Een dam in je achtertuin, kan dat zomaar?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
In een interview, als reactie op het Volkskrant-artikel ‘Nederlandse druk op Panama om bouw dam’, verdedigt directeur Nanno Kleiterp van de semi-publieke bank FMO (Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden) de investering in het Barro Blanco damproject in Panama. Immers , ‘dambouw in Panama gaat beter mét ons dan zonder ons’. Nick Middeldorp, onderzoeker bij het Interamerikaans Mensenrechteninstituut, neemt een damconflict in Guatemala onder de loep en laat zien dat economische samenwerking vanuit Nederland lang niet altijd onschuldig is.

Rechten inheemse bevolking

Om rechten van een inheemse bevolking te beschermen bestaan er internationale  verdragen, zoals de UN declaration on the Rights of Indigenous Peoples en de (vrijwillige) IFC (International Finance Corporation) Performance Standards die door de FMO ondertekend zijn. Hierin wordt onder andere bepaald dat dergelijke projecten alleen uitgevoerd mogen worden op inheems grondgebied, wanneer de bevolking hiervoor expliciet goedkeuring verleent door middel van een ‘consultatieproces. Dit houdt in dat de staat inheemse instituties – die representatief zijn voor de lokale bevolking – raadpleegt over het voorgestelde project.

Duits protest tegen aanleg Honduraanse dam

In de praktijk worden concessies meestal verleend voorafgaand of zelfs helemaal zonder consultatie. De directeur van FMO geeft zelf toe dat het vaak onduidelijk is of er voldoende consultatie heeft plaatsgevonden met de lokale bevolking: reden genoeg om als investeerder extra controle uit te oefenen op de naleving van dit essentiële recht. Helaas is deze les te laat voor de dodelijke slachtoffers die vielen in protesten tegen de door de FMO gefinancierde damprojecten Barro Blanco in Panama, Agua Zarca in Honduras, en Santa Rita in Guatemala.

Het Santa Rita damconflict

De FMO heeft, via het in New York gevestigde Real Infrastructure Capital Partners, een lopende investering van 8,15 miljoen dollar in het bedrijf Hidroelectrica Santa Rita S.A (HSR) voor de aanleg van een dam dichtbij het Guatemalteekse stadje Cobán. In het gebied is de relatie tussen politiek en inheemse bevolking gespannen: in 1978 – tijdens de Guatemalteekse burgeroorlog waarbij de inheemse bevolking het moest ontgelden – vond er een massamoord plaats door het leger op ongewapende Q’eqchi-demonstranten.

Tegenwoordig wordt er in Cobán een militaire basis aangelegd. De dam zelf wordt gebouwd te midden van 18 Maya Q’eqchi-gemeenschappen, met een totale bevolking van 7000 mensen. Volgens lokale en internationale mensenrechtenorganisaties is de constructie van de dam gestart zonder dat er een wettelijk consultatieproces plaatsvond met de lokale Maya Q’eqchi-bevolking: de eerste ronde van het proces zou hebben gediend om tegenstanders te identificeren en ze vervolgens buiten te sluiten van de onderhandelingen. De gemeenschappen raken verdeeld, en de situatie loopt snel uit de hand.

Strategieën om project te dekken

De gemeenschap van Monte Olivo, bestaande uit 200 families, neemt in 2013 de leiding in het verzet tegen de dam. Op 23 augustus van dat jaar worden twee kinderen van de leider van de gemeenschap doodgeschoten door een ex-bewaker van het bedrijf. De man wordt overmeesterd en ter plekke gelyncht door de Maya-gemeenschap.

HSR schakelt een lokale organisatie in om onder het mom van ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ de harten en zielen van de bevolking te winnen.

HSR realiseert zich dat het bedrijf actie moet ondernemen om zijn sociaal en politieke kapitaal te versterken. Ook schakelt het bedrijf CEDER (een lokale organisatie) in om ‘harten en zielen’ te winnen. De organisatie deelt voedsel en golfplaten daken uit aan de omringende dorpen: Maatschappelijk verantwoord ondernemen volgens HSR, maar een poging tot omkoping volgens tegenstanders, die de bezetting niet opgeven.

Om de dwarsliggende lokale bevolking te omzeilen, wordt er ook een aantal strategieën ingezet om het project te dekken. Vanaf november 2013 gebruikt de lokale overheid gespreksrondes met gemeenschapsleden om ze ‘aan te moedigen’ de namen te geven van de mensen die zich tegen het project keren. Er volgen arrestatiebevelen voor de gemeenschapsleiders en verschillende geweldsincidenten, waaronder gewapende aanvallen op mensen uit Monte Olivo.

Steun creëren

Het verzet tegen de dam wint de steun van congreslid Amilcar Pop (foto links), die, vooralsnog onsuccesvol, streeft naar een groter machtsaandeel van de inheemse bevolking in de Gutemalteekse politiek. HSR weet zich ondertussen echter te registreren voor het UN CDM (Clean Development Mechanism), een effectieve zet om politieke steun te kweken voor het project. Een verzoek om de registratie af te keuren wegens mensenrechtenschendingen wordt afgewezen door het bestuur van CDM.

Op 30 juli 2014, vier jaar na het begin van de bouw van de dam, wordt er voor het eerst een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen het bedrijf en de leiders van 14 van de 18 gemeenschappen, in bijzijn van de Guatemalteekse president Otto Molina Perez. Elk dorp krijgt een jaarlijks budget van enkele duizenden dollars, te besteden aan onderwijs en trainingen, culturele activiteiten en gezondheidszorg. Elektriciteit is niet aan hen besteed: de ‘marktconforme’ elektriciteitsprijs is te hoog voor de Maya-gemeenschappen.

Politie-acties

De Monte Olivo-gemeenschap blijft ondertussen volharden in haar blokkade. De patstelling duurt totdat er op 15 augustus 2014 een politiemacht van zo’n 600 agenten het geïmproviseerde dorp binnenvalt en tracht te ontruimen. Traangas en rubberen kogels worden ingezet, twee politieagenten raken gewond door macheteslagen. De politiemacht trekt zich terug, om de volgende dag met een overmacht van duizend agenten terug te komen. Bezittingen en gewassen worden vernield, huizen worden in brand gestoken, en mensen vluchten de bergen in, aldus de lokale organisatie Colectivo Madre Selva.

In een gelijktijdige – ogenschijnlijk ongerelateerde – politieactie worden elders in het departement drie leden van CODECA gearresteerd, een lokale organisatie die zich verzet tegen de aanleg van hydroelectrische dammen. Het wordt door hen beschouwd als de ‘privatisering’ van de rivieren die de lokale bevolking als haar eigen beschouwt.

Deze arrestatie – die politiek gemotiveerd lijkt te zijn – leidt tot een grootschalig protest in het Q’eqchi-dorp Raxruha. Een politiemacht wordt op de been gebracht om de wegblokkade te ontruimen, en in het daaropvolgende geweld worden drie demonstranten doodgeschoten door politiekogels. Een journalist van het lokale mediastation CMI doet verslag van de situatie, maar wordt ontvoerd en afgetuigd door wat later politieagenten blijken te zijn.

Investering wordt niet ingetrokken

Na deze gebeurtenissen schrijft de Consejo de Pueblos de Tezultlán (Volksraad van Tezultlán op 19 augustus 2014) een brandbrief aan de heer Nanno Kleiterp van de FMO, met het verzoek om de investering in te trekken. De FMO is dit echter niet van plan. Zes dagen na het versturen van de brief valt er te lezen in een korte verklaring van de bank:

‘Due to support from the Government of Guatemala, HSR now has a stronger level of support from local government officials. This is resulting in them being more willing to enforce the rule of law, e.g. serving the arrest warrants on community members who engaged in vandalism of project and EPC contractor property’

Uiteindelijk is, op verzoek van lokale organisaties, de ombudsman van de Internacional Finance Corporation begonnen aan een onderzoek naar de naleving van de IFC Performance Standards. Dit onderzoek loopt momenteel nog.

Maatschappelijk ontwrichtende ontwikkeling

De zaak legt bloot dat de verschuiving van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid naar economische samenwerking lang niet altijd onschuldig is.  Nederlandse financiële belangen – verkapt onder de term ‘duurzame ontwikkeling’- blijken zwaarder te wegen dan de belangen en rechten van de lokale bevolking.

De zaak legt bloot dat de verschuiving van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid naar economische samenwerking lang niet altijd onschuldig is

Echter, duurzame ontwikkeling is onmogelijk als het niet hand in hand gaat met het naleven van internationaal erkende mensenrechten. Als de FMO enige kennis bezit van de huidige sociale en politieke context van landen als Guatemala en Honduras, moeten haar ‘rekenmodellen’ toch wijzen op een maatschappelijke ontwrichtende impact wanneer er niet uitvoerig wordt gecontroleerd op de naleving van ILO Conventie 169. Anders mogen die rekenmodellen van maatschappelijke impact wel de prullenbak in.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons