Partnerbericht

Anouk op huisbezoek

 

Voor Dokters van de Wereld ging ze zes maanden naar Choco, een van de meest arme provincies van Colombia. In de ondoordringbare jungle houden zich allerlei guerrillastrijders schuil, die het leven van de indianen onveilig en onrustig maken. Medische hulp is nauwelijks beschikbaar. Er zijn enkele ziekenhuizen en hulpposten in de regio, maar die zijn meestal ver weg, en duur. De bewoners van de jungledorpen moeten het vaak doen met de hulp die Anouk en haar team komt bieden. Een bijzonder avontuurlijke baan, voor een jonge dokter met hart voor slachtoffers van onbekende rampen. Ze woonde in Vigia del Fuerte, een ‘groot’ dorp in de regio. Daar had ze een kamer in het Dokters van de Wereldhuis waar ze in het weekend kon bijkomen. Boekje lezen, in de hangmat liggen, beetje schrijven. Voor het echte werk, het zien van patiënten, moest ze op pad naar jungledorpen. Bekijk hier het foto-album van Anouk.

Varen en lopen door de jungle, is dat niet teveel gedoe voor een gediplomeerd arts?
‘Nee! Ik genoot er ontzettend van wanneer we op pad gingen. Elke week weer, als we het bootje instapten, zat ik urenlang te genieten. De boot was volgepakt met materialen, stoelen, tafels, medicijnen en de rest van het team. Dat bestond meestal uit twee dokters, twee verpleegkundigen en een voedings- en een landbouwdeskundige. En nog de bootman en een soort stuurman, meestal iemand afkomstig uit de gemeenschap waar we heen gingen, die goed de weg wist en het vertrouwen had van de gemeenschap.’

Wanneer ze aankwamen bij een dorp werden ze meestal al opgewacht door de bevolking, zo’n uit dertig tot zeshonderd mensen per gehucht. Ze waren per brief al ingelicht over de komst (telefoon is er meestal niet), en stonden zich op de kant te verheugen op een verzetje. De school, meestal de grootste hut van het dorp, werd ingericht als onderzoeks- en leslokaal.

‘Meestal bleven we twee à drie dagen in een dorp, afhankelijk van de grootte ervan. We behandelden de spoedgevallen, deden zwangerschapscontroles, verzorgden ontwormingen en hielden de groei van de kinderen onder de vijf jaar bij. Vaak gaven we ook een voorlichtingsbijeenkomst, over heel basale onderwerpen als hygiëne, schoon water en gezonde voeding. En we probeerden bij de mensen thuis te kijken en te praten, zien hoe ze het zelf deden. Soms zagen we op een laatste ronde ineens nog een heel ziek iemand thuis liggen die ze niet gebracht hadden toen we om de ‘echt zieke mensen’ vroegen. Omdat hun idee over wat ziek is en wat spoed nodig heeft heel anders is. Dat moeten we ook leren van elkaar. Want wat is dan ziek volgens hun definitie?’

Elk dorp heeft een lokale contactpersoon, de promotor de salud − een gezondheidswerker, die de gezondheid in het dorp in de gaten houdt en ook zelf voorlichting geeft. ‘Meestal was dat een hij, de indianen zijn niet heel geëmancipeerd. Hij hielp bij het werk dat wij deden, organiseerde de voorlichtingsbijeenkomsten. Terwijl we aan het werk waren, legden we hem ook gelijk allerlei dingen uit. Je moet daarbij wel heel goed opletten hoe je dingen vertelt. Er is natuurlijk een taalbarrière, niet alle promotores spraken allemaal even goed Spaans. En ze leven op veel fronten op zó’n andere manier dan wij. Je moet dan niet vergeten dat ze dat al eeuwen hun manier is. Dus als je aankomt met "je moet water eerst koken voordat je het gaat drinken, je moet vaak je handen wassen", dan heeft het nogal wat overredingskracht en tijd nodig voordat ze dat in de praktijk gaan brengen. Dat heb ik wel geleerd deze maanden: gedragsverandering is het moeilijkste dat er is.’

Dokters van de Wereld bezocht het gebied voor het eerst in 2003, nadat er door gewapende conflicten enorme stromen vluchtelingen waren die nooit een dokter zagen. De situatie is nu redelijk rustig, maar mensen zijn nog steeds bang en op hun hoede. ‘Het is maar moeilijk te begrijpen waar het conflict over gaat. Er zijn drie strijdende partijen: het leger, FARC en andere rebellenbewegingen, en paramilitaire groeperingen. En het gaat waarschijnlijk om macht en drugs, en de handel in onder andere hout en palmolie. Er wordt altijd heel zacht over gepraat, in verdekte termen. Mensen leven heel erg op geruchten.

Het gebied waar wij zitten is grotendeels in handen van de FARC (Revolutionaire strijdkrachten van Colombia). FARC had ooit politieke idealen, maar wat daar van over is? De paramilitairen, ooit begonnen als verdedigingslegers van de grootgrondbezitters, zijn een aantal jaren geleden officieel allemaal ontwapend. Volgens de Colombiaanse politiek zijn het nu dus geen paramilitairen meer, maar gewoon criminele bendes. Maar in de volksmond worden het nog wel paramilitairen genoemd.’
‘Er is met name angst voor confrontaties tussen het leger en de rebellen. De mensen zijn bang dat wij het leger informeren dat er ergens in of dichtbij een dorp rebellen zitten, en dat ze daar gaan bombarderen. De indianen voelen zich een soort speelbal. Ze willen zich beschermd voelen door het leger, maar hun regio is in handen van de rebellen. Die leven soms zelfs in hun dorp. En dan worden ze door iedereen beschuldigd van medeplichtigheid.’

En daarin schuilt het belang van Anouks (blanke, blonde) aanwezigheid voor de junglebewoners. Want wanneer een boot met alleen zwartharige Colombiaanse medici komt aanvaren, wordt die met wantrouwen bekeken. Is dat de overheid, wat willen zij? Wordt dit contact met de ene partij straks weer afgestraft door de andere? Dokters van de Wereld kan zeggen: wij zijn een neutrale partij, wij komen uit Europa en hebben niets te maken met het Colombiaanse conflict. Een westerse arts in het team versterkt dat signaal. ‘Soms voelde je bij aankomst al het wantrouwen of een nare sfeer. Vooral in de dorpen waar dan net een gewapende groepering was. Dan vond ze het niet fijn dat we er waren. Dat was voor onszelf dan ook geen prettige omgeving. Dan deden we heel snel ons werk, het hoognodige en gingen snel weer weg.’

Als je voor Dokters van de Wereld gaat werken in zo’n gevaarlijke omgeving, krijg je tevoren een veiligheidsinstructie. ‘Over het conflict en hoe te reageren bij een bombardement. Als je aankomt in Bogota, de hoofdstad, moet je je melden bij de vreemdelingenpolitie en allemaal formulieren invullen. Ze nemen ook vingerafdrukken en vragen naar lichamelijke kenmerken. Dat geeft je wel een raar gevoel. En dan zegt de politie van Choco, waar ik me later ook moest melden, "Waarom ga je daar in godsnaam werken, dat is toch heel gevaarlijk?" In het begin vond ik het best wel eens spannend, alleen al door al die verhalen en registraties. Maar in de loop van de maanden zakt dat wel. Je leert dan op je teamgenoten te vertrouwen, die bijna allemaal uit de omgeving komen. En je de zin en onzin van gevaar leren.’

‘Ik heb wel last gehad van een dubbel gevoel: is het niet zinloos wat we hier doen? Hoeveel mensen bereik je hiermee, hoeveel mensen léren wat van wat wij ze vertellen, wat blijft er over wanneer wij hier weggaan? Natuurlijk is het nuttig, al is het misschien niet alleen om de zuiver medische redenen. De mensen daar, vergeven van medische hulp, hebben ook psychologische steun nodig, dat ze weten dat er iemand uit de ‘andere’ wereld aan hun denkt, ze niet vergeet. Bovendien: ik kan me zes maanden opvreten over het nut of onnut van mijn aanwezigheid, ik kan ook proberen te genieten. Dingen opstarten waarvan ik denkt dat het wél aanslaat. Werken daar is zo mooi en fascinerend, dat ik toch vooral heel erg blij ben geweest. Ik genoot ook erg van de manier van leven. ‘s Ochtends naar de rivier gaan om je te wassen en te zwemmen. De uren in de boot. En ik werd blij van bijeenkomsten waarbij mensen heel erg participeerden en geïnteresseerd waren. En van het werken met het team en wat we allemaal met elkaar meemaakten.’

Dokters van de Wereld streeft ernaar om na het bieden van eerste hulp in noodsituaties de lokale gezondheidszorg zo snel mogelijk weer zelfstandig te laten werken. Hoe lang ze nog actief blijven in dit deel van Colombia is nog niet bekend, daarom is het opleiden van de promotores ook zo belangrijk. ‘We organiseren bijeenkomsten voor de promotores uit de verschillende dorpen, zo’n tien of twintig tegelijk, en dan geven we drie dagen les over een bepaald thema, zoals hygiëne, de meest voorkomende aandoeningen bij kinderen en het herkennen van alarmsignalen, dus wanneer je mensen moet doorsturen. Dat is heel nuttig om te doen, en daar had ik nog wel langer voor willen blijven, om dat heel structureel aan te pakken.’

Nu is ze terug in de Hollandse werkelijkheid. En heeft een Mexicaanse arts haar werk in Colombia overgenomen. Maar ze gaat nog wel een keer terug, haar verloren hart daar opzoeken.