“Mijn hobby? Ik reis graag.” Of je het nou op je CV schrijft, of het laat vallen tijdens een kroeggesprek: je hebt gegarandeerd succes. Wie reist, moet wel een zeer interessante wereldburger zijn. Ja, zo iemand wil ik wel zijn. En dus boek ik mijn ticket: als vrouw alleen in Marokko ga ik het maken. Niet voorbereid op de vieze bijsmaak, die niet lang daarna zal komen opzetten.
Al weken voordat ik naar Marrakech vlieg, proef ik het. Het is een doordeweekse dag, als ik mijn Marokkaanse buurvrouw op straat spreek. Ik wil haar net enthousiast vertellen dat ik haar thuisland ga bezoeken en daarna pre-cies zal weten ‘wat Marokko voor land is’, als ik haar teleurstelling opmerk. “Mijn moeder heeft weer geen visum gekregen. Is jammer. Ik woon al acht jaar hier, nog nooit is zij bij mij geweest.”
Ik wel, zij niet. Een visum heb ik niet eens nodig. Daar is het. Dat smerige smaakje.
Maar ik ga. Met mijn veel te zware backpack in een stampvolle bus realiseer ik mij dat ik een paar weken lang vrij ben om te gaan en staan waar ik wil. Met pen en papier in de aanslag duik ik mijn avontuur in: “15 januari: Niet ergens neerstrijken en de plek consumeren, maar het landschap buiten aan je voorbij zien trekken: dát is reizen.” Ik adem diep in… en er gaat een wereld voor mij open.
De grote droge vlaktes en de groene teletubbielandschappen. De BMW ’s voor de villa’s en de wegen bezaaid met muilezels, toeterende scooters en overstekende omaatjes. De Illy-cappuccino’s en de glaasjes warme melk met een druppel koffie. De student in Rabat met een eigen internationaal bedrijf en het meisje op het platteland dat pas van school is gehaald om de huishoudelijke taken van haar uitgehuwelijkte zus over te nemen.
Ik proef van de diversiteit van Marokko. Maar er is diezelfde bittere nasmaak als ik aankom in Fes, de geboorteplaats van mijn buurvrouw. Ik maak wat foto’s en koop voor haar een souvenir, een ‘berber lipstick’. Maar haar moeder kan ik niet voor haar meenemen.
Terwijl wij als Nederlanders massaal onze vakanties naar steeds verdere oorden boeken, blijft deze mevrouw steken bij de voorwaarden van de Nederlandse ambassade. Dit maakt duidelijk hoe reizen de wereld oneerlijk verdeelt. Het is misschien ons goed recht, om te controleren wie er wel en niet bij de grens aanklopt. En Marokko heeft financieel een hoop profijt van de Hollandse toeristen die zelfs voor een weekendje de Noord-Afrikaanse steden aanstippen. Dan is er niets te klagen, toch?
Maar niets is minder waar. Behalve dat het grootste deel van mijn reiskosten bij een westerse vliegmaatschappij is blijven steken, vergroten de reislustige rijke westerlingen ook op een andere manier de ongelijkheid in de wereld: door kennis.
Reizen biedt kennis, en kennis is macht. Hoe meer kennis ik opdoe, hoe meer mensen minder weten dan ik en een beroep op mij moeten doen om tot een beslissing te komen. Hoe meer westerlingen gaan reizen, hoe meer kennis het westen opdoet en hoe afhankelijker de armere delen van de wereld van het westen worden. En het is niet moeilijk om te raden wiens belangen dan voorop zullen staan.
Kennis die ik door te reizen op doe, biedt mij bovendien een toekomstvisie. Thuis aangekomen zet ik alles tevreden op een rij: talen geoefend? Vink. Meer te weten gekomen over de Marokkaanse politiek? Vink. Meerdere visies op de Islam mogen horen? Vink. Geïnspireerd door de Marokkaanse gastvrijheid? Vink. Groter vertrouwen in mijn kaartleeskunsten? Vink. Leren geloven dat dromen waargemaakt kunnen worden? Vink. Bewust geworden van mijn leven thuis en wat ik daarin zou willen veranderen? Vink.
Mijn wereld is vergroot. Maar de moeder van mijn Marokkaanse buurvrouw is daarmee niet geholpen. Ik ben verrijkt door haar land en haar cultuur. Ik heb ontdekt dat de relaxte omgang met ‘tijd’ in Marokko mijn leven een stuk aangenamer kan maken, en ben tegelijk blij met hoe goed Nederland geregeld is. ‘Onderzoek alles en behoud het goede.’ Maar de moeder van mijn buurvrouw heeft weinig aan deze uitspraak. Nederland is tot nu toe voor haar een onbereikbare bestemming gebleven.