Een ‘ongezond’ waardevol vluchtelingenkamp

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Er zijn van die plekken op aarde waar ik geen snars van begrijp en die me tegelijkertijd mateloos fascineren. Kakuma is zo’n plek, het één na grootste vluchtelingenkamp van Kenia aan de grens met Oeganda. Hoe ik daar terecht kwam hing van pure toevalligheid aan elkaar. Ik heb nooit eerder de ambitie gekoesterd om een vluchtelingenkamp te bezoeken. Tot ik Lior ontmoette.

Lior
Lior is een uiterst sympathieke, ietwat chaotische Willie Wortel met een enorm gevoel voor humor en een groot hart. Ik liep hem tegen het lijf op de Water Summit aan het prachtige meer van Turkana, waar ook Beatrice, de powerchick uit mijn vorige blog, rondwaarde. Tussen de presentaties en lezingen door, hoorde Lior dat ik iets met drinkwater en private sector ontwikkeling deed. Hij vond mij de kandidaat bij uitstek om zijn studenten een training in business development te geven. Dat vond ik zelf niet, want ik ben geen ondernemer, maar Lior heeft een buitengewoon talent om mensen voor zich in te nemen. En hij kon niemand anders vinden. Ik vond een vriend bereid me hiermee te helpen en zat een maand later samen met hem in een vliegtuigje naar Kakuma.

Lior pikte ons op van het vliegveld en reed ons rechtstreeks naar zijn klaslokaal op een braakliggend terrein buiten het kamp. Een stuk of twintig studenten zaten daar keurig in het gelid op ons te wachten. Een kort introductierondje leerde ons dat het niet alleen maar vluchtelingen waren maar ook lokale Turkana. Dit was met opzet gedaan, om de zogenaamde host community niet achter te stellen. 

Lior gaf hen al een maand of vijf les en had ze de fijne kneepjes van waterzuivering bijgebracht. De studenten hadden hun eigen kleine lab waar ze de waterkwaliteit konden testen, wisten hoe ze van lokale klei waterfilters konden maken en konden uit de voeten met omgekeerde osmose, een geavanceerde techniek waarmee je drinkwater kunt winnen uit zout water. Ze konden bovendien een gedegen hygiënetraining geven. Echte allrounders dus. Het enige dat nog ontbrak was een manier om hun brood te verdienen met al die kennis. Vandaar een workshop in business development.

Marktverstoring?
Voorafgaand aan de training waren we al gewaarschuwd dat het vluchtelingenkamp zelf 'verboden terrein' was voor betaalde drinkwaterservices. Het kamp staat namelijk onder mandaat van de VN en wordt gratis voorzien van onder andere drinkwater, voedsel en scholing. We hebben ons voor de workshop dus vooral gericht op het dorpje naast het kamp, dat wordt bewoond door zo’n 60.000 lokale Turkana. Ik ben inmiddels meerdere keren in Turkana geweest en weet dat de toegang tot veilig drinkwater en fatsoenlijke sanitatie ver onder het landelijk gemiddelde ligt.

De bereidheid onder consumenten om te betalen voor zaken die met drinkwater te maken hebben is erg laag

Een marktonderzoek ter plekke, uitgevoerd door de studenten, wees uit waar ik al bang voor was: de bereidheid onder consumenten om te betalen voor producten of diensten die met drinkwater en sanitatie te maken hebben was erg laag. Mensen waren al te veel gewend geraakt aan 'gratis' gesubsidieerde producten en dienstverlening, een resultaat van het grote aantal ontwikkelingsorganisaties in de regio. Als zelfstandig ondernemer aan de slag gaan in deze regio was dus zo makkelijk nog niet.

Het kamp
Eenmaal in het kamp keek ik mijn ogen uit. Kakuma voldeed namelijk totáál niet aan mijn verwachtingen. Ik zag geen tenten, geen lange rijen voor voedseldepots en geen mistroostig voor zich uitkijkende moeders met jonge kinderen op schoot. Wat ik wel zag waren lemen huisjes, een bruisende Ethiopische en Somalische markt, winkeltjes, restaurantjes, brommers, fietsers en hier en daar zelfs een auto. Al flanerend door dit opgeruimde stadje, dronk ik een kopje koffie bij Franko (een goed bezocht Ethiopisch restaurant), en kocht onderweg een kokosnoot afkomstig uit Mombasa (wat ruim 1300 km verderop ligt).

In veel opzichten zag het kamp er opgeruimder en ontwikkelder uit dan het dorp ernaast. Oliver, een Aziatisch uitziende Amerikaan die van Kakuma zijn promotieonderzoek heeft gemaakt, vertelde me dat veel lokale Turkana hier hun inkopen komen doen en dat een aantal vluchtelingen zelfs lokale Turkana in dienst heeft. Ik wist niet wat ik hoorde.

vluchtelingen in KakumaSoedanese vluchtelingen in Kakuma.

De ‘voorspoed’ van de vluchtelingen is de lokale Turkana ook niet geheel ontgaan, wat in 2008 tot enorme rellen leidde. De Turkana stonden zwaar bewapend aan de poort van de VN compound en eisten dat zij ook een graantje konden meepikken. 
Sindsdien zijn hulporganisaties verplicht om minstens 10 procent van hun dienstverlening op de Turkana te richten, en verdienen lokale Turkana in dienst van de VN hetzelfde salaris als hun landgenoten uit andere regio's. 

Een krijgswet
Ondanks de ogenschijnlijk betere omstandigheden, zijn deze vluchtelingen echter zeker niet te benijden. Sowieso zijn veel van deze mensen hun moederland ontvlucht voor etnisch geweld of politieke onderdrukking.

Daarnaast is het leven in een vluchtelingenkamp zeker geen pretje te noemen. In het kamp is een zogenaamde krijgswet van kracht: er is een avondklok vanaf 6 uur, je mag niet zomaar wonen waar je wilt, je mag geen betaald werk verrichten, je mag het kamp niet uit zonder speciale vergunning en religieuze en culturele festiviteiten zijn verboden. Maar het meest frustrerende is misschien wel dat een situatie die tijdelijk zou moeten zijn, in de praktijk permanent is. Dit kamp bestaat al 23 jaar. Er zijn hier kinderen geboren die niet eens beter weten dan dat dit hun thuis, hun leven is. 

Vluchtelingen met waarde
Bij gebrek aan alternatieven wordt de gigantische informele economie die het vluchtelingenkamp inmiddels rijk is, door de vingers gezien. Maar wellicht is er nog een tweede reden: zonder deze vluchtelingen zou het er in deze regio een stuk minder rooskleuring uitzien. En daar is iedereen zich van bewust. Toen in 2008 de vluchtelingenpopulatie daalde van 100.000 naar 35.000, omdat veel Soedanezen terugkeerden naar Zuid-Soedan, heeft de UNHCR duizenden Somalische vluchtelingen uit Dadaab over laten komen om het economische gat te vullen. En daarmee lijken vluchtelingen een zekere economische waarde te krijgen die niet helemaal koosjer is.

Vluchtelingen zijn nu eenmaal meer waard dan immigranten

Ik vroeg Oliver wat volgens hem de voornaamste reden is dat de Keniaanse regering niet open staat voor integratie van vluchtelingen in de regio. Hij antwoordde onomwonden dat vluchtelingen nu eenmaal meer waard zijn dan immigranten. Kakuma en haar zusje Dadaab ontvangen jaarlijks zo’n 60 miljoen dollar van de internationale gemeenschap en minstens eenzelfde bedrag aan remittances, geld dat hen door familie wordt gestuurd. Dat is ruim 120 miljoen dollar per jaar en dan is het geld dat vluchtelingen zelf meebrengen en genereren nog niet eens meegerekend.

Mensen blijven hopen
Het is wel duidelijk dat hier een hele ongezonde situatie is ontstaan waar in Kenia alleen al ruim een half miljoen mensen de dupe van zijn. Het frustrerende met dit soort situaties is dat er geen eenvoudige oplossingen zijn. Dus we roeien met de riemen die we hebben.

Ik ben onlangs weer in Kakuma geweest om Lior op te zoeken en heb wederom een workshop voor zijn studenten verzorgd. Dit keer in sollicitatietechnieken. Daar bleek op korte termijn toch meer behoefte aan.

Ook het kamp heb ik wederom bezocht. De zon scheen en er was een trouwerij gaande. Het leven gaat toch ook gewoon door. Wellicht komt er vandaag geen oplossing, maar misschien morgen. Mensen blijven hopen.  En dat is misschien maar goed ook. 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons