Partnerbericht

Education Aid Watch Report 2013

Internationale steun voor ‘basis education’ daalt sterker en sneller dan enige andere vorm van onderwijshulp. Dat blijkt uit het zojuist verschenen Education Aid Watch Report 2013 van de Global Campaign for Education (GCE). Het rapport analyseert trends in onderwijssteun van 11 donorlanden – waaronder Nederland – die samen goed zijn voor 80% alle internationale onderwijshulp. Uit de analyse van het rapport blijkt dat een aantal van de belangrijkste donorlanden onderwijs als prioriteit binnen ontwikkelingssamenwerking heeft laten vallen. Juist de armste landen worden het hardst getroffen door de sterke bezuinigingen op de steun voor basisonderwijs.

Vooruitgang stagneert

Volgens internationale afspraken uit 2000, vastgelegd in de Millenniumdoelen 2 en 3 en de Education for All-doelen, moeten in 2015 alle kinderen tenminste basisonderwijs van goede kwaliteit kunnen volgen. Rijke landen beloofden te helpen zorgen voor voldoende financiering. Sinds 2000 is er enorme vooruitgang geboekt: het aantal kinderen dat geen basis- en lager voortgezet onderwijs volgt is gedaald met 75 miljoen. Toch missen nog steeds 127,7 miljoen kinderen hun kans op basis- of voortgezet onderwijs. De laatste jaren stagneert de vooruitgang, zodat de Millennium en EFA-doelen niet gehaald dreigen te worden.

80% van alle hulp

Een belangrijke reden voor die achteruitgang is de sterke en snelle daling van internationale onderwijssteun. Vooral de steun voor ‘basic education’ (verzamelterm voor voorschools onderwijs, basisonderwijs, lager voortgezet onderwijs en volwasseneneducatie) loopt hard terug, uitgerekend in een aantal van de armste landen ter wereld.

Dat blijkt uit het Education Watch Report 2013 van GCE-Internationaal. GCE analyseerde de trends in onderwijshulp van 11 landen – Australië, Canada, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Japan, Nederland, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Deze 11 donorlanden zijn samen goed voor 80% van alle bilaterale ontwikkelingshulp, alsmede voor 80% van alle internationale onderwijssteun.  Onder hen zijn ook de  belangrijkste donoren van het Global Partnership for Education (GPE) en de Wereldbank, die een cruciale rol spelen in de financiering van onderwijs in ontwikkelingslanden. Het beleid van deze landen is dan ook bepalend voor de internationale trends in de financiering van onderwijs.

Bij lange na niet genoeg

UNESCO heeft becijferd dat jaarlijks US $ 26 miljard aan externe financiering nodig is om alle kinderen basisonderwijs te bieden. Inclusief toegang tot lager voortgezet onderwijs is dat US $ 38 miljard. Dat bedrag wordt al jaren bij lange na niet gehaald.

Minder dan de helft van de in totaal US $ 13,5 miljard aan onderwijshulp gaat naar basic education en slechts een fractie daarvan betreft financiering van basic education in de armste landen. Tussen 2010 en 2011 daalde de internationale steun voor basic education van US $ 6,2 naar US $ 5,3 miljard. In 19 lage inkomenslanden daalde de externe financiering van hun basisonderwijs. Veel donorlanden, waaronder Nederland, trekken zich zelfs volledig terug uit de onderwijssector in een aantal van de armste landen ter wereld.

Nog verdere daling op komst

Uit het Education Watch Report 2013 blijkt dat in 7 van de 11 belangrijkste donorlanden de steun aan basic education sinds 2008 is gedaald, in sommige gevallen zeer drastisch. Nederland verminderde zijn steun voor basic education tussen 2010 en 2014 (volgens de begroting) met maar liefst 75% en bouwt de komende jaren nog verder af.

Verhoging van de uitgaven aan basic education van onder meer Australië en het Verenigd Koninkrijk kunnen die daling in de andere donorlanden niet compenseren. Ook de bijdragen aan het Global Partnership for Education kunnen die tekorten niet financieren. Het GPE heeft nu al ruim US $ 400 miljoen meer aan aanvragen voor onderwijssteun, dan het kan financieren.

De Nederlandse overheid ziet in de GPE een belangrijke rol weggelegd in een verantwoorde afbouw of overdracht van onderwijsprogramma’s die voorheen door Nederland werden gesteund. Getuige het GCE-rapport zal het GPE die rol niet kunnen waarmaken.  Extra zorgelijk vindt de GCE het, dat uit de analyse van toekomstige trends blijkt dat de internationale steun voor basisonderwijs zelfs nog verder kan dalen.

Duurzame financiering

Hoewel het recente rapport focust op internationale onderwijshulp, maakt de GCE zich ook sterk voor duurzame financiering van onderwijs. Ontwikkelingslanden zouden stijgende nationale inkomsten moeten aanwenden voor betere basisvoorzieningen voor iedereen. Internationale afspraken moeten voorkomen dat rechtmatige belastinginkomsten weglekken uit ontwikkelingslanden en regeringen kunnen ondersteuning vragen voor verbetering van hun belastingsystemen.

Volgens het Education Watch Report 2013 hielden de meeste ontwikkelingslanden zich wel aan de afspraken van 2000 en investeerden meer geld in onderwijs. In de lage inkomenslanden stegen de uitgaven voor onderwijs tussen 2000 en 2011 met gemiddeld 7% per jaar (UNESCO GMR 2012).  Volgens een analyse van GCE uit 2012 van de onderwijsbestedingen van 23 lageinkomenslanden, investeren zij gemiddeld 9,5 van hun onderwijsbudgetten in basic education.

Hoewel duurzame financiering van onderwijs het uiteindelijke doel moet zijn, biedt het vooralsnog geen oplossing voor acute problemen in de onderwijssector. Een aantal van de armste landen is voor de financiering van een goed onderwijssysteem nog steeds afhankelijk van externe hulp. Daarom is het belangrijk dat donorlanden zich aan hun toezeggingen en verplichtingen houden.

GCE-Internationaal  dringt aan op een wereldwijd actieplan om de financiering van basis- en lager voortgezet onderwijs voor alle kinderen zo snel mogelijk te garanderen.

Download het rapport via de website van GCE-Nederland