Fotograaf Jan-Dirk en ik reisden naar een zaaltje in Enschede voor de kennismakings/benefi etavond van de stichting Hand in hand voor Syrië. Bij de ingang stond een kartonnen doos voor de donaties. Achter de bar werden balvormige Syrische hapjes bereid en er werd thee geschonken. Er waren ongeveer dertig belangstellenden. Geen hoge opkomst. Daar stond tegenover dat de mensen die er waren erg begaan waren met ‘de tragedie’, zoals de burgeroorlog werd genoemd.
Ik was er nog geen vijf minuten of ik had Rik Min al aan de broek hangen, een man die zich voorstelde als ‘kaderlid van de Nieuwe Communistische Partij Nederland’ (NCPN). Ik mocht gerust noteren dat deze politieke splinter op de achtergrond een oogje in het zeil hield bij de stichting.
Rik Min: “Noteert u maar: in Syrië is geen sprake van een revolutie of opstand!” De heer Guryas Zaghtiti, voorzitt er van Hand in hand voor Syrië, kwam zich voorstellen – “Ik ben voor menselijkheid” – , evenals mevrouw Sonja van den Ende, organisator van de avond.
Het ging al snel over de media. Sonja, die de afgelopen vijft ien jaar regelmatig naar Syrië reisde omdat ze getrouwd was met een Syriër, zei dat de boel, qua beeldvorming, ‘bewust verdraaid’ werd.
De heer Rik Min, nu op het puntje van zijn praatstoel: “Zeg maar gerust dat het volk belazerd wordt. Door de Volkskrant en door de NOS. De NOS, meneer, is de grootste haatzaaier van Nederland.”
Om zijn argument kracht bij te zett en zei hij dat hij al 44 jaar actief was bij het Nederlands Palestina Komitee. “Ik ben daar een van de specialisten op het gebied van nationalisatievraagstukken.” Hij gaf even later toe dat je binnen het Palestina Komitee al snel specialist bent.
“De NOS zou onpartijdig moeten zijn!”, riep Corry Westgeest, politiek secretaris binnen de NCPN, die aan kwam lopen met een kop warme thee en eraan toevoegde dat het aan dit tafeltje gebeurde, qua discussie. “En ik hou van discussie!”
Rik Min: “Tachtig procent van de Syrische bevolking staat achter Assad, ze hebben daar verdomd goed door dat de welvaart niet uit de moskee komt. Waarom lees ik dat nergens?” Hij gaf het antwoord zelf: “Omdat de media aan de leiband lopen.”
De ene misstand na de andere werd me voor de voeten geworpen.
De door de stichting ingezamelde container met hulpgoederen kwam maar niet door de douane – “Dat wordt niet opgepikt” – en ook slaagde het stichtingsbestuur er maar niet in om een bankrekening te openen.
Sonja: “We hebben met driehonderd mensen in Enschede op straat gestaan, en in Den Haag stonden we met tweeduizend. Waar waren de cameraploegen? Je leest er ook niets van terug. Het is om wanhopig van te worden.”
Corry Verkerk die het, ze benadrukte het nogmaals, héérlijk vond om eindelijk met iemand van de pers te praten, begon over de ontstaansgeschiedenis van de NCPN, nog zo’n kwestie die slechts met halve waarheden en hele leugens in de kranten was gekomen.
“Wij, de toenmalige CPN, zijn niet opgegaan in GroenLinks, een deel van de partij is daarin terechtgekomen. Dat is besloten met één stem verschil na een zeer vermoeiend en lang weekeinde met verhitte discussies in een bungalowpark.”
En zo vloog het gesprek die avond alle kanten op, net zo lang tot ik had genoteerd dat de Syrische leider Assad door de meerderheid van de Syriërs niet als een dictator werd gezien.
Sonja drukte me bij het afscheid op het hart er nu ‘eindelijk’ een ‘objectief artikel’ van te maken, dan kwam er misschien nog iets terecht van alle goede bedoelingen van de Stichting Hand in hand voor Syrië.
De heer Rik Min rekende nergens meer op. “De verwachtingen zijn laag.”
Dat stelde mij gerust, ik gedij bij een laag verwachtingspatroon.