Partnerbericht

Onderwijs is het stiefkind van de internationale hulp

‘Ouderwetse’ hulp

Ook ontwikkelingssamenwerking is onderhevig aan trends. En onderwijs is sinds een aantal jaren uit. Alsof het afgesproken werk was, kozen donorlanden massaal voor nieuwe prioriteiten: voedselzekerheid, klimaatbeheersing, economische ontwikkeling. Ook Nederland bleef niet achter; het kabinet Rutte koos voor de speerpunten: water, voedselzekerheid, veiligheid en rechtsorde, en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. De enorme bezuinigingen op het budget voor ontwikkelingssamenwerking gingen grotendeels ten koste van de steun voor onderwijs en algemene gezondheidsprogramma’s. Onder de bevolking mag juist voor deze steun het meeste draagvlak zijn, Minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking vindt dat ‘ouderwetse’ hulp. Voor de Nederlandse economie valt er weinig voordeel aan te behalen. In beleidsnotities komt het woord onderwijs amper nog voor.

Een zaak van lange adem

Jarenlang was Nederland een van de belangrijkste onderwijsdonoren: internationaal erkend en gewaardeerd om zijn expertise en zijn inzet om basisonderwijs bereikbaar te maken voor alle kinderen. Mede dankzij die steun kunnen sinds 2000 in ontwikkelingslanden zo’n 40 miljoen kinderen meer naar school. Onderwijs van goede kwaliteit realiseren voor alle kinderen is echter een zaak van lange adem; dat zie je zelfs in een rijk land als Nederland. Het karwei  is nog lang niet af. De kwaliteit van het onderwijs in veel ontwikkelingslanden is zo bedroevend, dat ook kinderen die wél  naar school gaan, niet leren lezen en schrijven. UNESCO schat dat 250 miljoen kinderen geen, te kort of zulk slecht onderwijs krijgen dat ze analfabeet blijven. Dat is 40% van alle kinderen van schoolgaande leeftijd.

Alle hens  aan dek

De meeste ontwikkelingslanden investeren zelf steeds meer in onderwijs. Die toename gaat echter veel langzamer dan de afname van de internationale hulp. Vandaar dat zich voor de komende jaren een enorm financieringstekort aftekent. De UNESCO schat dat tekort op jaarlijks zo’n 26 miljard dollar.

In zo’n noodsituatie is het alle hens aan dek, zou je denken. Het tegendeel is het geval. Van 2010 op 2011 daalde de internationale steun voor basisonderwijs met maar liefst 6%. De toekomstige trends zijn nog veel ongunstiger. Volgens UNESCO verminderden 21 bilaterale en multilaterale donoren hun steun voor basisonderwijs, waaronder 9 van de 15 belangrijkste donoren. Nederland hoorde daar ook bij. In 2009 besteedde Nederland nog ruim een half miljard euro aan onderwijshulp; sindsdien is dat budget met zo’n 75% gedaald.

In de Tweede Kamer staat vandaag een brief van minister Ploumen op de agenda, waarin ze verslag doet van de uitfasering van de bilaterale onderwijshulp. In 2010 steunde Nederland nog het basisonderwijs in 18 partnerlanden met in totaal ca. EUR 270 miljoen; in 2015 is die steun afgebouwd tot EUR 3 miljoen. De minister heeft haar best gedaan om de wegvallende Nederlandse bijdrage te laten compenseren door die van andere donoren. Op het eerste gezicht lijkt dat redelijk gelukt. Maar het zijn korte-termijn-oplossingen, omdat veel van die andere donoren óók bezuinigen op onderwijshulp. In 7 van de 9 (voormalige) laatste partnerlanden waar Nederland zich terugtrekt uit het basisonderwijs, speelt het Global Partnership for Education (GPE) een cruciale rol als vervangende donor. Dit internationale onderwijsfonds financiert nationale onderwijsplannen in de armste landen. Maar het GPE komt inmiddels zelf geld tekort. Tot eind 2014 heeft het al voor ruim een half miljard dollar meer aan goedgekeurde aanvragen dan het kan financieren. Na 2014 levert Nederland zelf ook geen bijdrage meer aan dit fonds. Nederland mag zich op een fatsoenlijke manier hebben teruggetrokken uit onderwijs, maar hoe tevreden kun je zijn over een goed verlopen operatie, als de patiënt alsnog dreigt te overlijden?

Gunstige effecten

Van het belang van onderwijs hoef je niemand te overtuigen. Niet in Nederland, niet in de wereld. De gunstige effecten van onderwijs op onder meer individuele en nationale inkomens, op daling van de kinder- en moedersterfte, op vrouwenemancipatie en het voorkomen van tienerhuwelijken zijn in talloze onderzoeken aangetoond. Maar steeds minder landen willen eraan meebetalen. Onderwijs is het stiefkind geworden van de internationale hulp. Met als gevolg dat in een groot aantal ontwikkelingslanden nog zeker twee generaties hun kans op onderwijs gaan missen. Alle retoriek over de nieuwe, Post 2015 Ontwikkelingsagenda  – ‘Leave No One Behind’ – ten spijt.

Het minste dat Nederland kan doen, is opkomen voor het belang van onderwijs op het internationale podium: binnen de EU, de Wereldbank, het Global Partnership for Education, en in de discussies over de nieuwe ontwikkelingsagenda na 2015.

Lees de brief van GCE-Nederland aan de woordvoerders OS.