Achtergrond

Red de groene vuilnisprikkers

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

De vijfduizend vuilnisprikkers die op Indonesisch grootste vuilnisbelt Bantar Gebang wonen, scheiden als enigen op grote schaal bruikbaar afval voor recycling. De rest van de tien miljoen inwoners in de hoofdstad Jakarta  gooit alles in de vuilnisbak of dumpt het in de rivieren of kanalen. Maar de berg moet dicht, tot groot verdriet van de vuilnisprikkers. De berg is niet alleen hun thuis maar genereert ook hun inkomen.

Als raven storten honderden vuilnisprikkers zich op het verse huisvuil dat zojuist is gebracht. Ze duiken zelfs tussen de gevaarlijke grijparmen van de bulldozers in om alles wat nog bruikbaar is, zoals glas en plastic, in de korven op hun rug te stoppen. Aan het einde van de dag krijgen ze twee euro voor de inhoud van hun mand van tussenhandelaren, die het aan recyclefabrieken doorverkopen.

Stank
De lijkenlucht is er ondragelijk. Sri, die met een groepje onder een plastic zeiltje tegen de regen haar lunch eet (wat rijst en groente), zegt de viezigheid niet meer te ruiken. Vanuit haar ‘tent’ heeft ze op driehonderd meter hoogte een helder uitzicht. Ze wijst naar de wegen richting de berg waarlangs kleine nederzettingen zijn ontstaan, krotten gemaakt van afval, waarin de vijfduizend vuilnisprikkers wonen. Geiten vreten in het vuil. “Ooit was hier een meer en lagen er idyllische rijstvelden”, vertelt opzichter Erwin Sinaga lachend. “Maar dat is alweer 25 jaar geleden.”

Bantar Gebang, die een ruime honderd hectare beslaat, was ooit bedoeld als tijdelijke stortplaats. Na een kwart eeuw is het nog steeds de enige vuilnisbelt voor al het afval uit Jakarta. Dagelijks storten achthonderd vrachtwagens er 6000 ton vuilnis, wat gelijk staat aan zes Olympische zwembaden vol. De omwonenden in de satellietstad Bekasi, dertig kilometer buiten de hoofdstad, waarin Bantar Gebang ligt, eisen al jaren dat de berg wordt gesloten. Ze klagen over de stank, de ziekten die de rottende vuilnis verspreidt en de chemicaliën die het grondwater in sijpelen.

Regenseizoen
De vuilnisbelt ging al eerder dicht in 2001. Het lokale bestuur van Bekasi vond dat het hoog tijd was dat hoofdstad zelf een oplossing voor haar rotzooi bedacht. Maar toen de gouverneur van Jakarta een flinke financiële vergoeding bood, ging de berg toch weer open. Tijdelijk wel te verstaan. Jakarta beloofde nu echt met maatregelen te komen, maar dat was als de straten tijdens het regenseizoen weer eens blank stonden vol drijvend huisvuil. Als het zonnetje daarna weer doorbrak, gingen de plannen opnieuw de kast in.

Dan te bedenken dat niet eens al het huisvuil uit Jakarta op Bantar Gebang belandt. Door een tekort aan vuilnisophaalwagens (de stadsdienst telt er zo’n tweehonderd waarvan de helft door technische mankementen buiten werking is) dumpen de stadsbewoners dagelijks rond de 240 ton vuilnis in de rivieren die door de hoofdstad stromen. Een nieuwe ‘vuilnis patrouilledienst’ moet tijdens het regenseizoen dat net is begonnen vervuilers voor 50 euro beboeten, bijna een half maand salaris. Maar wie in de hoofdstad koopt niet onderhands bij de politie zijn bekeuring af?

Het lokale bestuur van Bekasi ziet de extra tonnen vuilnis alweer komen en heeft gedreigd de berg voorgoed te sluiten, als Jakarta nu geen echte maatregelen neemt.

Tweede generatie
Het plan van Jakarta is om twee nieuwe vuilverbrandingsovens in de hoofdstad te openen. Een functioneert al sinds vorig jaar. Maar zelfs met drie verbrandingsovens blijft er dagelijks nog steeds 2000 ton afval over. Het stadsbestuur zou een voorbeeld moeten nemen aan de ‘groene’ vuilnisprikkers op Bantar Gebang, vinden milieuorganisaties. Door het huisvuil te scheiden wordt zowel in de stad als op de vuilnisbelt Bantar Gebang het afval aanzienlijk minder.

De vuilnisprikkers op Bantar Gebang zijn doodsbang dat de berg dichtgaat. Ze willen niets van ziekten weten. De tweede generatie woont er inmiddels. “Waar moeten wij dan heen?” zegt Ronnie (27), die als kind met zijn ouders vanuit centraal Java naar de vuilnisbelt trok. De vuilnisprikkers behoren tot de allerarmsten, nauwelijks opgeleide Indonesiërs, die in een fabriek niet aan de slag komen. Door de jaren heen zijn er dorpen ontstaan en kwam er recent een school waar kinderen dankzij donaties van Japan gratis naar toe kunnen. Ronnie: “Wat maakt het nou uit of het huisvuil in Jakarta of hier wordt gescheiden?”

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons