Hoe politici militair succes claimen en framen

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Politici vinden publieke opinie in oorlogstijd belangrijk. Tijdens de Vietnam oorlog transformeerde president Johnson het Witte Huis tot een opiniewarenhuis. In een poging de laatste ontwikkelingen in het sentiment van de burgers bij te houden, boog de staf zich dagelijks over diverse peilingen. Een volgende stap is vooruit lopen op ontwikkelingen in publieke opinie en te proberen deze vervolgens te beïnvloeden. Neem president George W. Bush, die erg zijn best deed om zijn beleid tot een succes te bombarderen. In 2005 benadrukte hij het woord “overwinning” in al zijn speeches en publieke optredens in de hoop dat ook het Amerikaanse publiek vervolgens vanzelf zou gaan geloven dat de Irak-oorlog een succes was. Hij baseerde zijn strategie op een onderzoek van de National Security Council (NSC) waaruit bleek dat burgers hun steun voor een oorlog grotendeels baseren op de mate van succes van de missie.

Succes claimen

Toch werkt dit niet altijd. Toen dezelfde George Bush kort na de inval in Irak in 2003 de beruchte Mission Accomplished speech hield, was het publiek alles behalve overtuigd van het succes van de missie. Sterker nog, journalisten vroegen zich af hoe het mogelijk was om te spreken van succes terwijl zoveel soldaten sneuvelden. In de maanden na deze speech daalde Bush niet alleen in de peilingen, maar de speech werd ook dankbaar uitgebuit door de oppositie. Democraat John Kerry liet geen moment gelegen in de daarop volgende verkiezingscampagne om de speech als voorbeeld te gebruiken van Bush’ wanbeleid, en partijgenoten in het Senaat voerde de speech aan als bewijs van zijn “gevaarlijke incompetentie”.

Het publiek moet zelf ook tot de conclusie komen dat een succesvol einde mogelijk is

Succes claimen alleen is dus niet genoeg. Het publiek moet zelf ook concluderen dat een succesvol einde mogelijk is. Uiteraard valt te beargumenteren dat oorlogen alleen verliezers kent, maar om te kunnen begrijpen hoe regeringen situaties framen in oorlogstijd is het van belang om een militaire missie te zien als een investering. Regeringen besluiten te interveniëren omdat zij verwachten er beter of veiliger van te worden, of op zijn minst de humanitaire situatie aldaar te verbeteren. Om een bepaald politiek doel te bereiken (bijvoorbeeld het verwijderen van de Taliban in Afghanistan) worden vervolgens mensen en middelen ingezet. Zodra dit doel niet bereikt wordt, kunnen we spreken van falen. Zoals bijvoorbeeld nu blijkt uit de situatie in Uruzgan waar ondanks de Nederlandse inspanningen de regio terug bij af is. Mochten de doelen, zoals niet alleen een stabiele maar ook een veilige omgeving voor Afghaanse burgers in Uruzgan, wel behaald zijn geweest, dan hadden we wel kunnen spreken van een succesvolle missie.

De angst van Bill Clinton

De termen “succes”  en “falen” worden dus niet vastgesteld op basis van militair (tactisch) succes, maar in hoeverre politieke doelen worden behaald. Om een voorbeeld te noemen: de beruchte Eerste Slag om Mogadishu in 1993 (waar de film Black Hawk Down op is geïnspireerd) was tactisch en operationeel gezien een succes voor de Amerikaanse Task Force. Toch werd dit politiek gezien een heel ander verhaal toen op CNN beelden verschenen van Amerikaanse soldaten die door de straten van Mogadishu werden gesleept. President Clinton vreesde een golf van kritiek en besloot om de Amerikaanse troepen terug te trekken uit Somalië.

