Red de bij, word geen imker

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Met de doemverhalen over het uitsterven van de bij in het achterhoofd, ben je geneigd te denken: ‘Kom, ik doe wat ik kan: ik word imker.’ Ook ik, voedselredacteur met romantische gevoelens bij het zelfopofferende vermogen van de werkbij en angstige gevoelens over het einde van het tijdperk van natuurlijke bestuiving van gewassen, overweeg om een eigen bijenvolk te houden. Op het balkon of het dak, of misschien in de volkstuin van mijn onderbuurvrouw moet dat kunnen.

Eerst maar eens bellen met de Wageningen Universiteit. Hoe staat het ervoor met de honingbij? Onderzoekers van afdeling Bijen@WUR houden zich bezig met bijengezondheid en bestuiving. Sjef van der Steen heeft meteen goed nieuws. “De wintersterfte was dit jaar laag, of in ieder geval op normaal niveau.” De varroamijt, die sinds 1983 in bijenkasten huishoudt en een tijd lang zorgde voor een zorgwekkende wintersterfte bij honingbijen, lijkt redelijk onder controle.

Manmade superbij
Volgens Van der Steen is de bombarie over de aflopende bijenpopulatie zwaar overdreven. “Tenminste, als we het hebben over honingbijen.” Dat zijn een soort boerderijdieren geworden, zo leer ik van imker Henk Hortensius, die ik een paar dagen later in zijn weelderige bijentuin spreek. Gefokt door de mens, doorgekruist tot genetische perfectie door de mens, met suikerwater bijgevoed door de mens en ook tegen ziektes beschermd door de mens. “We hebben een soort superbij gemaakt, die meer honing geeft dan ooit, net als die overijverige melkkoeien van tegenwoordig.”

Er is een heuse honing- en bestuivingsindustrie ontstaan rondom de manmade superbij, vertelt Tom van de Beek, die via zijn stichting I love Beeing stedelingen onderwijst over bijen, bijvoorbeeld in MijnStadstuin, waar mensen met groene ambities en weinig tijd een moestuin kunnen bestieren met hulp van een tuinbutler. “Voor de bijenbusiness gaan koninginnen van superieure soorten in kleine houten envelopjes de wereld over. Volken met die koninginnen worden in vrachtwagens van plek naar plek gereden, waar ze steeds een veld bestuiven. Vaak worden de vleugels van de koningin vervolgens ingeknipt, om te voorkomen dat volken gaan zwermen.”

Bedreigde bestuivers
Geen erg duurzame en vriendelijke aanpak, zeggen Van de Beek en Hortensius. Het reizen levert de bijen nogal wat stress op en doordat er nog maar weinig soorten honingbijen bestaan, is de populatie niet erg veerkrachtig bij ziektes. “Er moeten constant koninginnen worden bijgekweekt om die ongezonde en stervende volken te vervangen.”

Het simpelweg toevoegen van nog meer van die boerderijdieren met mijn balkonkast helpt niemand vooruit. “Je moet veel verder doordenken,” zegt Hortensius geërgerd op mijn vraag hoe ik als stadsmens begin met een bijenkast.

Superhoningbij heeft ondertussen de oorspronkelijke Nederlandse zwarte bij haast verdrongen, en met wilde en solitair levende bijen zoals de metselbij en de zandbij, met hommels en vlinders, is het helemaal niet best gesteld. Begin dit jaar bleek uit het eerste wereldwijde onderzoek naar bestuivers door de Verenigde Naties dat 40 procent van de ongewervelde soorten, vooral van bijen en vlinders, bedreigd zijn met uitsterven.

Topje van de ijsberg
We leven in de tijd van de zesde uitstervingsgolf van soorten, voor het eerst door menselijk handelen veroorzaakt. Van de Beek wijst me erop hoe ironisch het is dat die bestuivers, verantwoordelijk voor 90 procent van het voortbestaan van alle wilde plantensoorten, zelf uitsterven. “Ze zijn eigenlijk het topje van de ijsberg: dat het met hen slecht gaat, betekent dat het in de rest van de keten al helemaal desastreus verloopt.”

Juist om die bestuivers een leven en voldoende voedsel te gunnen, hoeft een stad als Amsterdam er niet nog hobbyimker bij. Helemaal als je je bedenkt dat die superproductieve honingbij van nu ook veel meer moet eten dan vroeger. Hortensius: “Er zijn 650 volken in Amsterdam, en naar mijn inzicht is er ongeveer eten voor 600. Te veel imkers moeten bijvoeden, zelfs in de zomer.”

