Op dezelfde voet voortgaan met onze levensstijl is geen optie. We hebben een wereldwijd partnerschap nodig om de wereld te redden. Die oproep deed de voormalige Duitse president Horst Köhler tijdens de Jos van Gennip-lezing vorige week.
De verschillen tussen rijk en arm worden steeds groter, aldus Köhler, ook voormalig IMF-chef en lid van het High Level Panel dat Ban Ki-moon over het vervolg op de millenniumdoelen moest adviseren. Uit een Oxfam-rapport van vorige week bleek dat de rijkste 85 ter wereld evenveel bezitten als de armste helft. In onze informatiemaatschappij is dit soort ongelijkheid onhoudbaar: meer mensen (6 miljard) gebruiken een mobiele telefoon dan een toilet (4,5 miljard). En als 1129 mensen sterven in een instortende kledingfabriek in Bangladesh, gaan de beelden van de slachtoffers de hele wereld over.
Daarnaast brengt de wereldwijde groei van de middenklasse ontwrichtende problemen als opwarming van de aarde, en water- en voedselschaarste met zich mee. De wereld is, zo citeerde Köhler de filosoof Jurgen Habermas, ‘een onvrijwillige gemeenschap van gedeelde risico’s’ geworden.
Stokpaardje
Het vervolg op de millenniumdoelen, die zich vooral op ontwikkelingslanden richten, moet daarom een wereldomspannende opdracht worden. Het High Level Panel identificeerde vijf noodzakelijke veranderingen (waaronder concentreren op duurzame ontwikkeling, banen scheppen en ongelijkheid tegengaan), waarvan de vijfde Köhlers stokpaardje is: een nieuw wereldwijd partnerschap smeden.
Binnen het Panel leidde dat tot enig misverstand. Unilever-topman Paul Polman, ook Panellid, sprak over partnerschappen, meervoud dus, tussen overheid, private sector en ngo’s, om de armoede en ongelijkheid aan te pakken. Maar voor Köhler is partnerschap een principe, gebaseerd op een nieuw idee van mondiale solidariteit.
Ingrijpen
Dat is geen utopie, of naief idealisme, voegde hij meteen toe, maar een vorm van Realpolitik, de enige uitweg uit de mondiale problemen. Het vereist wel dat er politiek het nodige verandert. “Onze politiek, in Duitsland, Europa en wereldwijd, is nog steeds gebaseerd op een politiek begrip van de wereld dat ver van de realiteit is verwijderd.”
Zo doen staten nog steeds of ze binnen hun territorium volledig in controle zijn, terwijl de natiestaat al behoorlijk ondergraven wordt – door open markten en open technologieën, maar ook grensoverschrijdende crises rond klimaat, migratie en pandemieën. Köhler wil de natiestaat niet afschaffen, maar ondersteunt het idee van ‘soevereiniteit als verantwoordelijkheid’. Alleen staten die de fundamentele rechten van hun burgers respecteren en beschermen, kunnen volledige soevereiniteit uitoefenen. Beschermen ze hun burgers niet, dan rust die verantwoordelijkheid bij de internationale gemeenschap die in het ergste geval mag ingrijpen. Van Köhler mag het idee van soevereiniteit als verantwoordelijkheid ook gelden voor de verplichtingen van een staat tegenover de internationale gemeenschap. Dat geldt bijvoorbeeld als een staat onvoldoende werk maakt van terugdringing van de CO2-uitstoot. “De oude logica van soevereiniteit als blanco cheque voor natiestaten mag daarbij ook niet meer gelden.”
Eigen riemen
Helaas is er geen geloofwaardige wereldregering die dit soort taken over kan nemen en de oplossing voor mondiale problemen zal altijd in een samenspel tussen nationale overheden en de internationale gemeenschap plaats moeten vinden. “We zitten allemaal al een tijd lang in dezelfde roeiboot. Maar velen in die boot zijn zo bezig met hun eigen riemen, dat ze het lek in het midden van de boot niet opmerken.” En dat terwijl nationaal belang een achterhaald begrip is. “De winnaars en verliezers bij beslissingen zijn niet hele staten of volken maar specifieke groepen of industrietakken binnen deze staten. En de meeste belangenconflicten zijn niet tussen ‘wij en zij’, maar tussen ons en onze kleinkinderen, tussen korte en langetermijnbelangen.”
Het wereldwijde partnerschap waarin Köhler gelooft moet meer dan zijn een door de omstandigheden afgedwongen gemeenschappelijk belang. Het moet rusten op gedeelde, in de wereldgodsdiensten verankerde, waarden van menselijkheid en wederkerigheid en de bereidheid je opvattingen in de praktijk te brengen. Maar met voorbeelden als Guantanamo Bay en Lampedusa heeft het Westen behoorlijk wat boter op het hoofd. “Ik doel ook op onze niet-duurzame levensstijl. Als we Kant’s categorische imperatief op onze tijd toepassen: leef zo dat je levensstijl overgenomen kan worden door alle mensen op deze planeet. De werkelijkheid is dat er vier liter water nodig is voor een literfles water en 2700 liter water om een chocoladereep te maken. Dat moet indruisen tegen ons rechtvaardigheidsgevoel, als je tegelijkertijd weet dat 1 miljard mensen geen veilig drinkwater hebben.”
Rijkste man
Minister Lilianne Ploumen, gevraagd als referent, ging in haar reactie vooral in op de toenemende ongelijkheid die Köhler signaleerde. Ze is optimistisch over de aanpak daarvan en illustreerde dat aan haar eigen familiegeschiedenis. “Mijn oma van moeder’s kant groeide op in een gezin van twaalf kinderen. Ze hadden het niet breed, en enkele kinderen werden naar het klooster gestuurd. Ik vlieg straks naar Davos, om daar op uitnodiging van de rijkste man ter wereld (Bill Gates, red.) over de bestrijding van ongelijkheid te praten.” Ze bespeurt een nieuw besef van verbondenheid in de mondiale middenklasse, en toenemende empathie met de slachtoffers van globalisering. “Op heel veel mensen hebben de beelden van de elkaar omklemmende man en vrouw die stierven onder het puin van Rana Plaza diepe indruk gemaakt. De lezers van Trouw kozen ‘m tot foto van het jaar.”
Ze waarschuwde wel dat het vervolg op de millenniumdoelen ‘tot nu toe te veel een agenda is van mensen zoals wij’. “We moeten mensen inzichtelijk maken wat ze zelf kunnen doen, en ze helpen deel van de oplossing te worden.”