“Geloof mij, de weg is veilig”, zegt mijn tolk Mohammed, als we een paar meter Syrië in zijn. “Nou ja, zo veilig als het kan zijn in een oorlog. Maar je moet je er natuurlijk wel goed bij voelen.” Dat goed voelen is voor mij een stuk ingewikkelder geworden sinds de onthoofdingen van de Amerikaanse journalisten James Foley en Steven Sotloff door IS. “Echt je komt op dit traject geen IS-checkpoints meer tegen, dit hele gebied is in handen van het Islamitisch Front”, is zijn laatste bezwering.
Het Islamitisch Front bestaat nog geen jaar. Het is een samenvoeging van zeven rebellengroepen en is daarmee de grootste rebellenfactie in Syrië. Abu Abdu (38), een commandant van het Islamitisch Front, zal met ons meerijden, op weg naar de frontlinie met IS bij een klein dorp ergens net boven Aleppo. Abu Abdu is zijn nom de guerre: hij laat in het midden hoe hij heette toen hij nog gewoon kledingexporteur was en geen frontliniecommandant. Dat oude leven van voor de oorlog lijkt ver weg, vindt hij. “De oorlog duurt al zolang. Te lang. De oorlog maakt ons oud. Ik voel mij 50.”
Martelaren
We rijden weg van de grenspost, langs een muur waarachter een vluchtelingenkamp ligt met tenten voor mensen die Turkije niet in mogen. Daar is het te vol. Iets verderop een serie houten chaletjes. “Voor de families van de martelaren”, legt Abu Abdu uit. Vrouwen en kinderen hangen er rond. Aan de overkant is het asfalt zwart. “Hier ontplofte een paar weken geleden nog een autobom, van het regime afkomstig, al zet ook IS autobommen in.”
Dit gebied is door deze rebellen ooit op Assad veroverd, waarna het in het afgelopen jaar ook kort in handen is geweest van IS. Nu is hier het Islamitisch Front de baas, al zijn er nog steeds andere rebellengroepen actief. Dat blijkt als we de plaats Azaz binnenrijden. Mohammed vraagt mij uit te kijken met filmen. Hier opereert nog Jabhat al Nusra, dat op andere plekken in Syrie luchtaanvallen van de Amerikanen te verduren heeft gehad. Dat niet alleen IS maar ook Jabhat al Nusra doelwit van de VS werd, heeft ook de strijders van het Islamitisch Front nogal verrast.
“Belachelijk”,vindt Abu Abdu. “Het laat zien dat de Amerikanen op de hand zijn van Assad.”Hij vindt het vreemd dat de VS bommen gooit op precies die groepen die nog goed standhouden tegen Assad, zoals Nusra. Zijn groep verwacht niet doelwit te worden van de Amerikanen, al heeft het Islamitisch Front veel samengewerkt met Jabhat Al Nusra.
Goed voelen is voor mij een stuk ingewikkelder geworden sinds de onthoofdingen van de Amerikaanse journalisten James Foley en Steven Sotloff door IS.
In het dorp dat vlakbij de frontlinie met IS ligt, is het opvallend druk op straat, al zijn er ook winkels dicht. Op sommige muren zijn de geschilderde logo’s en vlaggen van IS nog zichtbaar, overblijfselen uit de korte tijd dat IS hier aan de macht was. Een winkelier van een supermarkt vertelt dat IS hem toen verbood sigaretten te verkopen. Nu heeft hij ze weer pontificaal in de schappen liggen.
We rijden naar de frontlinie. De straten worden steeds leger. Een aarden wal markeert de laatste linie. Een groepje strijders hangt voor een gebouwtje. Op verzoek van hun commandant Abu Abdu schieten ze een paar salvo’s in de richting van IS, dat zo’n 500 meter verderop is ingegraven. Een paar minuten later komt het antwoord terug: een mortiergranaat van IS ontploft in het veld vlakbij.
Assad bombarderen
Ondanks dat de VS en deze rebellen dus een gedeelde vijand hebben in IS, heeft Abu Abdu geen waardering voor de Amerikaanse acties. “Wij hebben geen behoefte aan bommen alleen op IS. De VS moeten ook Assad bombarderen, die heeft veel meer doden op zijn geweten dan IS”, zegt hij. Hij tuurt naar de lucht. “Vanochtend vlogen hier weer de straaljagers van Assad langs. Ik roep Nederland en andere landen op iets tegen hem te doen. Stop het vermoorden van vrouwen en kinderen door Assad.”