Ik kijk er niet van op als Selda me vertelt dat ze gaat demonstreren tegen het ‘ondemocratische’ plan van de regering om hier het zoveelste winkelcentrum van Istanbul te bouwen. Mijn 29-jarige Turkse huisgenote en haar vrienden demonstreren met enige regelmaat. En als zij tijdens de eerste twee dagen verhalen vertelt over confrontaties met de politie, schrik ik niet. Wellicht komt dit door mijn eigen ervaringen als onderzoeker in Zuid-Afrika, waar ik herhaaldelijk heb gezien hoe geüniformeerde mannen gewelddadig optraden. Een beetje traangas, zo erg is dat niet, dacht ik nog.
[[{“fid”:”20562″,”view_mode”:”media_original”,”type”:”media”,”attributes”:{“height”:1536,”width”:2048,”style”:”width: 350px; height: 263px; float: right;”,”class”:”media-element file-media-original”}}]]Maar als ik de volgende dag naar de supermarkt loop, beland ik compleet onverwacht in een wolk traangas. Alles brandt, ik voel me tijdelijk verblind en heb veel moeite met ademen. Ik hoor alleen geschreeuw en de voetstappen van rennende mensen. Ik ken hier niemand en vind het doodeng. Plotseling grijpt een onbekende mijn arm en duwt een monddoekje in mijn hand, wat enige verlossing biedt. Als de wolk enigszins is weggewaaid, stapt een jong meisje op me af en spuit ongevraagd ‘solution’ in mijn ogen, tegen de pijn. Door de wazigheid heen zie ik hoe iedereen om me heen elkaar helpt. Ik ben overweldigd door de omstandigheden en ontroerd door hun solidariteit. Ondanks de pijn, lopen we massaal terug richting de politie, wetende dat de volgende dosis traangas weer zal komen. En zo ben ik, onverhoeds, ineens demonstrant geworden.
De ogen van de wereld
De laatste drie weken zijn mijn email-inbox, facebook-inbox, en whatsapp-account overspoeld door berichten van bezorgde vrienden uit het buitenland. Wat is er nu precies aan de hand, wordt aan mij gevraagd. Ik vind het lastig om daar antwoord op te geven. Ik ben geen activiste. Ik spreek maar een paar zinnen Turks en ben niet voldoende bekend met de complexiteit van de Turkse politiek. Ik woon en werk toevallig in een stad waar plotseling de ogen van de wereld op gericht zijn. Een stad waar, volgens mijn Turkse vrienden, een revolutie is ontstaan in reactie op een autoritaire regering. Ze omschrijven het als een collectief verzet voor iedereen die met de regering een appeltje te schillen heeft. Maar zelfs mijn huisgenote en haar vrienden begrijpen niet wat er allemaal gebeurt, wat dit allemaal betekent, en wat de gevolgen hiervan zullen zijn.
Sinds die dag begin juni staat mijn dagelijks leven grotendeels in het teken van de zogenaamde revolutie. Mijn inactieve twitter-account komt vigoureus tot leven en mijn facebook-wall staat vol met filmpjes, foto’s en nieuwsberichten. Om de paar uur bel ik met vrienden; hoe gaat het me ze, hoe is de situatie in hun wijk, is de politie er vandaag, rijdt het openbaar vervoer, hoe heb je de nacht meegemaakt, enzovoort. En tegelijkertijd gaat het leven gewoon door. De wijkmarkt staat op maandag weer vol met verkopers, mijn sportschool geeft gewoon zwemles voor de kinderen en de bakker gaat iedere dag om half zes ’s ochtends open.
Inmiddels is het rustiger geworden. Mensen zijn het gevecht met de politie zat en demonstreren nu door massaal letterlijk stil te staan. Maar als ik een politieagent zie voel ik mijn hartslag weer omhoog gaan. Ik neem voorlopig nog mijn zwembril en monddoekje mee als ik de deur uit ga. Voor ik het weet, ben ik per ongeluk weer demonstrant.
Tessa Diphoorn (1984) is antropologe en doet promotieonderzoek over particuliere veiligheidsbedrijven in Durban, Zuid-Afrika aan de Universiteit van Utrecht. Sinds oktober 2011 woont ze in Istanbul en werkt ze bij Sabanci Universiteit.
Foto’s Tessa Diphoorn. Hoofdfoto: traangaswolk. Foto rechts: demonstranten bouwen barricade voor de politie.