Welke rol speelt het thema ‘thuis’ in jouw onderzoek?
“Ik vraag iedereen die ik spreek of ze zich hier thuis voelen, omdat ik dan een goed beeld krijg van hoe mensen zich voelen in hun omgeving. Als ik aan iemand vraag ‘Wat vind je van je huis?’ dan krijg ik antwoorden als ‘Nou ik vind het een mooi huis, het is groot en heeft drie kamers’. Maar als je aan iemand vraagt ‘Voel je je thuis in je huis?’, dan antwoorden mensen ‘Nou het is heel mooi, het heeft drie kamers, maar ik voel me er gewoon niet thuis. Omdat de buren altijd zo’n lawaai maken en omdat ik niet van kinderen houd en die lopen steeds door mijn tuin heen. Daar erger ik me ongelooflijk aan.'
Hoe definieer je 'thuis'?
Een thuisgevoel staat voor je prettig en betrokken voelen bij de plek waar je bent. De gemeentes zien dat graag want er wordt vanuit gegaan dat als mensen zich betrokken voelen bij elkaar, ze beter op elkaar gaan letten en elkaar vrijwillige zorg gaan verlenen. Maar thuisgevoel is niet af te dwingen. Als organisaties vanwege een politieke agenda teveel eisen van mensen dat ze zich hier, met deze mensen en op deze manier thuis moeten voelen, werkt dat vaak averechts. Als je in een wijkje in oud Zuid erbij hoort als je op de stoep rosétjes drinkt en dat gevoel wordt erg gestimuleerd, maar jij drinkt vanwege je geloof geen alcohol, dan gaat het opeens over jouw aanpassingsvermogen. Alsof jij je niet wil aanpassen, terwijl het gewoon gaat over de normen en waarden die je hebt. De politiek en de media geeft ons steeds mee dat we ons moeten vasthouden aan ‘de authentieke Nederlandse normen en waarden’, terwijl niemand die precies kan omschrijven.”
Speelt onze geschiedenis daar een rol in?
“Het hangt samen met een westerse geschiedenis, waarin wij als Nederlanders geleerd hebben dat we een centrale functie in de wereld hebben. Waarin wij koloniseren en onze eigen cultuur, religie en normen en waarden komen brengen ‘ter verbetering van de anderen’. Er heerst nog steeds een idee van superioriteit in Nederland.”
Hoe zie je dat in de praktijk?
“Als ik in de geschiedenisboeken van mijn kinderen kijk, wordt Nederland neergezet als een land waarin tijdens de 2e Wereldoorlog het verzet opkwam. Als je dat gaat bestuderen, schrik je ervan in hoeverre Nederlanders juist hebben meegewerkt aan de Holocaust. We blijven geneigd om een verhaal op te hangen wat ons streelt en niet wat ons pijn doet. Ook in de verhalen over de slavernij. Bovendien is Zwarte Piet geïntroduceerd toen de slavernij afgeschaft zou gaan worden, om in het publieke debat te laten zien dat wij het niet slecht meenden met de zwarte mens. Terwijl groepen mensen in Nederland al jaren verkondigen dat ze het niet prettig vinden hoe deze figuur wordt neergezet, wordt daar niet over gediscussieerd. Als je dat vindt heb je zélf een probleem, want wij bedoelen het niet verkeerd. Wij zijn namelijk goed. Wij hebben een goede moraal.”
Hoe kan het beter?
“Zoals kinderen moeten leren delen met hun speelgoed, moeten wij leren delen met de publieke ruimte en ideeën over wat goed en slecht is. Als we werkelijk open willen staan voor mensen die hier niet geboren of opgegroeid zijn, dan zullen we ons als geboren en getogen Nederlanders moeten realiseren dat de Nederlandse normen en waarden niet universeel gedeeld zijn. We moeten per dag met de mensen met wie wij hier en nu samenleven, uitzoeken hoe het het beste werkt. Niet hoe het hoort, maar hoe het werkt. Het vraagt je om je eigen thuisgevoel en normen en waarden een beetje opzij te zetten en open te staan voor wat iemand anders vindt. Daar een middenweg in willen vinden is belangrijk. Dat is ongelooflijk moeilijk en gaat over aanpassing van heel veel verschillende kanten. Maar iedereen die wel eens verhuisde, aan een nieuwe baan begon of in een nieuwe vriendengroep terecht is gekomen, kent dat gevoel en weet wat het oplevert. Dat je opeens naar een onbekende situatie kijkt, en je aanpassingsvermorgen en reflectie nodig hebt om je te redden. Ik denk dat dat buitengewoon verrijkend werkt.”