Beeld: Hedy Tjin

Waarom gaan racisten in Nederland zo vaak vrijuit?

Op 2 november doet de rechter uitspraak in de zaak-Gargard. Dat is uitzonderlijk: in 2019 leidde nog geen 2 procent van de discriminatiemeldingen tot een rechtszaak. Hoe kan het dat iets wat bij wet verboden is, zo vaak onbestraft blijft?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Geert Wilders is nooit veroordeeld voor het aanzetten tot haat vanwege zijn uitspraken over de islam. Voor de speech waarin hij zijn volgers beloofde ‘minder Marokkanen’ te ‘gaan regelen’ is hij in september wel veroordeeld voor groepsbelediging, maar hij kreeg geen straf. Hij betaalt namelijk persoonlijk (met zijn beveiliging) al jaren een hoge prijs voor het uitdragen van zijn mening, aldus het Gerechtshof Den Haag begin september.

Succesvol racisme bevechten voor de rechter is extreem ingewikkeld

Nederland heeft geen sterke traditie van discriminatiebestrijding via het strafrecht. Er komen maar weinig van dat soort zaken voor de rechter. Al in 2006 stelden Kamerleden hier vragen over: werd de strafrechtelijke discriminatiewetgeving wel voldoende gehandhaafd? Het jaar erop publiceerde het Wetenschappelijk Onderzoekscentrum Dienst Criminaliteit (WODC) een dik onderzoeksrapport getiteld ‘Strafbare Criminaliteit’. De belangrijkste conclusie luidde dat ‘het concept discriminatiecriminaliteit diffuus en onhelder is en dat dit gegeven weerspiegelt in de rechtspraktijk’. Oftewel: succesvol racisme bevechten voor de rechter is extreem ingewikkeld.

Racisme aanvechten in de rechtszaal

Het roept de vraag op of het strafrechtelijk bevechten van discriminatie wel ‘de moeite waard is’. Die vraag kan natuurlijk alleen worden beantwoord door iemand die bereid is de pijn, moeite en financiële lasten te dragen die komen kijken bij het aanvechten van racisme. Om door te zetten tot de rechtbank is op zichzelf al een enorme stap, want van de 5487 discriminatiemeldingen die de politie in 2019 registreerde, kwam nog geen 5 procent bij het OM terecht. En daarvan leidde maar een derde deel (29 procent) tot een rechtszaak (over dat laatste later meer).

Het is pijnlijk eraan herinnerd te worden dat het systeem niet altijd voor jou werkt

Als de weg naar de rechter dan ook nog onverwachte kronkels kent, maakt dat het proces nog frustrerender. ‘Het is pijnlijk eraan herinnerd te worden dat het systeem niet altijd voor jou werkt. En je, zelfs als je alle regels volgt, nog steeds 1-0 achterstaat’, schreef journalist Clarice Gargard eind september in haar NRC-column. Na ruim twee jaar een zaak te hebben voorbereid tegen 25 mensen die haar racistische berichten hadden gestuurd, hoorde zij op de ochtend van het proces plots dat officier van justitie Jacobien Vreekamp van de zaak was gehaald (zie kader).

‘Paniekvoetbal’, noemde NRC-commentator en rechtbankverslaggever Folkert Jensma de beslissing in de podcast NRC Vandaag. De officiële verklaring van het OM luidde dat men wilde voorkomen dat de aandacht voor Vreekamp ten koste zou gaan voor de inhoudelijke aandacht voor de zaak. Die aandacht voor Vreekamp kwam er doordat zij in dezelfde week ook van de zaak tegen rapper en theatermaker Akwasi af was gehaald.

Akwasi betuigde spijt van zijn uitspraken tijdens de grote antiracismedemonstratie op 1 juni op de Dam, waarna het OM de zaak seponeerde – met Vreekamps handtekening. Onder meer PVV-leider Geert Wilders en CDA-Kamerlid Chris van der Kamp betwistten daarop haar onafhankelijkheid. Omdat Vreekamp tot juli 2020 ook in het bestuur van het Meldpunt Discriminatie voor de regio Amsterdam zat, net als een bestuurslid van Kick Out Zwarte Piet, leek het er eerder op dat het OM Vreekamp van de zaak-Gargard had gehaald om de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen.

De zaak-Gargard

In 2018 deed journalist Clarice Gargard aangifte van zevenduizend racistische reacties die ze ontving op een video van een Sinterklaasintocht die ze had gedeeld, waarop anti-zwartepietbetogers te zien waren. De aard van de reacties was zo ernstig dat het Openbaar Ministerie (OM) besloot over te gaan tot vervolging van 25 verdachten. Zo wilde het OM een statement maken: je kan niet zomaar alles zeggen online.

Maar op de ochtend van de zitting werd Gargard geconfronteerd met een ongehoorde wending: de officier van justitie die het proces tegen de 25 verdachten leidde, Jacobien Vreekamp, werd plots van de zaak gehaald. Twee jaar waren Gargard en haar advocaat Sidney Smeets bezig met de voorbereiding. Vreekamps collega Paul Velleman, die eerder de zaken leidde tegen de bedreigers van Sylvana Simons (2017) en Quinsy Gario (2018), verving haar. Tot onvrede van Gargard en Smeets, die erop wezen dat een officier zich niet van de ene op de andere dag in een complex dossier kan inlezen.

Storm van kritiek

Vreekamps verwijdering leidde tot een storm van kritiek. ‘Dit is wederom een voorbeeld van het institutioneel racisme waar we ons als samenleving de afgelopen tijd massaal over hebben uitgesproken’, schreven de initiatiefnemers van een petitie die vroeg om herstel van het strafproces. ‘Er is een krachtig signaal aan het College van Procureurs Generaal (landelijke leiding van het OM) nodig voor gerechtigheid.’

Het OM moedigt officieren van justitie aan om nevenfuncties te vervullen die in het verlengde van hun expertise liggen

Gargards steunbetuigers zijn van mening dat het besluit om Vreekamp van de zaak te halen enkel politiek gemotiveerd is. Van eventuele ‘partijdigheid’ van Vreekamp als officier zou alleen sprake zijn als de officier (of rechter) een bijzondere relatie – bijvoorbeeld een familieband, vriendschap of economisch belang – met het slachtoffer heeft die ervoor zorgt dat hij of zij de zaak niet eerlijk kan beoordelen. Bij het Meldpunt Discriminatie deed Vreekamp in haar vrije tijd wat ze ook betaald doet: racisme bestrijden. En racisme, of beter gezegd discriminatie op grond van herkomst, is nu eenmaal bij wet verboden.

Een officier die zich buiten haar werkuren met haar expertisegebied bezighoudt ‘partijdigheid’ verwijten, is vergelijkbaar met een rechter die een misbruikzaak beoordeelt, partijdigheid verwijten omdat hij of zij ook sporadisch bij de Kindertelefoon werkt. Het OM moedigt officieren van justitie zelfs aan om nevenfuncties te vervullen die in het verlengde van hun expertise liggen.

Vreekamp is (net als Velleman) expert op het gebied van discriminatie in het arrondissement Amsterdam. Daarom is het ook niet vreemd dat Vreekamp beide zaken deed: er zijn maar een paar officiers in de regio met zo’n expertisegebied.

Gediscrimineerd, en dan?

Wie wordt gediscrimineerd, kan dat in Nederland bij verschillende instanties melden: een gemeentelijk antidiscriminatiebureau, het (landelijke) Meldpunt Discriminatie, de Commissie Gelijke Behandeling, de Discriminatie Meldlijn, het Meldpunt Internet Discriminatie, het College voor de Rechten van de Mens of de politie.

Discriminatie hoeft niet te worden bewezen: het is geen onderdeel van de delictsomschrijving

Als je discriminatie wil bevechten voor de rechter, moet je aangifte doen bij de politie. Het verbod op groepsbelediging en het aanzetten tot haat, discriminatie en geweld zijn namelijk overtredingen uit het wetboek van Strafrecht1. Denkt de politie dat je zaak voldoende kansrijk is, dan neemt die je aangifte aan en komt het discriminerende feit binnen bij het OM. Als de officier van justitie die de zaak in eerste instantie toetst ook overtuigd is van de strafbaarheid en bewijsbaarheid van het discriminerende feit, dan besluit het OM over te gaan tot vervolging.

Daar komt bij dat etniciteit of kleur ook bij andere strafbare feiten, zoals mishandeling of bedreiging, soms een rol speelt in de motieven van daders. Die feiten worden ‘commune feiten met een discriminatieaspect’ (codis-feiten) genoemd. In zaken waarin daarvan sprake is, hoeft discriminatie niet te worden bewezen, omdat het geen onderdeel is van de delictsomschrijving (dat is bijvoorbeeld ‘gewone mishandeling’). In die gevallen kan de rechter wel een hogere straf opleggen mits het OM discriminatie heeft opgevoerd als strafverzwarende omstandigheid. In dat geval kan de straf tot twee keer zo hoog zijn.

Vervolgen of niet vervolgen

Als aangifte wordt gedaan van discriminatie die bewijsbaar en strafbaar is, móet justitie tot vervolging overgaan mits vervolging de beste manier is om de zaak af te handelen. Dat staat in de ‘Aanwijzing Discriminatie’ die sinds 1 januari 2019 geldt. Om te beoordelen of discriminatie strafbaar en bewijsbaar is, weegt het OM de racistische uitlatingen af tegen de vrijheid van meningsuiting, de godsdienstvrijheid en de vrijheid van artistieke expressie van degene die de uitlatingen heeft gedaan.

Het OM weegt racistische uitlatingen af tegen godsdienstvrijheid

Zo noemde het OM de publicatie van de Nashville-verklaring in het Reformatorisch Dagblad afgelopen jaar (waarin homoseksualiteit, transgenderidentiteiten en het huwelijk voor mensen van hetzelfde geslacht worden afgekeurd) niet discriminerend, maar vallend onder de vrijheid van godsdienst. De uitlatingen in de verklaring hielden, aldus het OM, rechtstreeks verband met de geloofsovertuiging van degenen die de verklaring ondersteunden, onder wie SGP-leider Kees van der Staaij.

Als een gesprek tussen dader en slachtoffer al voor genoegdoening heeft gezorgd, of als de dader spijt heeft betuigd (zoals in het geval van Akwasi), dan zijn er beter passende methodes om een zaak af te doen. Als iemand al leed heeft ondervonden van zijn of haar acties of zelf berouw toont, valt het doel van leedtoevoeging in een straf (vaak deels) weg.

In dat geval ligt het meer voor de hand om niet te vervolgen (oftewel te seponeren), of een milde taakstraf of boete op te leggen. In een eerdere zaak tegen Geert Wilders, uit 2007, besloot het OM ook dat vervolging niet de juiste weg was omdat zijn uitspraken over Marokkaanse Nederlanders te zeer onderdeel werden geacht van het ‘lopende maatschappelijke debat over immigratie en integratie’.

Voor dat oordeel werd het OM overigens later wel op de vingers getikt door het Hof Amsterdam, dat in januari 2009 tot de conclusie kwam dat Wilders wél vervolgd had moeten worden. Dat gebeurde, al werd Wilders ook in tweede instantie vrijgesproken van groepsbelediging en haat zaaien.

Aangifte doen is nog geen vervolging

Vervolging volgt dus lang niet altijd op een aangifte. In 2019 registreerde de politie in totaal 5487 discriminatie-incidenten. Daarvan kwam maar 5 procent in de administratie van het Openbaar Ministerie terecht (123 specifieke discriminatiefeiten en 221 strafbare feiten waarin discriminatie een rol speelt ofwel codis-feiten). In beide gevallen was ‘ras’ de belangrijkste discriminatiegrond (resp. 41 en 59 procent).

In 2019 kwam maar 5 procent van discriminatie-incidenten bij het OM terecht

Al doet het OM sinds 2015 aan ‘beleidsintensivering’ om ervoor te zorgen dat een ‘discriminatieaspect’ vaker wordt meegewogen in een gewone strafzaak; afgaand op de cijfers verandert er nog weinig. Er lijkt zelfs sprake te zijn van een daling van het aantal specifieke discriminatiefeiten dat bij het OM binnenkomt (van 142 naar 123), terwijl er wel een voorzichtige stijging te zien is van het aantal gewone feiten met een discriminatieaspect (van 168 naar 221) dat het OM heeft geregistreerd in de afgelopen vijf jaar. De schommelingen maken het echter lastig om te spreken van een duidelijke trend.

De politie en het OM

Intussen neemt het totale aantal discriminatiefeiten dat wordt gemeld wél toe. Afgelopen jaar steeg het totale aantal registraties en meldingen bij zowel de politie (met 17 procent) als bij de gemeentelijke antidiscriminatiebureaus (met 1,4 procent) ten opzichte van 2018. Ook bij het College voor de Rechten van de Mens werd vaker gevraagd om een oordeel te vellen over discriminatiemeldingen (een toename van 6 procent).

De meerderheid van de specifieke discriminatiefeiten in 2019 werd geseponeerd

Van de 123 specifieke discriminatiefeiten die vorig jaar bij het OM binnenkwamen, werd de meerderheid (48 procent) geseponeerd. In 17 procent van de gevallen legde het OM een boete of transactie op en een derde van de verdachten van specifieke strafbare feiten werd gedagvaard. Dat is een duidelijke waarneembare daling ten opzichte van de jaren ervoor: zo werd in 2015 nog 48 procent van de verdachten gedagvaard.

Discriminatie leidt lang niet altijd tot aangifte en aangifte leidt lang niet altijd tot vervolging. Zowel de politie als het OM kan het discriminatieaspect over het hoofd zien en beide partijen hebben veel discretionaire bevoegdheid: zij mogen zelf een inschatting van een zaak maken, voordat die überhaupt bij een rechter terechtkomt. Soms is de politie niet overtuigd van de bewijsbaarheid en wordt met een melding niets gedaan. De politie besluit in dat geval de aangifte niet aan te nemen.

Discriminatie niet altijd op de radar

“Discriminatie blijft in zekere zin subjectief: soms voel je je gediscrimineerd maar voldoet een feit niet aan de eisen die de strafwet aan discriminatie stelt”, zo verklaart Joep Lindeman de enorme verwatering van de bij de politie gemelde discriminatiefeiten. Lindeman is onderzoeker aan het Willem Pompe Instituut voor strafrecht en universitair hoofddocent aan de Universiteit van Utrecht. Het kan ook gebeuren dat er wel aangifte wordt gedaan, maar discriminatie niet ‘tussen de oren zit’ bij de officier die de zaak in eerste instantie toetst zodra het feit bij het OM binnenkomt.

Lindeman: “Stel dat een officier een zaak op zijn of haar bureau krijgt waarbij iemand in elkaar is geslagen die homo is. Het zou kunnen dat het slachtoffer aangifte van mishandeling heeft gedaan en dat een officier denkt: ‘dit is een straight forward-zaak’. Er waren camera’s op straat, daar hebben we beelden van, het bewijs voor mishandeling kan ik rondkrijgen. Dan kan hij of zij makkelijk vergeten dat je volgens de richtlijn eigenlijk moet aangeven dat het ook om discriminatoir geweld kan gaan. Het kan ook zijn dat de officier die de zaak in eerste instantie beoordeelt, er niet op bedacht is dat er sprake zou kunnen zijn van discriminatie als strafverzwarende omstandigheid.”

Het OM vergeet vaak het label ‘discriminatie’ bij een ‘gewoon’ strafbaar feit te vermelden

Niet iedere officier van justitie heeft discriminatie als expertisegebied, vervolgt Lindeman. “In Amsterdam is er een officier die veel werk van discriminatiezaken maakt, maar dat gebeurt niet in ieder parket. Tegelijkertijd is er veel verloop van personeel binnen het OM – dat is natuurlijk ook een risico.” Ook de registratie van strafbare discriminatiefeiten bij het OM laat te wensen over. Zo vergeet het OM vaak het label ‘discriminatie’ bij een ‘gewoon’ strafbaar feit te vermelden.

“Het OM en de politie doen hun best”, benadrukt Lindeman. Zo gaan bij de politie elke twee weken ‘deskundigen’ door een database heen om er zaken met een discriminatieaspect uit te filteren, die in eerste instantie over het hoofd zijn gezien. Maar het is de vraag of dit helpt. De deskundigen zoeken op basis van zoektermen (query’s), maar niet alle zaken met een (mogelijk) discriminatieaspect komen daardoor bovendrijven, blijkt uit onderzoek.

En dan moet het discriminatieaspect nog worden geregistreerd door het OM. Als de politie een feit als ‘discriminatiefeit’ labelt, betekent het niet automatisch dat de officier die de aangifte als eerste toetst ook denkt dat er sprake is van een bewijsbaar discriminatiefeit. Die geeft een zaak misschien eerder het label ‘gewone mishandeling’. Lastig is ook dat de officieren van justitie voor het rondkrijgen van bewijs ook afhankelijk zijn van de informatie die ze van de politie ontvangen.

Agenten kunnen dezelfde informatie anders beoordelen dan een officier zou doen, bijvoorbeeld door eigen vooroordelen. Discriminatie is immers ook een probleem binnen de politie zelf, zo blijkt uit verschillende onderzoeken de afgelopen jaren.

Het proces is moeizaam…

Hoe ernstig is Nederlands politieracisme?

Feit is ook dat een strafproces vaak lang duurt. Het proces tegen de FC Den Bosch-supporters die racistische spreekkoren richtten tot Excelsior-speler Ahmad Mendes Moreira loopt bijvoorbeeld nog steeds, net als de zaak van Gargard, terwijl zij al begin 2018 aangifte deed. “Voor slachtoffers is het frustrerend dat hun daders na al die tijd vaak slechts een taakstraf of een geldboete krijgen”, zegt Lindeman. “De daders die hun racistische standpunten echt willen uitdragen, krijg je met zulke straffen niet terug hun hok in. Voor slachtoffers is het natuurlijk ook heel onbevredigend.”

Zo werd anti-zwartepietactivist Quinsy Gario in 2014 honderden keren bedreigd en via social media beledigd. Zijn meldingen hiervan leidden pas in 2018 tot vier veroordelingen; de veroordeelden kregen ieder een boete van 200 euro. Een reiziger die afgelopen jaar een douanebeambte op Schiphol uitschold voor ‘kankerturk’, kwam er met een boete van 120 euro van af; van de drie jongens die het trappenhuis van een appartementsgebouw met naziteksten hadden beklad, werd er maar een veroordeeld, tot een taakstraf van 40 uur. Bovendien werden veel zaken afgelopen jaar uitgesteld wegens corona, is te lezen in de discriminatie-rapportage van het OM over 2019.

Volgens het OM zijn er geen specifieke regels over wanneer een officier van een zaak af moet worden gehaald

Als een officier zich opnieuw moet inlezen in een zaak, zorgt dat natuurlijk ook voor vertraging. Of en hoe vaak officieren in een zaak worden gewisseld, zoals bij Gargard en Akwasi gebeurde, is lastig te zeggen: het OM noch de Raad voor de Rechtspraak houdt hier cijfers over bij. Volgens het OM zijn er geen specifieke regels over wanneer een officier van een zaak af moet worden gehaald, maar hanteert justitie hiervoor de regels die voor rechters bestaan. “Het kan dat een officier zich zelf niet meer prettig voelt bij een bepaalde zaak”, legt een woordvoerder uit.

“Dan vraagt die persoon de hoofdofficier van justitie in het arrondissement of hij of zij van de zaak kan worden gehaald. Of de hoofdofficier gaat zelf het gesprek met de officier in kwestie aan als hij problemen ziet. De algemene regels zijn: als je iemand kent of hebt een bepaalde relatie met een verdachte, dan moet je je verschonen. We vallen gewoon onder de rechterlijke macht, dus die regels zijn ook op ons van toepassing.”

…en lang

Maar ook zonder officierswissel kan je duren discriminatiezaken vaak jaren, zegt Lindeman. Als je zaak dan eindelijk voor de rechtbank is gebracht, is de kans op succes ongeveer vergelijkbaar met die in een normale strafzaak. Gemiddeld genomen over de afgelopen vijf jaar schommelt het percentage veroordelingen in zowel discriminatiezaken als gewone strafzaken rond de 80 procent.

In 2019 waren er in totaal 168.000 strafzaken, maar het aantal specifieke discriminatiezaken waarin een rechtbank uitspraak deed, bleef steken op zestig. Er moeten meer zaken voor de rechter komen, zegt Lindeman. “Zodat er veel meer uitspraken volgen die aan het volk laten zien: zo kan het niet. Maar de verantwoordelijkheid om een zaak te beginnen ligt bij het openbaar ministerie, en dat kampt – zeker sinds de bezuinigingen na de vorige financiële crisis – op alle fronten met tekorten.

“Discriminatie als strafbaar feit leeft in feite helemaal niet in Nederland”, concludeert Lindeman. “Wanneer lees je nou in de krant dat iemand wordt veroordeeld voor discriminatie? Er gaat vaker aandacht en geld naar het bestrijden van ondermijnende criminaliteit zoals drugscriminaliteit.”

Signaleringsfunctie

Over de effectiviteit van strafbaarstelling van discriminatie denken rechtswetenschappers verschillend, zegt Chana Grijsen in haar promotieonderzoek uit 2013. Maar ze concludeert wel dat strafbaarstelling een belangrijke signaleringsfunctie heeft richting de samenleving. Dat zegt ook BIJ1-partijleider Sylvana Simons. Toen Simons zich openlijk uitsprak tegen Zwarte Piet en aankondigde dat ze zich verkiesbaar ging stellen voor de Tweede Kamer voor DENK in televisieprogramma De Wereld Draait Door, kreeg ze een stortvloed aan racistische uitlatingen over zich heen waarop ze besloot aangifte te doen.

De hoogste straf in de zaak van Sylvana Simons was een taakstraf van 80 uur

In 2016 en 2017 werden 20 van de 22 verdachten veroordeeld tot een boete of een taakstraf. Een groot deel van de straffen viel iets lager uit dan de eis, ‘door de grote media-aandacht voor de zaak,’ volgens Het Parool,. De hoogste straf was in dit geval een taakstraf van 80 uur (er waren in eerste instanties geldboetes tussen de 250 en 450 euro geëist). Simons zei toen tegen Het Parool: ‘Veel belangrijker is het signaal dat wordt afgegeven. Ik hoop dat mensen zich er voortaan bewust van zijn dat wat ze zeggen effect en persoonlijke consequenties kan hebben.’

In de zaak van Clarice Gargard doet de rechtbank uitspraak op 2 november. De officier van justitie eist taakstraffen van 30 tot 60 uur en geldboetes van 350 tot 500 euro. Zo wordt discriminatie vechten bijna vanzelf een principekwestie. Het gaat Gargard er dan ook niet om genadeloos te straffen, zei ze eerder al in een verklaring. ‘[A]ls ik niets had gedaan, zou het betekenen dat ik accepteer dat racisme en discriminatie nou eenmaal onderdeel van de samenleving zijn. En dat weiger ik. Ik hoop dat (…) elke Nederlander – van welke kleur dan ook – beseft dat we ons wel kunnen verbazen over slechte dingen die gebeuren in de samenleving, maar dat het uiteindelijk aan ons is om er ook echt iets tegen te doen.’

Dit artikel verscheen eerder op OneWorld.nl op 8 oktober 2020.

Hoe behandel je het trauma van racisme?

Over racisme debatteer je niet, je bestrijdt het

  1. Artikel 137c-g en 429 quater Wetboek van Strafrecht. ↩︎

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons