Als ik op een zonnige zaterdagmiddag na enige treinstrubbelingen arriveer in wijkcentrum De Ypelaer in Tilburg Noord, blijkt het geen enkel probleem dat ik een uur te laat ben. Sterker, ik ben eigenlijk veel te vroeg. Somaliërs, voor wie deze bijeenkomst is belegd, komen meestal pas een uur of twee na het vermeldde aanvangstijdstip binnendruppelen, wordt mij verteld.
Uiteindelijk komen zo’n dertig Somalische Nederlanders op de voorlichtingsmiddag over tijdelijke uitzending naar Somalië af. De middag is georganiseerd door de Nederlands-Somalische hulporganisatie Nedsom en door de internationale hulporganisatie CARE. Karen Munk van CARE opent in duidelijke taal: ‘Hulp is meestal een blanke die komt vertellen hoe het beter moet. Dat kan ook anders. Veel Somalische migranten willen meer doen dan alleen geld sturen. Naar hen zijn wij op zoek.’
Via het Diaspora Partner Program (DPP) van CARE en Nedsom zijn sinds de start in 2006 28 Somaliërs voor een kort hulpproject uitgezonden naar Somaliland en Puntland, twee relatief rustige regio’s in het noorden. Khaalid Hassan, een jonge, aan de Vrije Universiteit afgestuurde econoom is net terug uit Somaliland. ‘Er is daar een groot gebrek aan mensen met kennis’, zegt hij. ‘De diaspora moet terugkomen.’
Capaciteitsopbouw
CARE en Nedsom zijn niet de enigen die migranten uitzenden naar hun thuisland. Het grootste programma is dat van IOM, de Internationale Organisatie voor Migratie. Onder de welluidende naam ‘Temporary Return of Qualified Nationals’ (TRQN) hebben in twee jaar 160 uitzendingen plaats gevonden naar zes landen (Afghanistan, Soedan, Sierra Leone, Servië, Bosnië en Herzogovina en Kosovo). Daarnaast heeft IOM ook een programma voor Ghanese artsen en verpleegkundigen (65 mensen), een programma met Kaapverdië en op de rol eentje met Ethiopië. PSO, de vereniging van Nederlandse ontwikkelingsorganisaties, wil via het programma ‘Cross Over’ ongeveer 25 migranten uitzenden naar landen als Vietnam, Burundi, Ethiopië, Oeganda en Brazilië.
‘Vijf jaar geleden’, zegt Ralph Welcker van IOM, ‘zijn wij hiermee in Nederland begonnen. Toen was er aarzeling bij het ministerie van Buitenlandse Zaken en de gevestigde ontwikkelingsorganisaties. Nu wordt het opgepikt, maar nog altijd zijn er weinig projecten.’
De uitzendprogramma’s werken alle ongeveer op dezelfde manier. Het begint met een vraag vanuit een ontwikkelingsland die lokaal niet te vervullen is. De geboden hulp is gericht op capaciteitsopbouw (‘training the trainer’) en de uitzending is kort: drie tot twaalf maanden. PSO heeft als enige ook uitzendingen van twee jaar. De vergoeding is klein. Ze varieert van een onkostenvergoeding tot een laag salaris.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken financiert de programma’s voor in totaal circa 5 miljoen euro. Reden voor deze ondersteuning: de nood in de betreffende landen is hoog, veel migranten willen graag helpen en zijn goed opgeleid, en hun hulp kan een toegevoegde waarde hebben. Paul Gosselink van het ministerie: ‘Ze weten beter de weg. Dat zou de kennisoverdracht soepeler moeten laten verlopen.’
Goede bedoelingen
Werkt het inderdaad zo? De betrokken migranten zelf menen van wel. Khaalid Hassan was zes jaar oud toen hij Somalië ontvluchtte. Toen hij vorig jaar, voor het eerst na negentien jaar, afreisde naar Somaliland kende hij het land eigenlijk niet. ‘Maar wel de cultuur, de taal, de mensen. Dat is echt een voordeel. Een Nederlander zou zich niet zo snel kunnen inwerken.’ Voor zijn project was zijn culturele achtergrond extra van belang. Het microkredietsysteem dat westerse organisaties proberen te introduceren, werkt niet in overwegend islamitisch Somalië. Hassan: ‘Hoofdoorzaak is het afwijzen van rente. Mijn taak was met betrokken partijen, waaronder ook religieuze leiders, te zoeken naar lokaal aanvaardbare alternatieven. Voor een niet-Somaliër was zo’n rol heel moeilijk geweest.’
‘Als je kapsones hebt en Hugo Boss-kleren draagt, gaat het fout’ |
Guled Yusuf gaat een stap verder. ‘Wij doen het beter’, zegt hij. Yusuf is directeur van Nedsom en mede-initiatiefnemer van het uitzendprogramma. ‘Ngo’s in Somalië zijn al jaren partner van westerse organisaties maar nog steeds afhankelijk.’ Oorzaak is de kloof tussen westerse deskundigen en lokale ngo’s, aldus Yusuf, waardoor goede bedoelingen als bottom-up en vraaggericht werken, theorie blijven. ‘Aan buitenstaanders laten Somaliërs niet het achterste van hun tong zien. Bij de diaspora ligt de drempel veel lager. Taal en cultuur spelen een rol, maar ook de letterlijke nabijheid: buitenlanders zitten op een compound, ik woon in de stad en zit samen met hen in de bus.’ Yusuf verbleef, met tussenpozen, vijftien maanden in Puntland. Hij gaf daar training aan Nedsoms zusterorganisatie Qardho Aid.
Osman Hamed gaf een halfjaar les in het gebruik van AutoCAD, technisch tekenen op de computer, in Khartoem, de hoofdstad van zijn geboorteland Soedan. ‘Ik kan lesgeven in het Arabisch en de Engelse vaktermen vertalen. En ik begrijp de cultuur. Ik kan gedrag plaatsen en dat maakt het makkelijker om te corrigeren of stimuleren.’
Mamoud Kamara uit Sierra Leone sluit zich hier bij aan. Als jongerenwerker zat hij een half jaar in zijn oude thuisland (evenals Hamed via het IOM-programma) om straatjongeren te activeren en een lokale organisatie te trainen. ‘Een witte Nederlander kan dit ook, maar ik bereik meer. Engels is de officiële taal, maar de spreektaal is Krio. Het contact met de jongeren is daardoor beter.’
Dat nu ondanks de nadruk op local ownership toch weer uitzendingen gefinancierd worden, is verrassend – behalve als je de nieuwe ontwikkelingswerkers als ‘locals’ ziet. Dat lijkt inderdaad het idee te zijn. De migranten worden immers alleen uitgezonden naar hun oude thuisland. Er gaat geen Soedanees naar Burundi. Het is ook de kern van het verhaal van de migranten-ontwikkelingswerkers: de kennis van taal en cultuur maakt ons min of meer ‘eigen’.
Maar is dat inderdaad zo? De migrant is misschien geen westerse buitenstaander, maar is hij wel een ‘binnenstaander’? Khaalid Hassan geeft grif toe dat hij een Nederlander is geworden. ‘Ik moest in Somalië enorm wennen, bijvoorbeeld aan de werkcultuur en de mentaliteit van kalm aan doen. Somaliërs daar herkennen me als migrant, maar dat gaat pas mis als je je als buitenstaander en betweter gedraagt.’
Guled Yusuf: ‘Als je kapsones hebt en Hugo Boss-kleren draagt, gaat het fout. Ik liet een baardje groeien, trok een spijkerbroek aan en dronk zoete thee met ze. Ze zien dat ik van buiten kom en tegelijk accepteren ze me als een van hen.’ In Sierra Leone betekent herkend worden als migrant dat ze geld van je willen, vertelt Mamoud Kamara. ‘Als migrant ben ik niet echt een binnenstaander, maar ik heb wel wat te bieden.’
Veranderd
De migrant is in zijn oude thuisland minder ‘eigen’ dan hij wel zou willen. Joseph Seh is coördinator van het Cross Over-programma van PSO en van oorsprong afkomstig uit Kameroen. ‘De migrant is door onderdompeling in zijn nieuwe land veranderd’, zegt Seh. ‘Je wordt geen Nederlander, maar je bent ook niet meer wie je was. Er ontstaat een mix. Als je dan teruggaat naar het herkomstland, wat is dan nog de meerwaarde?’
Het Cross Over-programma is bedoeld als een praktijkproef die dat moet uitwijzen, aldus Seh. ‘Ik zeg niet dat er geen toegevoegde waarde is, maar wel dat die misschien dezelfde is als van een Nederlander die lang in het buitenland heeft gewoond. Die is ook migrant geworden.’ Het programma loopt aan het eind van het jaar af en dan maakt Seh de balans op. ‘Mijn voorlopige inschatting is dat er een positief effect is voor korte projecten, want dan betaalt de taalkennis zich uit, en voor projecten op het platteland waar men westerlingen niet gewend is.’
Buitenlandse Zaken is positief over de uitzendingen tot nu toe. Paul Gosselink van het ministerie: ‘Er is een nuttig ontwikkelingseffect, al is dat moeilijk hard te maken. Laten we de omvang niet overschatten.’ Het positieve oordeel van het ministerie is mede gebaseerd op resultaten op een ander vlak. ‘De uitzendingen zorgen voor een grote spin off bij migranten’, zegt Gosselink. ‘Ze voelen zich serieus genomen. Er is veel belangstelling.’
Cynisch
Het betrekken van migranten bij de ontwikkelingssamenwerking is mogelijk een belangrijker doel voor het ministerie. Deze doelstelling dook voor het eerst op in de vorige ‘Notitie Migratie en ontwikkeling’, uit 2004, en in een brief aan de Tweede Kamer (2006). ‘Verder dienen migranten niet alleen onderwerp van beleid te zijn; meer dan nu het geval is, dienen ze rechtstreeks als partner van het ontwikkeling- en migratiebeleid te worden benaderd’, staat daar. De financiering van de uitzendingen is een gevolg van dit voornemen, bevestigt Gosselink. Begin juli is de kabinetsnotitie Internationale migratie en ontwikkeling 2008 verschenen. Hierin krijgen migranten een belangrijke rol toebedeeld. Het budget blijft gelijk, de uitzendingen moeten wel korter worden, maximaal zes maanden.
Ook voor PSO, CARE en Nedsom is het opschudden van de diaspora en het versterken van hun organisaties een belangrijk doel van de uitzendingen. Yusuf: ‘Migranten die tijdelijk teruggaan kunnen met eigen ogen zien wat er in Somalië mogelijk is. Voor hun omgeving zijn ze een rolmodel. De Somalische diaspora is enorm cynisch over hun land, maar hun kennis is achterhaald. Hun ogen moeten worden geopend.’
Een eye opener was de terugkeer zeker voor Osman Hamad. ‘Ik heb lang gedacht dat terugkeer onmogelijk was vanwege de oorlog. Ik weet nu beter. Ik heb contacten gelegd voor een vervolg.’ Ook Mamoud Kamara wil terug voor tijdelijke projecten. ‘Toen ik vluchtte, was er chaos. Nu zag ik democratie. Na de verkiezingen heeft de president vrijwillig de macht overgedragen. Ik ben trots. Ik heb de jongeren beloofd dat ik terug zou komen. Dat ga ik doen.’
Khaalid Hassan is inmiddels weer terug naar Somaliland. Hij werkt nu voor de International Labour Organisation (ILO). Yusuf: ‘Een kwart van de mensen die via het programma van Nedsom en CARE uitgezonden zijn, heeft zich definitief gevestigd in Somaliland of Puntland. Niet als ontwikkelingswerker, maar omdat ze daar een toekomst zien.’
Download kabinetsnotitie Internationale migratie en ontwikkeling 2008 (pdf, 361 kb).