Nederland gaf in 2013 voor het eerst sinds 1974 minder dan de internationale richtlijn van 0,7% van het bruto nationaal inkomen (BNI) uit aan ontwikkelingshulp. Daarmee is Nederland voorlopig z’n positie in het clubje van vijf (samen met Denemarken, Noorwegen, Zweden, Luxemburg) kwijt dat jaar in jaar uit braaf de richtlijn haalt. De vijfde plek werd in 2013 overgenomen door het Verenigd Koninkrijk. Partos, de branchevereniging voor internationale samenwerking, is niet blij met het nieuws. “We waren al ongelukkig met de bezuinigingen op ontwikkelingshulp”, zegt Koos de Bruijn, manager advocacy, “maar helemaal als je nu ziet dat we uit de pas lopen met de mondiale ontwikkeling. Dat is echt geen goede zaak.”
In absolute cijfers gezien staat Nederland op de achtste plek van donoren. De VS blijven in absolute bedragen de grootste donor ter wereld. Ze geven bijna twee keer zoveel uit als de nummer twee, het Verenigd Koninkrijk. In onderstaande grafiek is te zien hoeveel elk land in 2013 uitgaf aan officiële hulp, als percentage van het BNI en als absoluut getal. Ook zijn trends te bekijken van wat een land aan ontwikkelingssamenwerking heeft uitgegeven sinds 1960.
Portugal bezuinigt flink
Nederland is niet het enige Europese land waar behoorlijk minder geld werd uitgegeven aan ontwikkelingshulp ten opzichte van 2012. Ook in bijvoorbeeld Frankrijk (-9,8%), België (-6,1%) en Tsjechië (-4,7%) werd in 2013 minder uitgegeven dan in 2012. In Portugal moest zwaar bezuinigd worden. Daarom gaven de Portugezen 20,4% minder uit aan ontwikkelingshulp dan in 2012.
Waar gaat de hulp naartoe?
Ondanks dat er meer geld aan ontwikkelingssamenwerking wordt uitgegeven, gaat er tegenwoordig minder naar landen in Afrika, en vooral naar sub-Sahara Afrika. OESO verwacht dat er meer hulp blijft gaan naar Aziatische landen, en dat de totale hulp aan Azië in 2017 even hoog zal zijn als aan Afrika. Ook verwacht OESO dat er veel aandacht zal blijven voor landen als Brazilië, China en Mexico, waar weliswaar veel armoede heerst, maar wat meer middeninkomen- dan ontwikkelingslanden zijn. “Het is op zich goed als er meer aandacht komt voor (inkomens)ongelijkheid, want armoede is geen exclusief probleem van de armste landen. Maar van landen als Brazilië, China en Mexico kun je je afvragen of externe financiële hulp daarvoor nodig is.”