Internationale humanitaire hulp is big business. Zo werd er in 2013 wereldwijd 17.9 biljoen dollar bij elkaar gesprokkeld voor humanitaire hulp, waarvan zo’n 12.9 biljoen dollar bij overheden vandaan kwam. Elke nieuwe aardbeving, hongersnood of vloedgolf trekt bovendien duizenden hulporganisaties, van Oxfam Novib tot de Amerikaanse "Jesus Brigades". Maar hoe effectief is het dat een groot deel van het donorgeld bij dit soort ngo’s terecht komt? Volgens Jelmer Kamstra, die vandaag promoveert aan de Radboud Universiteit Nijmegen met zijn onderzoek “Promoting civil society and democracy”, valt er een hoop af te dingen op hoe donorgeld uiteindelijk wordt besteed. OneWorld/Research vat de belangrijkste bevindingen van zijn promotieonderzoek samen.
De meeste donoren werken rechtstreeks samen met ngo’s in ontwikkelingslanden; steeds meer donorgeld komt bij deze ngo’s terecht. Ook het nieuwe beleid van minister Ploumen richt zich sterk op een politieke rol van ngo’s en biedt ngo’s uit ontwikkelingslanden ook de mogelijkheid om mee te dingen in financiering. Ngo’s in ontwikkelingslanden worden gezien als dé organisaties die rechtstreeks het maatschappelijk middenveld kunnen versterken door de belangen van het volk te behartigen en overheden kritisch te volgen en te controleren.
Schikken naar verwachtingen
Er bestaat vaak een wat rooskleurig beeld van deze ngo’s, maar zoals Kamstra in zijn proefschrift laat zien zijn lang niet alle ngo’s lokaal gewortelde organisaties die dicht bij het volk staan. Volgens hem zijn het paradoxaal genoeg de donoren zelf die het succes van ngo’s in de weg zitten. Dit heeft voornamelijk te maken met het feit dat ngo’s in grote mate afhankelijk zijn van donoren. Donoren zijn meer dan alleen geldschieters. Zij bepalen de thema’s waaraan hulp verbonden is en drukken hierdoor een belangrijke stempel op de missies van ngo’s. Door daarnaast het in dienst nemen van professionals te stimuleren, beïnvloeden ze ook het personeel van ngo’s.
Ngo’s moeten zich vaak ook aanpassen aan het door donoren gepromote professionele organisatiemodel om donorgeld te kunnen ontvangen. Omdat deze professionele manier van werken veel geld kost, worden ngo’s steeds meer van financiële steun afhankelijk. In plaats van zich te richten op de wensen van de lokale bevolking, gaan ze zich steeds meer schikken naar de verwachtingen van donoren. Hierdoor gaan ngo’s steeds meer op elkaar lijken, terwijl de maatschappelijke vraagstukken per land sterk verschillen. Donoren stimuleren dus niet lokaal eigenaarschap en geworteldheid, maar juist internationale afhankelijkheid. Kamstra laat dit in zijn proefschrift zien door middel van een vergelijkend onderzoek van ngo’s in Indonesië en Ghana.
Laat lokale bloemen bloeien
Een oplossing hiervoor zou volgens Kamstra zijn dat er minder eisen aan de lokale ngo’s worden gesteld en dat het donorgeld ook naar minder professionele democratische lidmaatschapsorganisaties gaat die dichterbij het volk staan. Maar zolang de donoren blijven vasthouden aan hun strikte voorwaarden, lopen ook dit soort organisaties het risico uiteindelijk weer geprofessionaliseerd te raken. Dit kan alleen doorbroken worden als het donoren lukt om flexibelere voorwaarden en minder strenge
verantwoordingscriteria te hanteren. Donoren moeten zich echter op hun beurt vaak ook weer verantwoorden aan (supra)nationale parlementen. Kamstra stelt dat het hierdoor niet waarschijnlijk is dat dit systeem op de korte termijn verandert .
Volgens hem hebben we vooral een verandering in denken nodig waarbij twee dingen gescheiden moeten worden: hoe dingen werken, en hoe dingen zouden moeten zijn. In plaats van het nastreven van het ambitieuze doel om prille democratieën om te vormen tot ideale democratische staten, is het veel productiever om de bestaande situatie te analyseren en enkele kernpunten te benoemen waar externe donoren een bijdrage aan zouden kunnen leveren. Dit betekent wel dat donoren bescheiden moeten zijn over wat ze kunnen bereiken. Het stellen van realistische doelen is daarom waarschijnlijk de beste manier om ontwikkelingshulp die gericht is op versterking van het maatschappelijk middenveld en democratiebevordering meer te laten aansluiten bij de lokale context.
Jelmer Kamstra studeerde bestuurs- en organisatiewetenschap en ontwikkelingsstudies en promoveert op 26 augustus 2014 aan de Radboud Universiteit (Nijmegen) op zijn proefschrift Promoting Civil Society and Democracy: Tracing Ideals in Reality. De volledige versie van zijn proefschrift zal vanaf volgende week te lezen zijn.