Een still uit de documentaire 'Terug naar eige land'
Opinie

‘Woede is juist blijk van ons idealisme’

In reacties op de documentaire Terug naar je eige land en de petitie voor een beter Kinderpardon, klinkt dat morele verontwaardiging het debat niet moet beïnvloeden. Maar verontwaardiging legt juist ons idealisme bloot, vindt rechtsfilosoof Nanda Oudejans.

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Vorige week lanceerde Tim Hofman zijn eerste #BOOS-documentaire: Terug naar je eige land. Net zoals de campagne Ze zijn al thuis, die De Goede Zaak eerder dit jaar op touw zette, en het Bethelkerkasiel dat een Armeens gezin in Den Haag momenteel geniet, laat Hofman de onmenselijke gevolgen van het zogenoemde Kinderpardon zien. Hij startte een petitie voor een verbetering van de Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen.

Volkskrant-columnist Bert Wagendorp ziet in dit politiek activisme de zoveelste hype rondom kinderen van asielzoekers waarin morele verontwaardiging botst met wetten, regels en verdragen. In de krant van afgelopen zaterdag schrijft hij:

‘Kenmerk van morele verontwaardiging is dat ze een redelijke discussie op basis van rationele argumenten meteen doodslaat. Wie voor dat laatste pleit, is per definitie fout en een harteloze klootzak. De moreel verontwaardigde heeft het heilige gelijk aan zijde; hij is niet zomaar verontwaardigd, maar op morele gronden – wie zal het wagen hem zijn gelijk te ontzeggen?’

Morele overwegingen, maar ook emoties zoals verontwaardiging en boosheid kunnen veranderingen in het politieke speelveld teweegbrengen

VVD-minister Cora van Nieuwenhuizen maakte een dag later morele overwegingen al evenzeer verdacht toen zij bevestigde dat Nemr – het negenjarig jongetje dat aan VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff vroeg waarom hij eigenlijk terug moest naar een onveilig Irak – door Hofman is gebruikt: “Het is kennelijk gedaan vanuit het oogpunt: het doel heiligt alle middelen.” Van Nieuwenhuizen vond het allemaal maar erg ongemakkelijk.

De moraal als verwijt – het is niet ongebruikelijk in het asieldebat. Wat Wagendorp (die overigens een ruimhartig Kinderpardon steunt) en Nieuwenhuizen echter negeren is dat de moraal ons een kritische buitenpositie biedt, van waaruit we de uitgangspunten van het huidige asielbeleid aan de kaak kunnen stellen. Morele overwegingen, maar ook emoties zoals verontwaardiging en boosheid kunnen veranderingen in het politieke speelveld teweegbrengen omdat we politieke besluiten of rechterlijke beslissingen niet langer stilzwijgend aannemen als noodzakelijk, maar op grond van nieuwe inzichten plots als onrecht zien. Bij het lezen van Wagendorps column flitste door mijn hoofd wat Salman Rushdie schreef over woede: woede is een blijk van ons idealisme – we zijn kwaad omdat we weten dat het niet zo zou moeten zijn.

Dat de uitsluiting van vluchtelingen onvermijdelijk is, wil nog niet zeggen dat het ook rechtvaardig is

Dat in het verhitte asieldebat morele verontwaardiging botst op wetten en regels is even onvermijdelijk als gezond. Het bieden van een eigen plek aan kwetsbare mensen en kinderen die in Nederland bescherming zoeken tegen oorlog en geweld is geen willekeurige waarde waar je het mee eens kunt zijn of niet. Het is een fundamentele waarde in onze geschiedenis en democratie. We lezen over het asielrecht bij de Griekse dichters, we komen het tegen in verhandelingen van de kerkvaders, en er is geen filosoof geweest in de moderne tijd die niet heeft gedacht over de ontvangst van vreemdelingen. De hamvraag is natuurlijk: hoe gaan we met deze fundamentele waarde om? Hoe bepalen we wie we willen beschermen en wie niet, welke voorwaarden we stellen aan langdurig verblijf en hoe de terugkeer wordt geregeld van mensen die geen recht hebben op verblijf?

Dit zijn politieke vragen waar de wetgever een antwoord op geeft door beleid te maken. De vreemdelingenwet, het asielbeleid en het Kinderpardon regelen hoe we vluchtelingen opvangen en ontvangen. Onze wetten maken het mogelijk dat vluchtelingen asiel kunnen aanvragen en verblijfsrecht kunnen krijgen. Maar wetten en beleid trekken onvermijdelijk ook een grens tussen wie mag blijven en wie niet. De insluiting van vluchtelingen die door onze wetten mogelijk wordt gemaakt gaat per definitie gepaard met uitsluiting. Maar dat die uitsluiting onvermijdelijk is, wil nog niet zeggen dat het ook rechtvaardig is.

Hoe we omgaan met vluchtelingen is daarom niet alleen een politieke maar ook een belangrijke ethische vraag. In zijn essay Over gastvrijheid schreef de Franse filosoof Jacques Derrida (1930 – 2004):

‘In zoverre ethisch handelen raakt aan ethos, dat wil zeggen aan de woning, de plek waar je thuis bent, je vertrouwde verblijfplaats en hoe je er leeft, hoe je je er verhoudt tot jezelf en anderen, anderen als getrouwen en als vreemdelingen, is ethiek gastvrijheid.’

Derrida bracht mij daarmee op het volgende inzicht. In onze omgang met vluchtelingen laten wij zien wie we zijn. Dat de negenjarige Nemr ons ongemakkelijk laat voelen is dus niet zo vreemd. Het is het begin van het ethisch besef: kunnen wij onszelf nog wel in de spiegel aankijken als we Nederlandse kinderen uitzetten uit het land waar ze thuis zijn, waar ze vriendjes hebben en naar school gaan, waar ze groot en zichzelf zijn geworden? Derrida wijst ons op het verschil tussen de wezenlijk waarde van asiel enerzijds en de werkelijkheid van recht en beleid anderzijds. Er is, zegt Derrida, een hogere ‘Wet van gastvrijheid’, die uitstijgt boven het door mensen gemaakte recht en beleid. Deze hogere Wet maakt ons alert op de uitsluiting en het onrecht die ons beleid onvermijdelijk produceert, en verlangt van ons dat we dit onrecht waar mogelijk verzachten. Deze hogere Wet doet ons beseffen dat we onvermijdelijk tekortschieten en falen en dat wij daarvoor verantwoordelijk zijn. Het is dan ook buitengewoon pijnlijk dat VVD-staatssecretaris Mark Harbers (Justitie en Veiligheid) vandaag in de Volkskrant over met uitzetting bedreigde gewortelde kinderen zegt: ‘Ik stel vast dat vooral aan de kant van de ouders iets misgaat.’

Kunnen wij onszelf nog wel in de spiegel aankijken als we kinderen uitzetten uit het land waar ze thuis zijn?

Wie met de bril van Derrida kijkt naar de morele verontwaardiging en woede over ons asielbeleid, ziet niet een groep burgers die stikt in het eigen heilige gelijk, maar een politiek activisme dat onrecht niet langer negeert. De kartrekkers van dit activisme leggen bloot dat ons asielbeleid nog altijd niet het belang van het kind tot uitgangspunt heeft gemaakt, zoals het Kinderrechtenverdrag verlangt. Ze uiten kritiek op het meewerkcriterium dat aan ouders van gewortelde kinderen wordt opgelegd waardoor bijna niemand in aanmerking komt voor het Kinderpardon, om vervolgens te verwijzen naar best practices uit het verleden, toen van dit criterium nog geen sprake was. En de activisten durven de wezenlijke vraag te stellen of een eigen land niet belangrijker is dan een land van oorsprong waar een kind nog nooit is geweest. Dit zijn stuk voor stuk redelijke argumenten die de kritische vraag opwerpen hoe ver de macht van de staat reikt om te bepalen wie mag blijven en wie vertrekken moet. ‘Waar het om gaat’, schrijft Derrida, is ‘hoe verandering en vooruitgang van het recht bewerkstelligd kunnen worden.’ Dat we boos zijn maakt ons niet onredelijk. We zijn boos omdat we weten dat het niet zo zou moeten zijn.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons