Op 8 september 2000 spraken 189 lidstaten van de Verenigde Naties met elkaar af om mondiale armoede, onderwijs-, gezondheids- en milieuproblemen aan te pakken. Er zijn acht concrete, meetbare doelen vastgelegd: de millenniumdoelen, die eind 2015 gehaald moeten zijn. OneWorld bespreekt en toetst vijf mythes rondom de doelen.
The One Minutes selecteerde kunstenaars die speciaal voor OneWorld in filmpjes van één minuut reflecteren op de acht doelen.
MYTHE: 1
Dat klopt! Maar zijn we daarmee van de ellende af? Nog steeds leven 1,2 miljard mensen in extreme armoede. Een derde daarvan leeft in Afrika beneden de Sahara. Daar is nog steeds bijna de helft van de mensen buitengewoon arm.
CONCLUSIE: MYTHE BEVESTIGD
MYTHE: 2
In de zomer van 2012 kondigden de Verenigde Naties met veel bombarie aan dat de armoede in de wereld gehalveerd was. Tussen 1990 en 2010 daalde de extreme armoede in ontwikkelingslanden van 47 procent naar 21 procent. Dat zijn ongeveer 700 miljoen minder mensen die van 1,25 dollar per dag moeten rondkomen. Het bedrag van 1,25 dollar per dag verwijst naar de gemiddelde armoedegrens van de tien tot twintig armste landen in de wereld op basis van de prijzen uit 2005.
De millenniumdoelen zijn daarmee, volgens VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon, ‘the most successful global anti-poverty push in history’. Fijn, maar wat koop je nog voor 1,25 dollar? Een stuk minder dan in 1990, stelt Rolph van der Hoeven, hoogleraar Werkgelegenheid en Ontwikkelingseconomie aan het Institute for Social Studies in Den Haag: “Vanwege de inflatie kun je in 2014 veel minder doen met 1,25 dollar dan in 1990.” Hoeveel minder precies? Een rekensommetje op de website van het Amerikaanse Bureau of Labour Statistics laat zien dat je met 1,25 dollar in 1990 net zoveel kon kopen als met 2,25 dollar in 2014.
Ongeveer driekwart van de allerarmste 1 miljard mensen leeft tegenwoordig in midden inkomenslanden, zoals India of China. Hoogleraar Van der Hoeven: “Door de grotere ongelijkheid is iemand die vandaag de dag hetzelfde inkomen heeft als in 1990 relatief slechter af. Als iedereen om je heen vooruit gaat en jij blijft stil staan, dan voel je je terecht arm. We moeten dus na 2015 niet alleen armoede, maar vooral ongelijkheid terugdringen.” Er gaan veel stemmen op om ongelijkheid centraal te stellen bij het formuleren van de nieuwe doelen, die de millenniumdoelen na 2015 moeten gaan vervangen.
Overigens: waar twintig jaar nodig was om de extreme armoede in de wereld te halveren, hadden ’s werelds miljardairs slechts vier jaar nodig om hun gezamenlijke rijkdom te verdubbelen tot 6,5 triljoen dollar in 2013.
CONCLUSIE: MYTHE BLIJKT REALITEIT
MYTHE: 3
Eerst het slechte nieuws: er gaan nog steeds kinderen dood. Maar liefst 18.000 per dag. Dat is ruim 6,6 miljoen per jaar.
Maar nu het goede nieuws. In 2012 stierven bijna de helft minder kinderen (onder de vijf jaar) dan in 1990. Dat is te danken aan schoner drinkwater, betere gezondheidszorg bij de geboorte, meer én betere voeding en vaccinaties. Sinds het jaar 2000 zijn tien miljoen kinderen blijven leven dankzij een simpele inenting tegen mazelen. Alleen sub-Sahara Afrika blijft achter.
Imran Firdaus is onafhankelijk filmmaker, researcher, filmcriticus en videoartiest uit Dhaka, Bangladesh.
A video by The One Minutes for OneWorld
Daar haalt één op de tien kinderen de vijfde verjaardag niet. Laat dat nou het continent zijn waar de bevolking het snelst groeit: de VN voorspellen daar 600 miljoen mensen erbij in het jaar 2100. Hoe kan dat? Simpel: als de kans groot is dat kinderen sterven, ‘nemen’ ouders uit voorzorg meer kroost. In Niger (plaats 6 in de mondiale bevolkingsgroeiranglijst) sterven 114 op de 1000 kinderen en krijgen vrouwen gemiddeld 7,6 kinderen. Ter vergelijking: in Nederland sterven 4 op de 1000 kinderen en krijgen vrouwen gemiddeld 1,8 kinderen. Waar minder kinderen overlijden, worden minder kinderen geboren. Zo kreeg in 1965 een vrouw in Brazilië nog gemiddeld zes kinderen. Van de 1000 kinderen overleden er 150 voor hun vijfde. Nu zijn dat er 50 en krijgen Braziliaanse vrouwen gemiddeld twee kinderen.
Chris Elias (hoofd ontwikkelingsprogramma Bill and Melinda Gates Foundation) wordt boos als iemand zegt dat kinderlevens redden tot overbevolking lijdt. “Dat is een gevaarlijke en wrede mythe: ‘we laten nu kinderen sterven, want dat helpt om straks de wereld te redden’, die niet gestaafd wordt door feiten. Eerst neemt de bevolking inderdaad toe, maar al snel passen mensen het aantal geboortes eropaan. Dat zag je in Thailand en Zuid-Korea. ” Overigens is er ook een duidelijk verband met onderwijs. Hoe langer meisjes naar school gaan, hoe minder kinderen ze krijgen.
De VN voorspellen dat de 2 miljard mensen die nu nog vier kinderen per gezin krijgen, aan het eind van de eeuw twee kinderen krijgen. Mits we alle kinderen vaccineren en van gezond water en voedsel voorzien. En er meer meisjes naar school gaan én er betere seksuele voorlichting komt. Als laatste, ook niet onbelangrijk, moet het taboe op anticonceptie doorbroken worden.
Voor wie zich toch nog zorgen maakt om onze planeet: die extra wereldbewoners in Afrika leveren straks niet enorm veel meer vervuiling op. Arme mensen consumeren veel minder dan rijke mensen. Een Amerikaan heeft een ecologische voetafdruk van 9,7 hectare per inwoner. Die van een Mozambikaan is slechts 0,47.
CONCLUSIE: MYTHE ONTKRACHT
MYTHE: 4
Was het maar zo simpel! Als we het complete jaarbudget van de wereldwijde hulp zouden uitdelen aan de 1 miljard allerarmsten, zou ieder 126 dollar krijgen. Een leuk zakcentje, maar daar word je niet blijvend rijk van. Maar in plaats van méér te geven om de deadline van 2015 te halen, bezuinigen rijke landen in tijden van crisis op hulp aan arme landen. In 2012 ontving Afrika beneden de Sahara 8 procent minder hulp dan in 2011. Alleen de Britse regering van David Cameron maakt serieus werk van de afspraak 0,7 procent van het Bruto Nationaal Inkomen aan hulp te gaan besteden, waar verder alleen de Scandinavische landen zich aan houden. Die afspraak komt nog voort uit berekeningen van Nobelprijswinnaar en econoom Jan Tinbergen en stamt uit de jaren ’70.
Is dat nou zo erg? Het belang van de officiële hulp voor de ontwikkeling van arme landen neemt af. Geld van migranten en buitenlandse investeringen leggen een groter gewicht in de schaal (zie mythe 5). Ook geven opkomende landen als Brazilië, China en India steeds meer hulp aan Afrika, alleen wordt die niet geregistreerd als officiële ontwikkelingshulp.
Ontwikkelingslanden hebben er vaak meer baat bij als wij afzien van praktijken die slecht voor ze zijn, zoals het dumpen van voedsel en afval, belastingontwijking en allerlei vormen van handelsbelemmering. Volgens de VN lopen arme landen elk jaar 700 miljard aan inkomsten mis door ongunstige handelsregels – een veelvoud van al het hulpgeld.
Dat wil niet zeggen dat hulp weggegooid geld is. Ze kan de voorwaarden voor ontwikkeling scheppen door de aanleg van wegen, medische programma’s en goed onderwijs mogelijk te maken. Voormalig topondernemer Bill Gates is een onvermoeibaar strijder voor de 0,7 procentsnorm. “Hulp is een fantastische investering en we zouden nog meer moeten doen.” Hij reisde er zelfs voor naar Den Haag om een omroep te doen bij Nieuwsuur.
In ons land werkte het vasthouden aan de 0,7 procent echter tamelijk verlammend in het door Geert Wilders opgepookte hulpdebat. Nederland is inmiddels gezakt tot ruim 0,5 procent zonder dat daarover een volksoproer is ontstaan. Minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking profileert zich liever niet als hulpkampioen maar als ‘de eerste echte minister van coherentie’: ze wil over de hele linie beleid voeren dat gunstig is voor arme landen.
CONCLUSIE: MYTHE ONBESLIST
MYTHE: 5
“Hulp is op de terugtocht.” “Handel zorgt voor ontwikkeling van landen en regio’s.” “Elke economie (…) moet het hebben van zijn ondernemers.” Dit zijn geen uitspraken van een ondernemer of een liberale politicus, het is klare taal van PvdA-minister Lilianne Ploumen. Niet voor niks is ‘Buitenlandse Handel’ aan haar titel toegevoegd, en zelfs nog vóór ‘Ontwikkelingssamenwerking’.
(na het ter perse gaan van OneWorld Magazine bleek het aangekondigde filmpje van Carlos Amorales uit Mexico niet beschikbaar – red.)
Sinds 2010 is economische groei de nieuwe mantra van de Nederlandse hulp, met het bedrijfsleven als superheld die mondiale armoede bestrijdt. Op de overheidsinzet voor de millenniumdoelen, zoals gelijkheid tussen mannen en vrouwen, onderwijs, schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen, is sindsdien flink bezuinigd. Hiervoor is er in 2014 in totaal 136 miljoen euro minder beschikbaar.
Alle ballen op handel, want ‘de private sector is de motor voor economische groei en banen, die mensen de mogelijkheid bieden om een inkomen te verwerven’ , zoals de minister in maart nog schreef aan de Tweede Kamer. Bovendien vormt hulp een steeds kleiner deel van de financiële stromen naar arme landen. In 2012 waren de buitenlandse investeringen in het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden (703 miljard dollar) bijna zes keer zo hoog als de totale hoeveelheid ontwikkelingshulp (126 miljard dollar).
Heeft het bedrijfsleven inderdaad de sleutel tot ontwikkeling in handen? De Nederlandse organisaties SOMO, Action Aid en Both Ends vinden van niet. In hun rapport Bijdrage private sector aan ontwikkeling niet gegarandeerd schrijven ze dat het aantrekken van buitenlandse investeerders met allerlei voordelen zoals lage belastingen niet vanzelf bijdraagt aan lokale ontwikkeling en werkgelegenheid. Voorbeelden genoeg van lokale boeren die hun land kwijtraken of van vervuiling door het lozen van vies afvalwater.
En als we nou maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) stimuleren? Onderzoek door IOB (de inspectiedienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken) toont aan dat dat ook geen panacee is. Bij 54 procent van de onderzochte bedrijven had het MVO-beleid een positief effect, maar bij respectievelijk 22 en 24 procent van de bedrijven werden er gemengde of zelfs negatieve gevolgen geconstateerd, zoals slechte werkruimtes of zelfs mensenrechtenschendingen. Geen overtuigend bewijs dus.
Dan maar terug naar de traditionele ontwikkelingshulp door overheden en goede doelen? Rob van Tulder, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit, benadrukt dat bedrijven cruciaal zijn voor een duurzamere en eerlijkere wereld. Ze kunnen het echter niet alleen. “Je moet de kracht van de markt, de sociale sector en de wetgever bijeen brengen. Zo combineer je het beste van de samenleving.” Gelukkig. Dan redden dus niet alleen bedrijven de wereld, maar kunnen we allemaal een beetje superheld zijn.
CONCLUSIE: MYTHE DEELS WAAR
The One Minutes is een wereldwijd netwerk voor het verzamelen, vertonen en verspreiden van bewegend beeld. Sinds 1999 heeft The One Minutes meer dan 10.000 videowerken van makers van meer dan 120 nationaliteiten geproduceerd en gedistribueerd.