Het Amerikaans publiek zag na de vreselijke beelden op CNN des te meer reden om de klus te klaren

Was deze angst van president Clinton terecht? Nee. Uit diverse onderzoeken blijkt namelijk dat het publiek, ondanks zware verliezen en hevige tegenslagen, wel degelijk in staat is om te beoordelen of een missie succesvol is of niet. Zij lijken zelfs bereid de regering te steunen ook wanneer er zware verliezen worden geleden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd na de beruchte Battle of the Bulge in 1944 (waar 19.000 Amerikaanse soldaten het leven lieten) een opiniepeiling onder Amerikanen gehouden door het American Institute of Public Opinion (AIPO). Hieruit bleek dat 72% van de Amerikanen door wilde gaan met vechten tot de overwinning was behaald.Sterker nog, hoewel veel mensen de Eerste Slag om Mogadishu nog altijd zien als een politieke ramp en president Clinton direct besloot om de Amerikaanse troepen terug te halen uit Somalië – was de meest populaire optie (61%) onder Amerikaanse burgers om juist meer troepen te sturen, zodat soldaten dergelijke aanvallen makkelijker zouden kunnen weerstaan. Daarnaast wilde driekwart van de Amerikanen dat het leger jacht zou maken op de Somalische warlord Aideed, die verantwoordelijk was voor het neerhalen van de Black Hawks en enkele Amerikaanse soldaten gijzelde. Kortom: het Amerikaans publiek zag na de vreselijke beelden op CNN juist meer reden om de klus te klaren.

'Iets doen' bij tegenslag

Wat laat dit zien? Regeringen willen bij tegenslagen vaak meteen “iets doen” en verwachten dat het publiek bij elke tegenslag in een missie zich direct tegen de regering zal keren. In een poging de publieke opinie voor zich te winnen, lopen politici soms op de zaken vooruit. Bijvoorbeeld door een missie “succesvol” te noemen, of om halsoverkop troepen terug te halen voor de klus is geklaard. De bovenstaande voorbeelden en het onderzoek naar de werking van publieke opinie in oorlogstijd komen uit Amerika, maar dit neemt niet weg dat ook in Nederland politieke partijen en de regering niet vies zijn van dit soort tactieken: framen in een poging de publieke opinie voor te zijn.

De missie in Afghanistan die verkocht werd als “opbouwmissie”, maar later toch een “vechtmissie” werd

Denk maar eens aan de missie in Afghanistan die verkocht werd als “opbouwmissie”, maar later toch een “vechtmissie” werd. Of neem de huidige missie in Mali waar ons op het hart wordt gedrukt dat “onze jongens en meisjes” er alleen zijn om te verkennen en inlichtingen te verzamelen en niet te vechten. En nu we in de strijd tegen IS dan toch weer een keer een gevechtsfunctie vervullen, dan is dat hoog en droog vanuit een F16. Maar uiteraard wel alleen in Irak, want voor Syrië is geen volkenrechtelijk mandaat en de politieke partijen (vooral PvdA en SP) hebben tijdens de Irak oorlog van 2003 te hard op de trom geslagen over de noodzaak van zo'n mandaat om deze nu niet te eisen. Feitelijk doen we gewoon mee: de coalitie bombardeert in zowel Syrië als Irak, alleen zal er geen Nederlandse F16 uit de internationale verzameling van gevechtsvliegtuigen boven Syrië worden ingezet. Een logistieke oplossing voor een politiek probleem, maar militair gezien maakt het niet zo veel uit.

Wat vertelt dit over Nederlands ge-frame? Het lijkt erop dat de Nederlandse politiek ruim twintig jaar onderzoek over publieke opinie in oorlogstijd bij te lezen heeft. Zij lijken er nog altijd van uit te gaan dat het Nederlandse publiek geen enkel risico wil lopen tijdens missies en vooral geen dode soldaten zal accepteren. Zoals hierboven besproken is dat niet heel aannemelijk. Het Nederlandse publiek zal waarschijnlijk, net als het Amerikaanse publiek, de regering beoordelen op behaalde resultaten.

Dat is ook precies de reden waarom het frame van de regering Rutte over Afghanistan geen zoden aan de (electorale) dijk zal zetten. De regering geeft toe geen ogen en oren meer te hebben op de grond in Uruzgan, maar blijft tegelijkertijd wel volhouden “positieve ontwikkelingen” waar te nemen – daar prikt de Nederlandse burger zo doorheen. Helemaal nu blijkt dat militairen een spreekverbod krijgen opgelegd over de verslechterende situatie in Uruzgan.

Het Nederlandse publiek is wel goed, maar niet gek.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons