Achtergrond

Economic Partnership Agreements: meer banen voor jong Afrika?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

1 oktober 2014 nadert. De laatste fase van de onderhandelingen van de Economic Partnership Agreements (EPA’s, handelsakkoorden) tussen de EU en de Afrikaanse regio’s is in zicht. Veel Afrikaanse landen lijken het uiteindelijk op een akkoord te gooien, voornamelijk om de voorkeursbehandeling tot de Europese markt niet te verliezen. Maar zorgen de EPAs ook voor productieve en betere banen voor de steeds groter groeiende groep jonge Afrikanen?  Isabelle Ramdoo en Kathleen van Hove van het European Centre for Development Policy Management (ECDPM) reageren. 

Meer handelsakkoorden?Op OneWorld Research is deze week meer aandacht voor handelsakkoorden. Zie bijvoorbeeld deze factsheet en een overzicht van handel van de EU met andere landen in de wereld.  Later deze week volgen meer onderzoekers met hun kijk op de voordelen en nadelen van handelsakkoorden.

Op de vraag of EPA’s ook voor betere banen zorgen voor jonge Afrikanen is op basis van onderzoek geen eenduidig antwoord te vinden. Wel zijn er vijf belangrijke aandachtspunten.

Ten eerste, hoewel EPA’s aangekondigd waren als instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking, zijn het in essentie handelsinstrumenten. De EPA’s zijn nodig om handel door te laten gaan. Op de korte termijn blijft de voorkeursbehandeling (‘preferentiële toegang’) van de Afrikaanse exportproducten op de Europese markt behouden. Zodra Europa meer ambitieuze handelsakkoorden gaat afsluiten met ander partners, kunnen deze handelspreferenties echter snel uitgehold worden.

Ten tweede, zijn de EPA’s  grotendeels beperkt tot handel in goederen. De diensten-liberalisering maakt hier nog geen deel van uit, terwijl daar wel veel (mogelijkheden tot) banen en business zitten. Dit is een gemiste kans. Er bestaat wel een clausule die erin voorziet dat er op een later moment nog kan onderhandeld worden over diensten, maar dit zal niet snel gebeuren.

Ten derde gaan de Afrikaanse markten maar heel geleidelijk open (over een periode van 20 jaar) en de meest gevoelige sectoren zijn uitgesloten van liberalisering. Ongeveer een kwart van de West-Afrikaanse producten bijvoorbeeld, voornamelijk in landbouw, blijft beschermd. Dit gaat de concurrentie van Europese producten beperken en dus blijven deze banen grotendeels behouden.

Ten vierde, in de meeste Afrikaanse landen wordt grootschalige productie belemmerd door het gebrek aan industrialisatie, een halsstarrige arbeidsmarkt, en een tekort en mismatch tussen de vaardigheden van arbeiders en het bedrijfsleven. Daar kan een handelsakkoord weinig aan veranderen.  Dat zijn elementen die binnenlandse hervormingen en veel tijd vergen.

Ten vijfde, hoewel EPA’s een zekere voorspelbaarheid brengen in bepaalde economische sectoren van de ondertekenende landen, blijft het onduidelijk of bestaande trends en dynamieken echt aan de EPA’s gelinkt kunnen worden.  Verschillende landen die bovenaan de lijst staan van snelst groeiende economieën in Afrika (zoals Ethiopië of Zambia) hebben geen EPA ondertekend en zijn dat ook niet van plan. Anderzijds zijn er ook geen duidelijke tekenen van economische vooruitgang in die landen die wel een EPA ondertekenden in 2008, namelijk de Caraïben en de Oost- en Zuidelijke Afrikaanse regio’s.

Ondanks de aandachtspunten zullen de EPA’s een kader bieden voor landen die ervoor kiezen om meerwaarde toe te voegen aan hun producten. De EPA’s hebben flexibele regels die het toelaten om over (regionale) grenzen heen producten te cumuleren (onderdelen verzamelen) en daardoor meer afgewerkte producten in de EU te brengen vanuit Afrika. Een voorspelbare en grote markt zoals de Europese Unie is een drijfveer om meer investeringen aan te trekken in andere economische sectoren, en dus mogelijk meer productieve banen te creëren.

Maar dit vergt hervormingen en gericht beleid. Een EPA is enkel het begin, geen doel op zich. De verantwoordelijkheid om van de EPA’s een ontwikkelingsinstrument te maken en nieuwe productieve banen te creëren ligt bij de ondertekende Afrikaanse landen zelf. Dit zal nog heel wat ondersteuning vereisen op het gebied van verbeterde productie, capaciteit, training en uitbreiding. Uiteindelijk komt het neer op een  overheid die zijn beleid effectief uitvoert en die productieve investeringen kan aanmoedigen. 
 

Isabelle Ramdoo is plaatsvervangend hoofd van het programma ‘Trade and Economic Transformation’ van ECDPM. Kathleen van Hove is ‘Senior Policy Officer’ bij ECDPM. Voor meer informatie zie ECDPM

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons