Sheroz loopt naast me op de demonstratie tegen deportaties naar Afghanistan, afgelopen zondag op de Dam. Hij moest twee jaar geleden vluchten uit Afghanistan omdat hij persoonlijk werd bedreigd door de Taliban door zijn werk bij een internationale organisatie, maar heeft nog steeds geen asiel gekregen in Nederland. Nu hangt hem uitzetting boven het hoofd, ook al zal terugkeer naar zijn land zijn dood betekenen. “De IND verdraaide mijn argumenten”, vertelde hij. Dat blijkt ook uit het verslag van de rechtszaak, dat we samen doornemen. Maar hij wil niet dat ik over hem schrijf: “Ik ben te bang, de uitslag van mijn hoger beroep komt over twee weken en misschien beïnvloed ik die negatief wanneer ik in de openbaarheid treed.”
Sinds ik op de Balkan vluchtelingen ontmoette en ontdekte met hoeveel geweld hun zoektocht naar veiligheid gepaard ging, wilde ik maar een ding: hun verhaal aan andere mensen vertellen. En als mensen niet zouden luisteren, ze die verhalen met een megafoon in het oor roepen.
“Ik kon publiceren hoe de Taliban ze had willen rekruteren. Hoe ze werden bedreigd met een groot mes op de keel. Maar dat is te gevaarlijk.
Ik stelde aan Afghaanse vrienden voor hun ervaringen op te schrijven. Ik kon publiceren hoe ze in Kabul op weg naar huis waren bedreigd door mannen met een groot mes op de keel die precies wisten waar zij en hun familie woonden. Dat hun vader vermoord was omdat hij voor het Afghaanse leger werkte, omdat hij het land wilde opbouwen in plaats van afbreken. Hoe de Taliban ze had willen rekruteren. Hoe ze twaalf dagen hadden moeten lopen om de grens met Pakistan of Iran over te steken, met hun kleine broertje op hun schouder. Hoe ze maandenlang in de barakken in Belgrado hadden moeten overleven in de vrieskou. Dat ze in Nederland in twee jaar tijd in meer dan 15 azc’s hadden gewoond, en een jaar moesten wachten op hun eerste interview bij de IND. Hoe ze nog steeds dromen over Talibanmannen die ze vlakbij hun huis met een mes in hun been steken en toesnauwen dat ‘je vergif moet doen in het water op de Amerikaanse legerbasis waar je als loodgieter werkt, want anders hakken we jou, je broers en zussen in stukjes’.
“Maar Jaël, je mag best opschrijven hoe ik gereisd ben, maar je kunt echt niet vertellen waarom ik mijn huis precies moest verlaten!
“Maar Jaël, je mag best opschrijven hoe ik gereisd ben, maar je kunt echt niet vertellen waarom ik mijn huis precies moest verlaten!” Imran kijkt me moedeloos aan. We zitten met een paar vrienden aan de keukentafel. Sommigen van hen worden binnenkort ‘illegaal’, anderen zijn het al en zwerven nu van vriend naar vriend. “Mijn familie zit nog in Mazahr al-Sharif, zij lopen groot gevaar als je zulke details openbaar maakt.” “Ook als we het zonder foto en onder pseudoniem doen?” vraag ik. “Misschien”, zegt Sheroz.
Maar toen mijn stuk klaar was, trok hij zich alsnog terug. Het verhaal was te gedetailleerd, hij toch te herkenbaar. Dat kon hem, zijn kans op asiel hier in Nederland, en zijn familie in Afghanistan in gevaar brengen.
En daar sta ik dan, als journalist: met lege handen. Want juist die details zijn nodig om lezers te laten beseffen hoe ernstig de situatie is. Ik kan wel schrijven: ‘Afghaanse vluchtelingen hebben het heel moeilijk’, maar wie laat zich door zo’n algemeenheid overtuigen? Dan denken we toch: ‘Ja, maar kinderen in Afrika ook’, of ‘Wanneer ze echt in gevaar zijn, krijgen ze vast wel asiel? Nederland is toch voor mensenrechten?’ Wil ik de barsten in dat verhaal kunnen aantonen, dan kan ik dat alleen met feiten en ongerijmdheden – oftewel, met details, heel veel details.
- De namen zijn geanonimiseerd en bekend bij de redactie.
- Met veel dank aan Karin Spaink, dankzij wie het artikel vorm heeft gekregen.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand