Achtergrond, Column

Schuldgevoelens tijdens ramadan

In groep zeven begon ik te vasten. Veel later dan mijn klasgenoten. Ik kan mij nog herinneren dat ze grapjes erover maakten in groep vijf en zes. Nepmoslim werd ik genoemd. Het deed mij niet zoveel. Mijn nichtjes in Haarlem waren ook eerder begonnen dan ik. Toen kon het nog, we hadden het namelijk vrij makkelijk. De kinderen van de jaren negentig begonnen te vasten op de kortste dagen van het jaar. We stonden op normale tijden op om te ontbijten en we braken onze vasten op Hollandse tijden.

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Uit protest at ik een kom muesli voordat mijn ouders wakker werden

Ik had alsnog veel moeite met het vasten. Ik vergat het. Ik kwam thuis en dronk een heel pak Wicky leeg voordat ik het realiseerde. Ik likte mijn vingers en ik proefde het eten. In mijn eerste week hadden mijn ouders mij vergeten wakker te maken voor sahur, het ontbijt. Uit protest at ik een kom muesli voordat mijn ouders wakker werden. Ik ging ervan uit dat het vasten niet meer geldig was voor die dag. Ik raakte in de war toen mijn moeder mij vroeg wat ik voor iftar wou. “Maar mama, je hebt me niet wakker gemaakt”, mompelde ik verbitterd. “Dat maakt niet uit, zolang je niks hebt gegeten.” Een witte leugen, ze waren zo trots op mij. Die avond werd er vol lof over mij gesproken. Zonder sahur een hele dag gevast. Het werd zelfs aan mijn grootouders verteld. De klomp muesli in mijn maag voelde aan als een baksteen. Ik heb het tot op de dag van vandaag niet verteld.

Als er een medaille zou bestaan voor een iftar, dan zouden wij het als familie wel verdienen

Ik weet niet hoe het is om te sprinten. Om op een startsein te wachten en na een paar minuten vol glorie op een veld te liggen. Een nieuwe medaille erbij. Ik weet wel hoe het voelt om naar de klok te staren. Staren naar de secondes die maar niet opschieten. Met mijn lepel in mijn hand, een dadel in mijn ander en een kom linzensoep voor mij. Het oproep tot gebed is ons startsein. Letterlijk een aantal minuten later is er een slachtveld gecreëerd op onze tafel en zijn we door verschillende gangen gegaan. Met een meer dan voldaan gevoel lig ik op mijn tapijt en ik probeer mijn schuldgevoelens te onderdrukken terwijl ik naar het gegrom van mijn darmen luister. Als er een medaille zou bestaan voor een iftar, dan zouden wij het als familie wel verdienen.

Ik ben nog een kind, God gaat mij niet straffen

Mijn zusje heeft het niet makkelijk. Als zestienjarige tiener probeert ze te wennen aan het vasten op de langste dagen van het jaar. Met een zak toffees op haar schoot klaagt ze dat ze honger heeft. De karamelgeur bereikt haar neus en haar gedachten slaan op hol. “Ik ben vandaag niet wakker geworden voor sahur, mijn vasten is niet geldig”, mompelt ze terwijl ze naar de zoetigheden kijkt. Ik word boos op haar. Op mijn tiende heb ik hetzelfde gezegd, maar ik ging er wel mee door. Ik zie mijn zusje twijfelen en dan neemt ze een besluit. “Ik ben nog een kind, God gaat mij niet straffen”, zegt ze en begint de toffees op te eten. Mijn maag begint te grommen bij het aanzien ervan. Mijn organen zijn tenminste solidair, solidair met mijn ergernis.

Na ergernis komt echter trots. Ik ben trots dat de angst die ik ooit had als kind niet aanwezig is bij haar. Mijn angst om teveel speeksel in te slikken. Om waterdruppels op te vangen met mijn ogen. Om mijn ouders teleur te stellen. “Ik voel het naar beneden zakken”, fluistert ze. Een klomp toffee in haar maag, maar wel een licht geweten. We hebben het tot op de dag van vandaag niet verteld.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons