlakte, in de lucht en in het elektromagnetische spectrum waarnemen en zijn dus in staat activiteiten waar te nemen op platforms die satellieten of drones kunnen missen – het is om deze reden juist dat onderzeeboten onmisbaar zijn in het vergaren van inlichtingen.

Mythe #4 Nederlandse onderzeeboten zijn niet zo uniek

Dit argument, wat ook terug klonk in een Volkskrant artikel, laat zich samenvatten als: waarom is de Nederlandse onderzeebootcapaciteit zo uniek, als grotere maritieme naties geen interesse hebben in “onze soort” onderzeeboot? Volgens een onderzoeker van het Zweedse SIPRI is de Nederlandse marine haar niche capaciteit zwaar aan het oversellen. Want ook Franse en Britse onderzeeërs kunnen dicht onder de kust komen, tenslotte. En voor regionale kennis kun je ook terecht bij Spanje, Duitsland, Italië en Zweden.

Het gaat om de combinatie van capaciteiten én Nederlandse belangen die de onderzeeboten voor ons zo uniek maken

Dit is (wederom) te simplistisch en de betreffende onderzoeker had zijn huiswerk wat beter mogen doen. Het gaat hier namelijk om de combinatie van capaciteiten én Nederlandse belangen die de onderzeeboten voor ons zo uniek maken. Zo zie je de regionale partners (zoals Spanje etc.) nooit langdurig ver van huis, en niet zonder aparte logistieke (en opvallende) ondersteuning voorbij het Suez-kanaal komen. Willen we informatie voorbij het Suez-kanaal of vanuit de Cariben (wat met het oog op Suriname en de Antillen aannemelijk onder Nederlands belang valt) dan zouden we aangewezen zijn op nucleaire boten: maar die kunnen dan weer niet zo dicht bij de kust.

Tegelijkertijd wordt hier gedaan alsof de inlichtingen die worden verzameld op een grote Europese en Amerikaanse hoop worden gegooid, en iedereen er uit mag pikken wat ze nodig hebben. Uiteraard niet. De zogenoemde tit-for-tatpostzegelhandel in vergaarde inlichtingen en de informatiepositie die Nederland hier mee verkrijgt dient (naast het kapitaal aan kennis) ook meegenomen te worden op de balans. In een wereld waar de Franse en Amerikaanse geheime diensten hun Duitse collega’s afluisteren, is het naïef om te denken dat de Europese en Amerikaanse inlichtingenwereld bestaat uit een gezellige Facebook-vriendengroep waar elke scheet met elkaar wordt gedeeld. Kennis is macht en wordt (ook binnen Europa en tussen bondgenoten onderling) dicht tegen de borst gehouden.

Mythe #5 onderzeeboten botsen met Europese defensiesamenwerking

Want de eenzijdige Nederlandse behoeftestelling, formulering van operationele eisen en besluitvorming over aanschaf en productie van de nieuwe onderzeeboten zou bijdragen aan de versnippering en verspilling van de Europese defensie-inspanningen. Dit is simpelweg een onrealistische aanname.

Binnen Europa hebben landen alle begrip voor de gevoeligheden van informatie, en de nationale eisen die landen stellen aan bepaalde capaciteiten: elk land doet dit namelijk. Er is een reden waarom de huidige Europese defensiemarkt aan elkaar hangt van nationale politieke overwegingen. Sterker nog: alle lidstaten onderling zien de import en export van defensiematerieel als mogelijke bedreiging (want met export, wordt er naast materieel ook de bijbehorende kennis geëxporteerd wat een eventuele bevoorrechte strategische positie ondermijnt) en momenteel is er binnen de EU een onwerkbare protocol-spaghetti ontstaan van licensing agreements. Kortom: doen alsof met de aanschaf van de onderzeeboten we bijdragen aan een onwerkbare situatie in Europa is onzinnige bankmakerij. We zullen ons in deze namelijk niet veel anders gedragen dan onze meest naaste bondgenoten.

Mythe #6 een nieuwe onderzeeboot is een nieuwe JSF

Want de onderzeeboten kosten nu al 4 miljard maar staan in de boeken voor 2.5 miljard, dus dit wordt een nieuwe financieel debaclke. Een tweede JSF. Moeten we niet willen. 

Eerlijk zijn over de kosten is als geen doping in de sport gebruiken: als iedereen het doet, verlies je geheid door het zelf niet te doen

De critici hebben hier een punt dat budgetoverschrijdingen eerder regel dan uitzondering lijken. Toch is dit niet af te schuiven op Defensie alleen maar op het bredere managersreflex binnen de Haagse politiek. Vervangingsdossiers (ook al zijn ze al 11 jaar aan de orde) worden tot op het laatste moment politiek uitgesteld, en grote projecten (of het nu gaat om defensie of infrastructuurprojecten) worden standaard veel te laag ingeschat. Waarom? Omdat het kabinet structureel meer wil uitgeven dan het eigenlijk heeft, dus kun je maar beter vast een project in gang zetten voor een zwaar onderschatte prijs. Tegen de tijd dat men erachter komt dat het werkelijke bedrag politiek lastig te verkopen is, kun je in ieder geval aannemelijk maken dat er mee stoppen nog duurder wordt. Zo ook bij Defensie. Het is politieke zelfmoord om in dit geval eerlijk te zijn en de juiste getallen (namelijk minimaal 4 miljard voor de vervanging van de Walrus-klasse en sowieso structureel 1 miljard per jaar erbij om de boel operationeel op peil te houden) af te dwingen bij het kabinet. Eerlijk zijn over de kosten is als geen doping in de sport gebruiken: als iedereen het doet, verlies je geheid door het zelf niet te doen. Dit is dus een typisch terugkerend Nederlands probleem en dat afschuiven op ‘’onderzeebootkongsi” is oneerlijk.

Het publieke debat dient zuiver te worden gevoerd, en is niet gebaat bij onnodige bangmakerij of actiefilm-achtige vertekeningen van de strategische werkelijkheid. Toegegeven, de genuanceerde versie klinkt wellicht minder spannend – maar laat wel voldoende ruimte over om de échte vraag te stellen: waarom is de Nederlandse overheid niet in staat om grootschalige projecten (ondanks eerdere waarschuwingen vanuit zowel de industrie als de Marine zelf) op juiste financiële waarde te schatten? En waarom lijkt elke groot materieel onderhoud, aanschaf of infrastructuur-project (Fyra, Noord-Zuidlijn, de Walrus-klasse zelf, de JSF en ga zo maar door) keer op keer af te stevenen op een parlementaire enquête voordat de eerste schroef is vastgedraaid?

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons