Achtergrond

De gekleurde erfenis van ‘grote gelijkmaker’ Fidel Castro

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

“Kijk, dit bedoel ik.” In de lobby van viersterrenhotel Presidente in de lommerrijke buurt Vedado in Havana wijst Deyni Terry Abreu (50) naar een bord met foto’s van het personeel. De manager, de receptionisten, de medewerkers van het reisbureau, “Allemaal wit, zie je? Van de twee zwarten is de een sleutelbewaarster en de ander kok.”

Onzichtbare zwarten

Sinds enkele jaren telt advocaat en activist Abreu zwarte werknemers op het vliegveld en maakt ze foto’s in strandresorts. Keer op keer ziet ze hetzelfde beeld: witte Cubanen hebben de representatieve functies. Het onzichtbare werk wordt gedaan door zwarten. Met haar Alianza Unidad Racial (alliantie voor rassengelijkheid) geeft Abreu rechtsbijstand aan zwarte Cubanen die op het werk zijn gediscrimineerd. “In 2013 is hierover een artikel in de wet opgenomen. Maar het blijft lastig, want uit angst om hun baan te verliezen, geven mensen discriminatie vaak niet aan.”

De ongelijkheid beperkt zich niet tot de toeristenindustrie, benadrukt Abreu. Maar omdat het toerisme in Cuba nu zo aantrekt, springen de verschillen in die sector in het oog. Cuba is hot sinds het land eind 2014 de banden aantrok met de Verenigde Staten. Vorig jaar trok het land 3,5 miljoen toeristen, 17 procent meer dan het jaar daarvoor. Dit jaar zal die groei verder toenemen.

De haves zijn veelal wit, de have nots zwart

Critici waarschuwen dat de inkomsten uit het toerisme de kloof tussen haves en have nots zullen vergroten. De haves zijn in Cuba veelal wit, de have nots zijn zwart. Na de revolutie van 1959 vluchtten veel rijke witte Cubanen naar Florida. De meeste zwarten ontbrak het aan geld en contacten om hetzelfde te doen. De geëmigreerde Cubanen stuurden geld naar familie op het eiland, die er hun magere staatssalarissen van zo’n 20 euro per maand mee aanvulden. Toen het in zichzelf gekeerde Cuba in de crisis van de jaren ’90 niet anders kon dan toeristen toelaten, werden met dat geld hotels en paladares (private restaurants) geopend. Het verklaart de kleurverschillen in het smoelenboek van Hotel Presidente. Ook op het terras zitten weinig zwarte Cubanen.

Grote gelijkmaker

Maar racisme? “Dat bestaat hier niet”, zegt een oudere dame met lichtbruine huid. Ze woont in La Timba, een arme buurt in Havana achter het pompeuze Plein van de Revolutie. Hier wonen de mensen onder golfplaten daken of in vervallen huizenblokken. “Wit, mesties of zwart: we zijn elkaars buren, we trouwen met elkaar.” Haar woorden echoën de officiële propaganda. Castro’s revolutie diende in 1959 als grote gelijkmaker: arme Cubanen kregen gratis onderwijs en huisvesting, ongeacht hun huidskleur. Het maakte veel zwarte Cubanen tot trouwe aanhangers van Fidel.

fidel castro cuba
Fidel Castro, strijder voor gelijkheid op Cuba. Foto: Flickr/Televisione Streaming

Toch klinken onder de loshangende elektriciteitsdraden in La Timba andere geluiden. “Als een witte en een zwarte hetzelfde opleidingsniveau hebben, krijgt een witte de baan”, zegt een zwarte bouwvakker die op een muurtje in de zon op werk zit te wachten. “Als ik in het ziekenhuis kom, krijgen mensen met een lichte huid voorrang”, valt zijn buurman hem bij. Het bezoek van Barack Obama in maart heeft indruk op hen gemaakt. “Een zwarte president! Dat ga ik hier in Cuba niet meer meemaken.”

Wat opviel: Obama besteedde in zijn toespraak aandacht aan het slavernijverleden van zowel Cuba als de Verenigde Staten. Vanaf 1522 haalden de Spaanse bezetters van Cuba slaven uit Afrika. Deze moesten de oorspronkelijke bevolking vervangen die was uitgemoord of geveld door westerse ziektes. De invoer van slaven kreeg een extra boost toen Franse plantagehouders na de slavenopstand op het nabijgelegen Haïti in 1804 naar Cuba verkasten. De angst voor een zwarte republiek zoals op het buureiland, zat er bij de kolonialen diep in. Pas in 1886 werd de slavernij afgeschaft en twaalf jaar later volgde, met steun van de Verenigde Staten, de overwinning op Spanje. Onafhankelijk was het land daarmee nog niet: Cuba werd een veredelde Amerikaanse kolonie en nam zijn raciale attitudes over.

Strijden tegen niets

Zo kon het gebeuren dat Fidel Castro – zelf zoon van een Spaanse immigrant – racisme hét probleem van de grote kapitalistische staatsvijand noemde. Hij flirtte met het gedachtegoed van Martin Luther King en Malcolm X: in Havana staat een standbeeld voor beiden. “Maar toen we vorig jaar op de dertigste sterfdag van Malcolm X bloemen wilden leggen, waren we de enigen”, vertelt Norberto Mesa Carbonell (65). Hij kan de afnemende aandacht voor racisme wel verklaren: “De toenadering tot de VS gaat gepaard met angst voor het verlies van nationale identiteit. Aandacht voor racisme, vreest de regering, zal het volk verdelen.”

De regering vreest dat aandacht voor racisme het volk verder zal verdelen

Mesa is een van de oprichters van de Cofradía de la Negritud (Zwart Broederschap), die de regerende Communistische Partij in open brieven en met handtekeningenacties confronteert met derassenkwestie. Volgens hem moet Cuba af van het idee dat racisme een Amerikaans probleem is. “Natuurlijk, hier zijn nooit zwarten gelyncht. Maar de Amerikanen kregen in 2008 wel een zwarte president, terwijl Zwart Broederschap door de overheid niet eens als organisatie wordt erkend. Ze zeggen: hoe kunnen jullie strijden tegen iets wat er niet is?” De niet-officiële status van de Broederschap maakt het lastig om vergaderlocaties of financiële steun uit het buitenland te krijgen. Tegelijk hecht Mesa aan de onafhankelijkheid van zijn organisatie. “Je kunt geen salaris van de overheid ontvangen en tegelijk die overheid bekritiseren.”

Doorgaan voor wit

Maar dat valt niet mee in een land waar de overgrote meerderheid in dienst is van de staat. Dat ondervond schrijver Roberto Zurbano (51) aan den lijve toen hij in 2013 in The New York Times het artikel Voor zwarten in Cuba is de revolutie nog niet begonnen publiceerde. Die kop, in combinatie met de vermelding van zijn directeurschap bij het Casa de las Américas, viel verkeerd bij de culturele overheidsinstelling. Hij verloor zijn positie, al werkt hij er nog steeds, behoedzaam laverend tussen zijn rollen als overheidsfunctionaris en activist. “Wij zijn niet tégen de revolutie”, zegt hij, “wij willen alleen dat iedereen ervan profiteert.” Zijn appartement in het centrum van Havana staat vol boeken over la negritud. Een deel heeft hij zelf samengesteld, met essays, rapteksten en gedichten van binnen- en buitenlandse schrijvers over wat het betekent om zwart te zijn.

Een maatschappelijk debat over rassenongelijkheid begint met de juiste cijfers, vindt Zurbano. Bij een volkstelling in 2014 noemde 9 procent van de Cubanen zich zwart. “Omdat het de mensen zelf werd gevraagd. Veel zwarten zeggen dan dat ze mesties zijn. Pasar por blanco, doorgaan voor wit, is een typisch Caribisch verschijnsel. Het gaat terug tot de slavernij, toen gold: hoe witter je huid, des te beter je werk.”

Geroutineerd somt Zurbano zijn agenda- punten op. Meer diversiteit in de media, zowel onder journalisten, als in onderwerpkeuze. Positieve discriminatie op de werkvloer. Het opnemen van de geschiedenis van Afrika en India in het in het curriculum op scholen. En, geheel in de geest van het Cubaanse antikolonialisme: herstelbetalingen. Zurbano, zelf van Jamaicaanse afkomst: “Ik hoef geen geld omdat mijn opa slaaf was. Maar de rijkdom van Engeland en andere kapitalistische maatschappijen is gebaseerd op onbetaalde arbeid. Die landen zouden 1 procent van hun inkomen moeten afstaan om mee te betalen aan scholing in landen als Jamaica.”

Conga of hiphop?

Deze zomer leidde schrijver Zurbano een conferentie over zwart bewustzijn, met op het programma een tentoonstelling over afrohaardracht en een documentaire over Cubaanse hiphop. Het gezelschap bestond uit activisten, wetenschappers en kritische hiphoppers. Rapper Juan Luis Sierra (38) was er een van. Hij benadrukt het belang van dergelijke bijeenkomsten: “Hier groeit een nieuwe generatie activisten op.” Zwarte Cubanen moeten op zoek naar een gemeenschappelijk doel, vindt hij. “We weten niet goed wat ons bindt. Zijn we een groep mensen die conga spelen? Of naar hiphop luisteren?” Met een blanke vader en een zwarte moeder staat hij bij de overheid geregistreerd als mesties. “Maar ik voel me zwart. Want ik ben altijd arm geweest.”

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons