Helpt hulp? Die vraag is, zeker de afgelopen maanden, veelvuldig gesteld door media, politiek en burgers. Volgens het vandaag gepresenteerde rapport Minder pretentie, meer ambitie. Ontwikkelingshulp die verschil maakt, is er op deze vraag geen eenduidig antwoord te geven. ‘Dé hulp’ bestaat namelijk niet, en dat is ook een belangrijke conclusie van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).
Het rapport ‘Minder pretentie, meer ambitie. Ontwikkelingshulp die verschil maakt‘ werd vandaag gepresenteerd aan Minister voor Ontwikkelingssamenwerking Bert Koenders. De minister noemde het rapport interessant en “een constructieve bijdrage aan het debat over ontwikkelingssamenwerking”. Hij is echter kritisch over het oprichten van een speciale dienst als NLAID. |
Geen magic bullets
De ontwikkeling van een land wordt door veel verschillende factoren bepaald, zo stelt het rapport, en ontwikkelingshulp is er daar slechts één van. Het ontwikkelingstraject verschilt dan ook per land, waardoor een landenspecifieke aanpak vereist is. Er zijn geen magic bullets, terwijl het huidige globale beleid dat wel veronderstelt. Bovendien is het van belang om te kijken wat het doel is van een bepaald soort hulp: is het ontwikkeling, of is het bijvoorbeeld stabilisatie? Ook, zo wijst onderzoek uit, kan hulp hooguit een katalysator zijn voor ontwikkeling: het kan ontwikkeling versnellen of stimuleren – onder specifieke voorwaarden.
Maar boven alles moeten we onthouden: ontwikkeling kost tijd. De toenemende druk in de media en in de politiek om op korte termijn concrete resultaten te laten zien, beperkt tegelijkertijd investeringen die pas op lange termijn hun vruchten afwerpen. De WRR vraagt in dit rapport dan ook aandacht voor deze grotere, langetermijnproblemen en oplossingen. Veranderende internationale verhoudingen, met meer buitenlandse investeringen, vragen om een nieuwe aanpak. Ontwikkelingshulp moet meer gericht zijn op het zelfredzaam maken van landen en moet zich duidelijker oriënteren op grote mondiale vragen, zo stelt Minder pretentie, meer ambitie.
NLAID
Foto: Greenpeace |
Om dat te bereiken, stelt de WRR onder andere voor om een nieuwe organisatievorm in het leven te roepen: NLAID, naar het model van US Aid en het Britse DFID. In deze vorm ontstaan er ontwikkelingseenheden, met elk een eigen specialisatie en deskundigheid. Zo zal er meer samenhang (coherentie) ontstaan in het beleid en zal de versplintering van de hulp verminderen. Nu heeft een doorsnee ontwikkelingsland bijvoorbeeld met 33 ngo’s te maken – dat moet minder in de toekomst. NLAID heeft ook consequenties voor het medefinancieringsstelsel dat nu gebruikt wordt. Momenteel ontvangen zuidelijke ngo’s geld via westerse ngo’s. De westerse ngo’s zijn daarbij vaak aanwezig in een groot aantal landen, met relatief kleine projecten. In de toekomst zullen de zuidelijke ngo’s direct aangestuurd kunnen worden door NLAID.
Gedragscode voor particulier initiatief Een groeiend aantal mensen wil graag zelf ‘iets goeds doen’. Het rapport stelt echter dat de overheid moet voorkomen dat Afrika een ‘speeltuin wordt van onverantwoord hobbyisme’. Dit soort ontwikkelingswerk valt volgens de WRR niet onder structurele hulp, maar is meer een vorm van humanitaire hulp. Hierop zou het do no harm beginsel van toepassing moeten zijn: burgers moeten niet alleen beseffen dat hun interventies onbedoeld schadelijke gevolgen kunnen hebben, ze moeten ook proberen die te voorkomen. Een gedragscode lijkt volgens de Raad dan ook een minimale vereiste. |
De WRR benadrukt het belang van mondiale publieke goederen en het beheren daarvan. Voorbeelden van deze goederen zijn financiële stabiliteit, klimaatbeleid en het uitbannen van besmettelijke ziektes. De zorg voor deze mondiale goederen is van belang voor zowel rijke als arme landen. Om dat te bereiken is een herstructurering van het hulpbeleid nodig, waarbij bijvoorbeeld ook wordt ingezet op de rol van het bedrijfsleven en de diaspora. Een ander belangrijk uitgangspunt is specialiseren en concentreren. Met specialiseren bedoelt men het focussen op terreinen waar Nederland goed in is of goed in wil zijn, zoals landbouw, water, maar ook versterking van civil society of de rechtstaat. En met concentreren doelt het rapport op het beperken van het aantal landen waar de hulp heen gaat. De landen waar Nederland hulp aan zal geven, zullen dan voornamelijk in Afrika liggen.
0,7 procent norm los
Ten slotte pleit het rapport voor het loslaten van de fixatie op het getal 0,7, het percentage van het nationaal inkomen dat Nederland aan ontwikkelingshulp uitgeeft. Dat cijfer kan beter vervangen worden door een getal waarin ook tot uitdrukking komt wat Nederland doet op andere terreinen die ontwikkelingsrelevant zijn, zoals dus de zorg voor mondiale publieke goederen. Ontwikkelingshulp moet en kan op die manier een rol spelen bij het tot stand brengen van verantwoorde duurzame globalisering.
Vijf aanbevelingen uit het rapport: 1. Landenspecifieke organisatie van de hulp, met als basis goede landenanalyses 2. Professionelere organisatie, met NLAID als uitgangspunt. 3. Er moet meer geïnvesteerd worden in kennisontwikkeling. 4. Er moet continue reflectie plaatsvinden op de effecten van hulp in ontwikkelingslanden. 5. Nederland moet specialiseren en concentreren. |