Een goede imme
Die imkerdroom hang ik voorlopig dus maar aan de wilgen. Ik moet zorgen voor een goede ‘imme’: een gezonde, voedselrijke omgeving voor honingbij en hommels, motten en zweefvliegen. Bijen moeten net als mensen veel verschillende dingen eten om hun weerstand op peil te houden. Zoekbijen kunnen tot wel tien kilometer rond hun nest op zoek naar verschillende soorten nectar en stuifmeel, ook wel ‘dracht’.

Vlakbij het huis van Henk Hortensius ligt in net aangebouwde vinexwijk een curieus kleurrijk heuveltje: een punt van geel koolzaad en rode klaprozen midden in het niets. “Guerillagardening is doodsimpel: je strooit gewoon het zaad van bijvoorbeeld mooie schermbloemigen op een saai veldje of in een berm. Papaver, maar bloeiende topinamboer kan ook. 

Zo maak je de wilde bij blij
Laat duizend bloemen bloeien, het hele jaar rond. Graag lipbloemen en wees kritisch op zakjes‘bijenmengsel’, daar zitten volgens het rapport Groene Cirkels van de Wageningen Universiteit, soms helemaal geen bloemen in waar een bestuiver wat mee kan. Kijk liever op drachtplanten.nl voor een goed lijstje. Let erop dat je onbespoten (bio-)plantjes koopt, die chemische stoff en kunnen voor wilde bijen, vlinders en hommels problematisch zijn. Kies niet voor planten die al te erg op de esthetiek zijn doorgekweekt. Hortensius: “Sierplanten hebben daardoor bloemen die zoveel blaadjes hebben dat geen insect daar nog wat aan heeft.” Kies planten die in Nederland al voorkomen, zodat wilde bijen er daadwerkelijk op af gaan.

Dat Amsterdam een stadsecoloog heeft die bijen onderzoekt, schept hoop. Aan geschikte bomen moeten gemeenten werken. Van de Beek:“Een een zilverlinde kan net zo veel voedsel opleveren als een hectare aan bloemen.” Die bomen worden niet altijd geplant, zegt Hortensius. “Van een zilverlinde wordt de auto vies, en dat willen we niet.”

Hier en daar een tegel wippen kan ook geen kwaad.” Wilde bijen zouden ons dankbaar zijn als we de openbare ruimte wat minder strak trekken. Van de Beek: “Er zijn nauwelijks nog holle bomen, gaten in gevels of rommelige kruitwallen waar wilde bijen in kunnen nestelen.” In de tuin of op je balkon kun je een bijenhotel op een zonnige plek beginnen. Heb je een tuin, accepteer dan dat dingen een beetje wild worden. Laat je kruiden bloeien, kijk die woeste heg nog een tijdje aan en snoei ’m pas nadat hij gebloeid heeft. Laat groenten uitschieten en bloeien na de oogst, kies geen sierplanten maar een rommelige mix aan veldbloemen (zie kader vorige pagina).

Eet de bij gezond
Ook kan ik aan de bestuiver denken bij wat ik eet. Van de Beek: “Nederlandse landbouw bestaat uit bijna allemaal rechte grote vlakken met eenzelfde soort gewas. Zo hebben bestuivers in sommige gebieden alleen in een kleine periode per jaar te eten, als al die velden tegelijk bloeien.” Bij niet-biologische teelt worden bestrijdingsmiddelen met neonicotinoïden gebruikt, die volgens het VN-onderzoek schadelijk zijn voor wilde bijen. Biologische teelt helpt, maar volgens Hortensius moeten we vooral veel gevarieerder gaan eten. Oude appelrassen, platte bieslook, wilde asperges, Limburgse zandkool. Hortensius: “Alles om de diversiteit aan verbouwde gewassen op te hogen is goed, tenminste, als je de zaden met andere (hobby)boeren uitwisselt. We moeten het bestand aan patentvrije soorten in stand houden.”

Wie denkt aan een bij, merk ik, ziet de natuur in de stad met nieuwe ogen. Ik heb het veldje uitgekozen waar ik deze zomer stiekem mijn zaden strooi en wacht op toestemming van de gemeente voor mijn geveltuin. Geen bloeiende heg ontsnapt aan mijn aandacht. De tijmplant op het balkon sproeit paarse bloemetjes. Nu nog wachten op de eerste bij.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons