De honing in een potje uit de supermarkt komt vaak uit verschillende landen. Je kunt kiezen voor monoflorale honing (helemaal of grotendeels van één plantensoort) of multiflorale honing (een mix van plantensoorten). Honing van Nederlandse imkers is doorgaans multifloraal, omdat bij ons weinig grote velden met één gewas te vinden zijn.
Biologische imkers moeten bijenkasten gebruiken van natuurlijke materialen als ‘onbewerkt’ hout en stro. Ze mogen bepaalde chemische middelen om mijten te bestrijden niet gebruiken. Rond de kast mag in een straal van 3 kilometer alleen biologische teelt zijn of onbespoten planten groeien. Vooral dat laatste is in Nederland lastig. Biohoning van eigen bodem is er nog niet. Een handvol Nederlandse imkers is wel aan het omschakelen.
De bij
Bijen verzamelen nectar en honingdauw (een zoete afscheiding van insecten) en voegen er enzymen aan toe. Ze slaan de honing op in raten (zeshoekige cellen) waarin het water verdampt. Bevat de honing minder dan 20 procent water, dan is die ‘rijp’ en dichten de bijen de raten met was.
De producent
De rijpe honing wordt in een centrifuge uit de raten geslingerd en een paar keer gefilterd om stukjes was, bijenhaar, -vleugels en -pootjes te verwijderen. Het is verboden iets aan de honing toe te voegen of er ingrediënten uit te halen.
De honingproductie wereldwijd is ruim verdubbeld tussen 1965 en 2010. De meest producerende landen zijn China, Turkije, VS, Oekraïne en Argentinië.
De handel
China produceert jaarlijks zo’n 400.000 ton honing, alle Nederlandse imkers samen zo’n 1500 ton. In Nederland komt 45 procent van de geïmporteerde honing uit China. Honingverwerkers importeren het per schip, in vaten van 300 kilo.
In samenwerking met EOS Magazine.
Met dank aan Wim Reybroeck, ILVO.