Een Bigi Spikri-optocht in Amsterdam in 2017, voorafgaand aan de herdenking in het Oosterpark. Beeld: Keti Koti Festival

Organisatie Slavernijherdenking: ‘Geen geld voor échte diepgang’

Terwijl de roep om van 1 juli (Keti Koti) een nationale feestdag te maken luider klinkt, moet de organisatie achter de slavernijherdenking elk jaar hopen op subsidie. En is het niet wrang om slavernij te herdenken en vieren op één dag? ‘Mensen klaagden over herdenken in de barbecuelucht.’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Het is alweer veertien jaar geleden dat Ivette Forster druk was met de organisatie van het eerste Keti Koti Festival, op 1 juli 2009 in het Oosterpark in Amsterdam. Een viering en herdenking van de afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën op 1 juli 1863. “Het was onontgonnen gebied”, vertelt de Surinaams-Nederlandse Forster. “Buiten de Surinaamse gemeenschap hadden veel mensen nog nooit van Keti Koti gehoord.” Het idee voor een evenement kwam ‘natuurlijk’ vanuit de gemeenschap zelf: “In die tijd hadden de gemeente of overheid geen aandacht voor het slavernijverleden. Daar moesten we zelf om vragen.”
Een eerdere versie van dit artikel verscheen op OneWorld.nl op 30 juni 2021.

Lekker eten en dansen is makkelijk te omarmen. Is er ook échte erkenning van slavernij?

Sinds 2009 is er veel veranderd. Het Festival werd een van de succesvolste evenementen in Amsterdam, Keti Koti is een algemeen bekend begrip en de vier grote steden pleitten er vorig jaar zelfs voor dat 1 juli een nationale feestdag wordt. Verschillende organisaties doen dit jaar ook een oproep aan werknemers, om vrij te nemen op 1 juli en die dag stil te staan bij de afschaffing van de slavernij.
Ivette Forster
In een feestje heeft uiteraard iedereen wel zin, maar hoe zit het met de herdenking van drie eeuwen slavernij? En wordt er de rest van het jaar stilgestaan bij doorwerkingen van het slavernijverleden? “Op dat gebied valt er nog een wereld te winnen”, zegt de Surinaams-Nederlandse Linda Nooitmeer. Zij is voorzitter van het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee). Het NiNsee werd 19 jaar geleden opgericht om de algemene kennis over de trans-Atlantische mensenhandel te vergroten met educatie en onderzoek. Het organiseert daarnaast de jaarlijkse herdenking en financiert het Keti Koti Festival. “Ik maak me wel eens zorgen als ik naar al die feestvierders in het Oosterpark kijk”, zegt Nooitmeer. “Lekker eten en dansen, dat is makkelijk te omarmen. Maar échte erkenning betekent ook begrijpen dat hedendaags racisme is terug te voeren naar de periode van slavernij. Als je kijkt naar de positie van zwarte mensen wereldwijd, dan valt er weinig te vieren.”
Keti Koti in Suriname en elders

Keti Koti (spreek uit: ‘kittie kottie’, Sranantongo voor ‘gebroken ketenen’) is van oorsprong vooral een Surinaamse feestdag. In Suriname is 1 juli dan ook een nationale feestdag. Op die dag in 1863 werd de slavernij officieel afgeschaft in de Nederlandse koloniën. Tot slaaf gemaakte mensen in Suriname en de Caribische eilanden waren vanaf die dag wettelijk gezien vrij, hoewel de meesten nog tien jaar op de plantages moesten werken onder ‘toezicht van de staat’. Daarom dragen veel mensen rond 1 juli de button met het jaartal 1873.

Op de eilanden wordt vooral tijdens de Tula-herdenking op 17 augustus groot uitgepakt. Tula leidde de eerste grote opstand van tot slaaf gemaakte mensen op Curaçao op 17 augustus 1795 en werd in 2019 uitgeroepen tot nationale held van Curaçao.

Het NiNsee gebruikt de naam Keti Koti steeds minder, en spreekt in plaats daarvan liever van ‘1 juli’ of ‘de slavernijherdenking’, om uit te dragen dat deze dag niet alleen voor Surinamers is. De organisatie heeft een partnerorganisatie op Curaçao die activiteiten rond 1 juli organiseert. Dit jaar zal er voor het eerst een grote 1 juli-herdenking zijn op Bonaire.

Wat mag een herdenking kosten?

De jaarlijkse nationale herdenking bij het Slavernijmonument in het Oosterpark duurt zo’n anderhalf uur. Een halfuur later begint het Festival, dat tot in de avond doorgaat. Forster weet dat niet iedereen tevreden is over deze opzet. “Er hebben in eerdere jaren wel eens mensen geklaagd dat ze moesten herdenken in de barbecuelucht, of werden afgeleid door een soundcheck.” En dan is er nog de vraag of een ‘festival’ überhaupt op zijn plaats is, als we de slachtoffers van de slavernij herdenken.

Het is voor heel veel mensen niet duidelijk wat er op 1 juli 1863 gebeurde

Dat er meer bewustzijn moet komen, vindt ook de Afri-Curaçaose Amsterdammer, muzikant en antiracismeactivist Kunta Rincho. Hij herinnert zich dat hij een paar jaar geleden op het Festival liep en mensen vroeg of ze wisten wat Keti Koti eigenlijk was. “’Iets met slavernij’, zeiden ze. Het is voor heel veel mensen niet duidelijk wat er op 1 juli gebeurde. Het is een feest met lekker eten.” Eigenlijk vindt hij Keti Koti überhaupt geen ‘feestdag’: “Wat vieren we, dat we onze vrijheid ‘kregen’ van de onderdrukker? Dat er nog steeds institutioneel racisme bestaat?”
Linda Nooitmeer
Forster legt uit dat dat de keuze voor een festival voortkomt uit het feit dat er begin deze eeuw buiten de Surinaamse gemeenschap maar weinig interesse was voor Keti Koti. “We moesten de geesten rijp maken en de steun van de gemeente krijgen, dus wilden we veel mensen trekken.” Forster benadrukt dat er óók ruimte is voor verdieping en discussies, bijvoorbeeld bij het debatpodium. Maar verdieping kost geld. “We hebben veel ideeën over tentoonstellingen en interactief theater, maar het is een stuk goedkoper om een bandje te boeken.”

De financiering van het Festival loopt via het NiNsee, die weer geld ontvangt van de Gemeente Amsterdam en enkele fondsen. Voor 2020 had de gemeente zo’n 185.000 euro begroot voor het Keti Koti festival en 165.000 voor álle andere activiteiten van het NiNsee. Daarnaast ontving het NiNsee 200.000 euro van het Mondriaan Fonds (een publiek cultuurfonds van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) voor de nationale herdenking.

Waarom ik geen Keti Koti vier

Nooitmeer: “We krijgen elk jaar weer complimenten over hoe mooi en waardig de herdenking en hoe fantastisch het festival is. Dan moet ik lachen: je moest eens weten wat we aan inkomsten ontvangen. Het is een fractie van wat het zou moeten zijn.” Ter vergelijking: het Comité 4 en 5 mei ontvangt een jaarlijkse instellingssubsidie van het Rijk van enkele miljoenen (in 2020 zo’n 6,5 miljoen), al wil Nooitmeer zulke vergelijkingen niet maken. Voor het toekomstige slavernijmuseum heeft het kabinet alvast 1 miljoen per jaar gereserveerd. Het NiNsee is één van de organisaties die meewerkt aan het plan voor het museum; de andere zijn Stichting Museum zonder Muren en IZI Solutions.

Na 2012 stopte de subsidie voor NiNsee; in 2015 werd óók de rijkssubsidie voor de 1 juli-herdenking stopgezet

Tot 2012 ontving het NiNsee een rechtstreekse subsidie van de Nederlandse overheid; die werd stopgezet als onderdeel van de verregaande bezuinigingen in de cultuursector na de financiële crisis. In 2015 werd ook de rijkssubsidie voor de nationale 1 juli-herdenking (jaarlijks 50.000 euro) stopgezet. De huidige subsidie van het Mondriaan Fonds is in elk geval tot 2025 verzekerd; de gemeentesubsidie moet jaarlijks worden aangevraagd.

Bij NiNsee werkt één persoon in loondienst, daarnaast drie parttime medewerkers op freelancebasis. Nooitmeer: “Het helpt dat iedereen die voor ons werkt dit onderwerp een warm hart toedraagt, maar als je het slavernijverleden met échte diepgang aan het licht wil brengen, dan hoort daar gewoon meer financiering bij. Sinds Black Lives Matter wil iedereen met ons in zee voor herdenkingen, educatie en onderzoek. Toch is het elk jaar weer de vraag of de middelen wel worden toegekend.”

Geld bij elkaar schrapen

Met één ontwikkeling is Nooitmeer erg blij: sinds 2018 heeft het NiNsee door het hele land lokale Keti Koti comités opgezet. Het NiNsee heeft bewoners van onder andere Zwolle, Tilburg, Almere, Leeuwarden en Middelburg benaderd, om lokale herdenkingen te organiseren en als het kan ook lezingen, webinars en andere activiteiten. Er werden tien comités opgericht, en daar zouden er nog eens twintig aan toegevoegd moeten worden, is de wens. “Als je klein bent moet je slim zijn”, zegt Nooitmeer: de comités krijgen een klein bedrag van het NiNsee, en vragen daarnaast lokale fondsen aan. “Zo wordt op verschillende manieren het geld bij elkaar geschraapt.” Het meest recent opgerichte comité is in Drenthe, waar dit jaar in hoofdstad Assen voor het eerst een herdenking plaatsvindt.

Elk jaar opnieuw subsidie aanvragen, alsof slavernij een kunst- en cultuurproject is

Maar het gaat niet alleen om het geld. “Ik zou het zo mooi vinden als mensen in álle Nederlandse gemeenten op hun fietsje naar een slavernijherdenking kunnen. Zo vergroten we het draagvlak en informeren we meer mensen. Zelfs als we een enorme pot geld hadden in Amsterdam, zouden we niet diezelfde impact creëren. Want in Amsterdam en Rotterdam is Keti Koti vrij bekend, maar dat geldt lang niet voor heel Nederland.”

Rincho wil oppassen met het vergelijken van historische gebeurtenissen, maar vindt het toch typerend dat Nederland zoveel geld uitgeeft aan 4 en 5 mei, en zo weinig aan de slavernijherdenking. “Dat zegt alles over hoe we met zwarte historie omgaan, wat een marginale plek dat krijgt in onze samenleving. Dat je het telkens opnieuw moet aanvragen, doet het lijken alsof het een kunst- en cultuurproject is.” Volgens Rincho is het bovendien een bredere trend dat zwarte organisaties het geld bij elkaar moeten schrapen om de zwarte geschiedenis goed vast te leggen en herinneren. “Dat is een belediging voor alle zwarte mensen.”

Gedeelde geschiedenis

Een deel van de Surinaamse gemeenschap vindt dat Keti Koti niet één, maar twee dagen zou moeten duren. Op de avond van 30 juni herdenken en op 1 juli vieren. In Suriname is dat gebruikelijk, vertelt Forster. Op het Surinamerplein in Amsterdam organiseren mensen – met eigen middelen – al jarenlang een herdenking op de avond van 30 juni.

Het NiNsee houdt het voorlopig bij één officiële feest- en herdenkingsdag, vooral zodat er zoveel mogelijk mensen op dezelfde dag samen herdenken. Nooitmeer wil niet te veel discussiëren over precieze data. “Ik weet bijvoorbeeld dat mijn voorouders op 1 juli 1863 helemaal niet te horen kregen dat de slavernij was afgeschaft. Hun plantagehouder was gewoon vertrokken, en uit angst voor zijn wreedheid hebben ze maanden doorgewerkt. Pas in december wisten ze dat ze mochten stoppen.” In december brandt Nooitmeer daarom ook een kaarsje.

We kunnen pas écht van een landelijke herdenking spreken als 1 juli een nationale dag is

Al met al is Forster positief gestemd over de ontwikkelingen sinds het eerste Festival in 2009. “Toen waren wij de enigen die ons hiermee bezighielden, en nu? Iedereen weet wat het is, je hebt de hele maand juni Keti Koti-maaltijden, theater, de Black Heritage tour (een initiatief van historicus Jennifer Tosch), er is van alles te doen.” Bovendien is Keti Koti sinds 2020 opgenomen in de geschiedeniscanon van Nederland. “Maar”, zegt Nooitmeer, “we kunnen pas écht van een landelijke herdenking spreken als de overheid er een nationale feest- en herdenkingsdag van maakt. Zodat iedereen weet: op deze dag, of je nou op ons Festival staat of niet, herdenken we de slachtoffers van de slavernij én vieren we de afschaffing daarvan.”

Dit is de man achter Halsema’s ‘1873’-button

Hoe Nederlandse banken verdienden aan slavernij

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons