Partnerbericht

Een half jaar in Gulu

Beter contact
Mijn lokale collega’s moesten even wennen aan mij als Muzungu – zo noemen ze witte mensen hier. En ik aan hen. Zij hadden geen idee hoe ze met die rare Europeaan met al haar stomme regels en Hollandse directheid moesten omgaan. Daardoor had ik het idee dat niemand naar mij luisterde. Maar nu we aan elkaar gewend zijn, hebben we beter contact en voel ik me veel meer thuis op de afdeling. De verpleegkundigen maken lol met me, praten Engels zodra ik in dezelfde ruimte ben en stellen vragen. Reageren op feedback vinden ze nog steeds moeilijk. Maar ik weet inmiddels dat ze er echt wel wat mee doen.

Meer structuur
Sinds ik er ben, is er meer structuur op de afdeling. Elke drie uur lopen de verpleegkundigen een ronde langs alle baby’tjes. Ze wegen de kindjes dagelijks en schrijven op flessen en medicatie-ampullen wanneer ze die geopend hebben. Mijn instructielijsten voor medicatie worden heel goed gebruikt. Zo krijgen de baby’s de juiste medicatie in de juiste dosering. De lijsten zijn zo populair dat zelfs andere afdelingen ze hebben overgenomen. En ook de docenten van de universiteit bewonderen ze.

Strengere regels
De kleine hummeltjes werden regelmatig te snel naar huis gestuurd. Hoewel ze vaak nog geen kilo wogen, vonden de verpleegsters dat het prima met ze ging en dat ze lang genoeg op de afdeling lagen. Veel kleintjes kwamen al snel ziek terug en veel van hen redden het uiteindelijk niet. Daarom hebben we nu strengere regels opgesteld. Het gewicht van kindjes moet bijvoorbeeld minimaal 4 dagen achter elkaar zijn toegenomen dankzij borstvoeding en ze moeten minimaal 1,5 kilo wegen. Dat is nog steeds heel weinig, maar wel een verbetering.

Betere zorg
Kindjes die niet kunnen drinken, krijgen vaker een sonde die de verpleegkundigen met steeds meer vertrouwen inbrengen. Zodra de kleintjes zelf kunnen drinken, geven we ze extra moedermelk met een lepel. Zo krijgen ze meer binnen en hier worden ze minder snel moe van. Tof om te zien dat de verpleegsters dit ook aan de moeders leren als ik er niet ben.

Mijn lokale collega’s gaan ook voorzichtiger om met infusen en trekken baby’s niet meer alleen aan het hoofd en de voeten omhoog. Ze worden soms zelfs heel liefdevol teruggelegd en ingepakt. Echt een wereld van verschil met toen ik hier net begon.

Aan de andere kant…
… is werken in het ziekenhuis nog steeds een dagelijkse strijd. Thermometers worden gejat, het is altijd zoeken naar spuitjes, naalden, verband, desinfecteermiddel en zeep. Het is onwijs moeilijk om te werken zonder stroom en met apparaten die continu kapotgaan. Het ziekenhuis kan niet eens batterijen aanschaffen voor de weegschaal! Ook het gebrek aan communicatie met de ouders blijft mij verbazen. Als een baby’tje overlijdt, vertellen ze het gewoon niet. Een moeder staat dan naar haar kindje te kijken, hopend dat ze het verkeerd ziet, dat alles goed komt. Na heel lang aandringen stapt er dan toch iemand op haar af om na een afstandelijke ‘I am sorry’ weer weg te sjokken.

Sommige dingen zijn denk ik niet te veranderen en ik zal me daar bij neer moeten leggen. Maar opgeven doe ik niet. Voor nu ligt de focus op de NICU en twaalf ‘Health facilities’ rondom Gulu. Dit zijn een soort dokterpraktijken waar ik samen met de gynaecoloog-arts meerdaagse trainingen ga geven. We willen dat het personeel in deze praktijken op en top getraind is in bevallingen en de eerste belangrijke zorg rondom baby’s. Zo kunnen ook de moeders in omliggende dorpen veilig bevallen.