Dat werd me weer eens extra duidelijk, toen een Nederlandse zakenman en twee Indiase ngo-medewerkers gezamenlijk een presentatie gaven over partnerschappen tussen Nederlandse bedrijven en een microkredietorganisatie in India. Het contrast kon niet groter: de Indiërs strak in pak en met haren glimmend van de brillantine. De Nederlander stond er armoedig naast in afritsbroek en tropenoverhemd. Het leek of hij van plan was om de laatste Bengaalse tijgers neer te schieten. Waarom deze man zich zo belachelijk kleedde, snapte ik in eerste instantie niet. Maar zodra hij begon te praten, begreep ik zijn strijdvaardige kledingkeuze.
Hij was – dit zijn zijn eigen woorden – een succesvol zakenman die niet te beroerd was om de kneepjes van het vak te delen met de minder fortuinlijken in de wereld. Na 25 jaar ervaring in het Nederlandse(!) zakenwereldje, wist hij precies hoe je micro-enterprises op moest zetten in India. Zijn verhaal was doorspekt met uitroepen als: 'If you listen to me, you will see…' en 'Most of the people think they know it, but I tell you…' Ik was bang dat hij op het hoogtepunt van zijn verhaal zijn jachtgeweer tevoorschijn zou halen, zo dreigend keek hij ons aan.
Toen ik dacht dat het niet erger kon, bleek ik het mis te hebben. Nadat een van de Indiërs voorzichtig uitlegde hoe zij zich juist wilden richten op de armere bevolkingsgroepen, werd hij bruut onderbroken door de Nederlander, die daarbij woest zwaaide met zijn arm: 'I can tell you, it is not going to work!'
Hij had gelijk: zolang er zulke botte Nederlanders in tropenpakjes mogen rondlopen, zullen publiek-private partnerschappen niet werken.