Zes maanden trok Olivier Nyirubugara (37) te voet dwars door Congo. Op de vlucht voor Rwandese soldaten die het gemunt hadden op Hutu’s. Van de stad Bukavu aan de oostgrens tot aan buurland Congo-Brazzaville aan de westgrens. Hij viel 15 kilo af. Het is nu bijna twintig jaar geleden, maar de tocht is voor hem alsof het gisteren was. Eerder was hij als 17-jarige na de genocide in 1994 met zijn familie naar Oost-Congo gevlucht. Twee jaar later werden ze weer opgejaagd. “We staken een grote rivier over via een touwbrug. Vlak na ons werd de brug doorgesneden. De mensen die achterbleven, werden vermoord.”
Zoals Olivier Nyirubugara heeft elke Rwandees zijn eigen herinneringen aan de genocide en de nasleep ervan. Volgens de universitair docent te Rotterdam zit Rwanda gevangen in een memory trap, een geheugenvalstrik. Het collectieve geheugen, al dan niet geconstrueerd, belemmert echte verzoening tussen de verschillende bevolkingsgroepen.
Oud-journalist Olivier Nyirubugara (37) doceert New Media & Online Journalism aan de Erasmus Universiteit, Rotterdam. Zijn proefschrift uit 2011 luidt Surfing the past. Vorig jaar verscheen bij Sidestone Press Complexities and dangers of remembering and forgetting in Rwanda (pdf). Nyirubugara is aangesloten bij On File,een organisatie voor gevluchte journalisten en schrijvers.
Wat was eigenlijk de aanleiding voor de genocide? Te veel mensen en te weinig landbouwgrond, zoals vaak wordt gezegd?
“Nee, de frictie zat er ook al toen er nog genoeg land was voor iedereen. In mijn perceptie zat het altijd al fout in Rwanda. Een veelgehoorde lezing is dat de Belgische kolonisator het onderscheid tussen Hutu’s en Tutsi’s heeft aangebracht, maar er is nooit een tijd geweest dat Hutu’s en Tutsi’s allebei tevreden waren. In de prekoloniale periode was mijn opa een slaaf van Tutsi’s. Er was veel wantrouwen over en weer. Er is een oud gezegde dat luidt ‘Neem nooit een Tutsi in je huis, hij zal je vrouw afpakken’, zo kan ik er nog wel een paar noemen. Dat heeft de kolonisator niet bedacht.”
In Rwanda worden tegenwoordig de benamingen Hutu en Tutsi vermeden. “Het probleem is dat er een nieuwe versie van de geschiedenis wordt geschreven, waarin de Tutsi’s slachtoffers zijn en de Hutu’s de schuldigen. Terwijl de gebeurtenissen in 1994 veel complexer liggen. Intussen is het oude Hutu-volkslied vervangen door een Tutsilied. We zouden net als Spanje een volkslied zonder woorden moeten hebben. We moeten het verleden niet uitgummen, maar democratiseren. Elke Rwandees moet er zijn plek in krijgen. De daders van toen zijn de slachtoffers van nu. Een eerlijke reconstructie van de collectieve geschiedenis is nodig voor verzoening.”
Hoe moet dat dan?
“Wij hebben geen Gouden Eeuw waar we naar terug kunnen gaan. We moeten een nieuwe samenleving creëren. Alleen al aan de naam ‘Rwanda’ kleeft bloed. Want die naam verwijst naar de landveroveringen door Tutsi-koningen op Hutu-koninkrijken. Om met een schone lei te beginnen, zou Rwanda van naam moeten veranderen.”
Wat zijn uw eigen herinneringen aan het Rwanda van voor de genocide? “Veel van mijn vrienden op de basisschool waren Tutsi. Mijn eerste vriendinnetjes met wie ik als tienjarig jochie verkering had, waren Tutsi. Maar alles veranderde in 1990 toen ik naar het katholieke seminarie ging. Tutsi-vluchtelingen, die eind jaren 60 het land uit verdreven waren, vielen vanuit Uganda Rwanda binnen. Mensen zeiden: “Daar zijn ze, ze komen wraak nemen.” Weer zo’n geheugenvalstrik, zie je? Vriendschap eindigde toen. We zijn nu bijna 25 jaar verder. Kan ik Tutsi-vrienden hebben? Het gaat niet om Hutu versus Tutsi. Achterdocht is overal. Zelfs in de diaspora heb je het gevoel dat je niet weet wie je kunt vertrouwen. Rwandezen hebben geleerd how to manage their friends.”
De nieuwe generatie Rwandezen kijkt toch vooral vooruit? Kijk naar Facebook, dat enorm populair is in Rwanda. Allemaal vrolijke foto’s van stapavondjes, baby’s en nieuwe auto’s.
“Hou op, schei uit. Je ziet er zelfs pasgeboren baby’s die nog niet eens schoongemaakt zijn. In Afrika hebben we een heel ander gevoel van privacy dan hier in Nederland. Privacy heb ik als ik thuis ben. Dan doe ik de ramen en deuren dicht. Maar zodra ik een stap buiten de deur zet, online of offline, heb ik geen enkel recht meer op privacy. Als ik niks van mezelf laat zien, denken de buren dat ik wat te verbergen heb. Op Facebook gebruiken veel mensen usernames. Ook dat zijn vaak betekenisvolle namen, bijvoorbeeld van een oude koning die veel land veroverd heeft. In mijn onderzoek naar geheugenvalstrikken kijk ik ook naar Facebook om te zien hoe mensen omgaan met het verleden.”
Komt u zelf nog in Rwanda?
“Ik zou erheen kunnen gaan, maar ik kies ervoor om in Nederland te blijven en de academische discussie aan te gaan. Hier kan ik schrijven, bloggen, conferenties bezoeken. Ja, mijn werk roept veel reacties op. Ook negatieve. Maar een belediging in een reactieformulier op internet zie ik als een compliment. Want dat geeft aan dat iemand heeft geworsteld met een goede tegenargumentatie en geen ander weerwoord heeft gevonden dan een scheldwoord.”
U hebt jonge kinderen van tien, acht en een jaar. Wat vertelt u aan hen over Rwanda?
“Ze zijn trots op hun land. Ze voelen zich Rwandees. Vanwege hun bijzondere namen, vanwege het Kinyarwanda dat we thuis spelen. Rwanda is een droom voor hen. Ik hoop dat ze later mijn boeken lezen en hun land begrijpen.”
Foto: Joeri van der Kloet, www.luta.nl