Ik doe onderzoek naar het vertrouwen van jongeren in de politie in de Schilderswijk. Vandaag ga ik de wijk in om met jongeren te praten. Ik wacht op station Hollands Spoor op mijn contactpersoon, een jongere uit de wijk. “Ik ga wel met je mee, anders denken ze dat je van de politie bent,” had hij me gezegd. “Ik van de politie?” Ik zie er doorgaans niet echt uit alsof de politie mij zou willen aannemen. “Ja, soms zetten ze zelfs mensen in die op junkies lijken, maar die dan eigenlijk van de politie zijn.”
Jongeren uit het onderzoek vertelden me ook dat hun wantrouwen wordt versterkt doordat veel van hen weinig met ‘tata’s’ – ‘Hollanders’ – te maken hebben. Alleen de politie, en de leraren zijn ‘Hollanders’. Ja, en die mensen in de media natuurlijk, die doen alsof hun wijk Syrië is – of de Shariadriehoek – vol ‘enge moslims’. Nee, die Hollanders, daar moet je toch een beetje mee uitkijken.
Ondertussen hoor ik in mijn achterhoofd mijn opa en oma vertellen over de invasie van moslims die aanstaande is, en denken zij – net als veel van hun dorpsgenoten – dat veel moslims eng zijn. Zij kennen moslims vooral uit de krant of van tv. Nee, die moslims, daar moet je toch een beetje mee uitkijken.
En die mensen in de media zijn natuurlijk wit, die doen alsof hun wijk Syrië is
Die middag spreek ik verschillende jongeren. Ze dachten gelukkig niet dat ik van de politie was, daar hebben ze namelijk bijzonder weinig vertrouwen in. Mijn laatste gesprek is met twee gemotiveerde jongeren van een jongerenvereniging. We hebben het over de ontwikkelingen in de wereld en de aanslagen. Als ik wegga wil Mustapha me nog wat vragen. “Maar Corina, denk jíj dan niet dat alle moslims een beetje eng zijn?” Mijn ‘nee’ verbaast hem duidelijk.
Ik realiseer me dat we vooral moeten uitkijken met al die wilde verhalen over elkaar. En dat ik me na een dag in de Schilderswijk een stuk geïnspireerder voel dan na vijf minuten krantlezen. Zouden mijn opa en oma maar een keer mee gaan.