‘Wij waren voor de Arabische eenheid, maar de Turken wonnen’

Zola Can en Zara Toksöz brengen via persoonlijke verhalen de diversiteit binnen de Turkse samenleving aan het licht. De Arabische alawitische minderheid in de zuidelijke grensprovincie Hatay heeft een turbulent, maar weinig bekend verleden. Voor de alawitische bewoners van de stad Samandag, aan de kust van Hatay, blaast de burgeroorlog in het nabijgelegen Syrië oude trauma’s nieuw leven in.

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
“Bonjour”, zeggen we tegen de oude man die net buiten het centrum van Samandag op een veranda tussen de boomgaarden zit. Zijn ogen lichten op, hij antwoordt vrolijk: “Bonjour, bonjour!” Oom Yusuf – zoals iedereen hem noemt – is minstens 95 jaar oud en hoort bij de grote Arabisch alawitische gemeenschap van Hatay. Ze zijn lang onderdrukt; onder de Ottomanen leidden ze eeuwen een teruggetrokken bestaan in de bergen van wat tegenwoordig Syrië is. Later werkten ze veelal op het land van grootgrondbezitters. “We werden lange tijd felah genoemd”, vertelt Yusuf. ‘’Een denigrerende term die letterlijk ‘boeren die het land ploegen’ betekent.”

Met het uiteenvallen van het Ottomaanse Rijk kreeg Frankrijk een mandaat over het gebied. Yusuf herinnert zich zijn kindertijd onder de Fransen nog goed. “Ik ben drie jaar lang naar een Franse school gegaan. Daar had ik vriendjes met ‘buitenlandse’ namen zoals Andreus en Nicola. De meesten waren Armeens, er zaten in die tijd geen Turken op mijn school.” Frankrijk was niet het enige land dat zijn zinnen had gezet op het strategisch gelegen kustgebied: de kersverse natiestaten Syrië en Turkije aasden ook op de regio.

Alawieten
Alawieten vormen een religieuze gemeenschap waarvan de oorsprong in Irak ligt. Hun geloof is een afsplitsing van de sjiitische islam, waarin de neef van de profeet Mohammed, Ali ibn Abi Talib, een centrale rol heeft. De grootste groep alawieten in Turkije woont in Hatay; rond de 700.000 personen. In Syrië vormt de gemeenschap, waar ook president Bashar al-Assad deel van uitmaakt, tegenwoordig twaalf procent van de totale bevolking. In Turkije is alevi de overkoepelende benaming voor Turkse en Koerdische alevieten en Arabische alawieten. Belangrijk voor alle alevi is hun geschiedenis van onderdrukking onder soennitische autoriteiten.

‘Wij alevieten buigen niet zomaar’

Nieuwe grenzen

In 1938 vond een referendum plaats over de vraag onder welke natie de regio in de toekomst zou vallen. De alawieten waren sterk verdeeld tussen de Syrische nationalisten en de Turkse Kemalisten. Waar de Syriërs inspeelden op de Arabische etniciteit van de groep, ontkenden de Kemalisten die Arabische oorsprong. Zij stelden dat alawieten afstammelingen waren van de voorouders van het Turkse ras en daarmee ‘echte’ Turken. Yusuf reageert na een korte stilte: “We verloren. Wij waren voor de Arabische eenheid, maar de Turken wonnen. We zijn Arabieren, mijn opa heeft nooit een andere taal gesproken dan Arabisch.”
Zo kwam het gebied in 1939 in Turkse handen. De nieuwe grens verdeelde niet alleen het land, maar ook gemeenschappen en zelfs families. “Een groot deel van mijn familie woonde op Syrisch grondgebied. Gelukkig konden we ze regelmatig opzoeken. Eerst was dat makkelijk, maar later, toen de grens strenger bewaakt werd deden we dat illegaal. In Syrië zongen de mensen liederen voor ons en ze droegen de mooiste Arabische gedichten voor.” Yusufs Arabische woorden rijmen plotseling en zijn stem kraakt; eerst valt het nauwelijks op, maar de oude man zingt. Het is een oud lied over de Syrische onafhankelijkheid, gericht tegen de Franse overheersing.

Mijn opa heeft drie jaar lang voor de Fransen gewerkt, zonder er ook maar iets voor terug te krijgen!

We verlaten Yusufs huis en rijden tussen de mandarijnbomen naar Huseyin (77). Hij kan ons meer vertellen over de Franse overheersing. We ontmoeten hem voor zijn winkeltje annex benzinestation: een kleine, vrolijk ogende man. Huseyin is door zijn opa en moeder opgevoed. “Mijn opa vertelde vaak verhalen over vroeger, waaronder dat van de Fransman op zijn paard. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zond de Ottomaanse overheid mijn opa uit naar Jemen. Hij raakte daar gewond en werd naar huis gestuurd. Niet veel later namen de Fransen dit gebied over. Een Franse commandant te paard kwam mijn opa tegen en vroeg, ‘Wat doe jij als jongeman hier?’ Toen hij vertelde dat hij van het front was teruggestuurd, vroeg de Fransman om zijn papieren. Mijn opa overhandigde ze, waarop de Fransman die in zijn laars stopte en zei: ‘Zolang ik hier met mijn mannen ben, ga jij voor onze paarden zorgen.’” Huseyin zet zijn zonnebril recht en vervolgt op geërgerde toon: “Mijn opa heeft drie jaar lang voor de Fransen gewerkt, zonder er ook maar iets voor terug te krijgen!”

Turkificering

Toen de Kemalisten in de regio aan de macht kwamen, werden de Arabische alawieten, net als de rest van de Republiek, meegenomen in het proces van Turkificering. De Kemalisten wilden van de gemeenschap ‘echte’ Turken maken, met dezelfde rechten als andere Turkse burgers. Dat gaf de alawieten voor het eerst bescherming tegen religieuze onderdrukking. Tegelijkertijd betekende het ook dat ze hun alawitische tradities en de Arabische taal moesten opgeven.

Prominent in de Turkificering was de taal. Wat dit in de praktijk betekende voor de Arabische alawieten vertelt Nesibe (77), Yusufs dochter. “Ik ging in 1947 voor het eerst naar school. Toentertijd lieten ze meisjes niet naar school gaan, maar mijn vader was anders dan de rest. Hij is een zachtaardige man, hij kamde onze haren en wilde dat wij naar school gingen. Thuis spraken we Arabisch, maar de lessen op school waren allemaal in het Turks. Dat was moeilijk voor ons; we kregen vaak straf van de Turkse leraren. We moesten een paar cent boete betalen, telkens wanneer we Arabisch spraken in plaats van Turks. Na groep drie wilde ik niet meer naar school. De taal kostte me te veel moeite en ik kwam elke dag huilend thuis. Ik stopte en ging mijn moeder in de huishouding helpen.” Met gepaste trots besluit ze: “Als oudste dochter heb ik geholpen met de opvoeding van mijn veertien broertjes en zusjes; geen gemakkelijke taak.”

We spreken Nesibe in de tuin van de mooie villa van een van haar zoons in Mizrakli, een dorp vlakbij Samandag. Terwijl ze met een lange stok de kippen in de tuin op afstand probeert te houden, vervolgt ze: “Toch hebben we het lang goed gehad onder de Turken. Mijn zoons hebben hier een goed leven kunnen opbouwen en met de normen en waarden van de Turkse staat waren we lang tevreden. Maar dat is aan het veranderen. Sinds de grens met Syrië dicht is, kunnen we onze mandarijnen niet meer verkopen. Al vier jaar hebben we ze niet geplukt. We verliezen ons vertrouwen in de overheid, we zijn ook angstig geworden.”

Syrische burgeroorlog

“Die angst heeft veel te maken met de Syrische burgeroorlog die zich zestig kilometer verderop afspeelt”, zegt Ahmet, een shih (alawitische religieus leider) en tevens eigenaar van een meubelwinkel in het centrum van Samandag. We zitten op een roze met goud gekleurde leren bank in zijn zaak. Ahmet noemt zichzelf een moderne shih. “Zoals je ziet lijk ik niet op de ouderwetse shihs met hun lange baarden, hoeden en ruimvallende kleding. Ik ben meer van het volk. Ik hou ervan om met mijn vrouw naar de bioscoop te gaan en samen te dansen. Andere shihs doen dat niet, zij leiden een zo sober mogelijk bestaan.”

Door de politiek van Turkificering hebben we veel tradities verloren

“De oorlog heeft bij ons alawieten een oude angst nieuw leven ingeblazen”, vervolgt Ahmet. “Onder Atatürk was er eindelijk iets dat ons beschermde tegen religieuze onderdrukking: het secularisme. Voor het eerst hadden we een gelijkwaardige positie, we waren niet langer tweederangsburgers. In de praktijk zaten daar ook haken en ogen aan. Ik herinner me de bruiloft van mijn broer in de jaren ’80. Er stond Arabische muziek op en iedereen was aan het dansen. Opeens kwam de politie. ‘Of jullie stoppen deze muziek of we nemen de bruid en bruidegom mee’, dreigden ze. Door de politiek van Turkificering hebben we veel tradities verloren, onze kinderen spreken nog nauwelijks Arabisch. Toch bracht het ons ook veiligheid; in de eeuwen daarvoor hadden we steevast te kampen met geweld en onderdrukking. Steeds weer moest onze gemeenschap vluchten en zich schuilhouden.’’

Onder de bewoners van Samandag is de angst voor de komst van jihadisten uit Syrië duidelijk merkbaar. Verhalen doen de ronde over Syrische vluchtelingen die alawieten op straat met de dood zouden hebben bedreigd. Oude religieuze teksten waarin alawieten veroordeeld worden als ketters en vijanden van de islam versterken deze angst. Zo zijn de eeuwenoude fatwa’s*, opgeschreven door de invloedrijke islam geleerde Ibn Taymiyya, van grote invloed op het gedachtegoed van hedendaagse jihadistische groeperingen. Een aantal regels uit zo’n fatwa: De alawieten stammen af van de ergste ketters, geleid door de duivel […] hun strijders moeten worden gedood en hun eigendommen geconfisqueerd. Zij die hen op een zijspoor brengen, moeten ter dood gebracht worden, ook al tonen zij spijt.**

Naast de vrees voor het overwaaien van geweld vanuit Syrië, zijn de alawieten achterdochtig over de manier waarop Turkije zich in de Syrische burgeroorlog mengt. Er is steeds meer bewijs dat de regering extremistische groepen – zoals het aan Al-Qaida gelieerde Jabhat al-Nusra – hulp biedt. De alawieten maken zich daar grote zorgen over. Zij voelen zich allesbehalve gehoord door de Turkse overheid. Voorheen was er onder alawieten in Turkije weinig affiniteit met het Syrische regime. De recente ontwikkelingen brengen daar verandering in; uit angst lijkt de gemeenschap partij te willen kiezen in het conflict aan de andere kant van de grens.

Ook Huseyin vertelt daarover. Een paar honderd meter van zijn benzinestation ligt het strand waar je ’s avonds de lichtjes van een overzees Syrisch stadje kunt zien. “Syrië leek vroeger ver weg. Het enige dat me met dat land verbond, was de radio: ik luisterde naar Syrische zenders om Arabische liedjes te horen. De grens werd in die tijd zo streng bewaakt dat het zelfs verboden was om bij de zee te komen. Maar sinds de oorlog is er kans dat de problemen van daar hier naartoe komen. In die zin voelt Syrië nu erg dichtbij. Iedereen hier is bang voor wat ons eventueel te wachten staat. Mensen slaan voorraden in voor moeilijkere tijden. Zelf heb ik geld gespaard om in geval van nood een paar jaar ergens anders te kunnen doorbrengen.”

Tegenwoordig luister ik niet alleen naar Arabische liedjes, maar volg ik de oorlog in Syrië op de voet

Na ons gesprek krijgen we een rondleiding door Huseyins huis aan de overkant van de straat. De televisie staat op een Syrische staatszender. “Tegenwoordig luister ik niet alleen naar Arabische liedjes, maar volg ik de oorlog in Syrië op de voet.” Op de tv zien we de Syrische president Assad verschijnen. Huseyin luistert even naar diens toespraak en stelt vast: “Het is zonde dat die oorlog ons tot dit punt heeft gebracht, maar onze enige hoop is nu dat hij niet verliest. Mijn innige wens is dat wij alawieten niet vernietigd worden en dat ik mijn leventje hier gewoon kan voortzetten, met mijn winkeltje en mijn kippen waarmee ik af en toe in de tuin stoei.”
* Een fatwa is een islamitische juridische uitspraak, een advies, uitgevaardigd door een deskundige op het gebied van islamitisch religieuze wetgeving.

** Citaat vrij vertaald uit: Friedman, Y. (2005). Ibn Taymiyya’s Fatāwā against the Nuṣayrī-ʿAlawī Sect. Der Islam, 82 (2), pagina: 357-358.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons