‘Ik noem Wilders liever geen racist’, zei Volkskrant-hoofdredacteur Pieter Klok in een interview met Babel Magazine. “’Racist’ is geen journalistiek woord, omdat je uiteindelijk niet kan weten wat iemands intenties zijn, net als ‘genocide’ ook geen journalistiek woord is.” Het is een duizelingwekkende redenering met grote gevolgen. Het identificeren van racisten – of een genocide – is kennelijk iets waar journalisten hun handen niet aan willen branden. De mogelijk goede intenties van de dader wegen volgens Klok zwaarder dan het effect van de daad.
Deze ambivalente houding van journalisten tegenover discriminatie heeft extreemrechts en racistisch gedachtegoed in media en politiek verregaand genormaliseerd. Mediawetenschappers zijn het er veelal over eens dat de journalistiek een cruciale rol heeft gespeeld in de opkomst van extreemrechts in het Westen, door radicale politici een podium te bieden en hun gedachtegoed te behandelen als legitiem en redelijk.
In Nederland bereikte racisme op eenzelfde manier het centrum van de macht. De voorzitter van de Tweede Kamer (Martin Bosma, PVV) en de voormalige minister van Asiel en Migratie (Marjolein Faber, PVV) zijn aanhangers van de omvolkingstheorie. Demissionair minister en vice-premier Mona Keijzer (BBB) verkondigde aan talkshowtafels dat ‘Jodenhaat bijna onderdeel is van de islamitische cultuur’. Bij Sophie en Jeroen werd ze nog tegengesproken, maar EO-host Tijs van den Brink vond bij Dit is Tijs dat ze wel een punt had. Hij baseerde zich slechts op ‘de feiten’, zei hij tegen presentator Tim Hofman, en daar hield zijn verantwoordelijkheid als journalist op, vond hij.
Deel dit
De journalistiek als aanjager van institutioneel racisme: dat kan niet de bedoeling zijn
De journalistiek als aanjager van institutioneel racisme: dat kan nooit de bedoeling zijn, zeg ik als vakgenoot. Het Wereldwijde Handvest voor Ethiek in de Journalistiek, artikel 1, luidt namelijk: ‘Journalisten respecteren altijd de feiten en het recht van hun publiek op de waarheid.’ Dat artikel wordt in het geval van racistische theorieën niet gerespecteerd. En artikel 9: ‘Journalisten zullen ervoor zorgen dat de verspreiding van informatie of meningen niet bijdraagt aan haat of vooroordelen, en doen hun uiterste best om discriminatie op basis van geografische, sociale of etnische achtergrond, ras, gender, seksuele oriëntatie, taal, religie, handicap of politieke of andere meningen niet te faciliteren.’ Die afspraak wordt al helemaal met voeten getreden. De beroepscode van de Nederlandse Vereniging van Journalisten, punt 9, is ook duidelijk: ‘Zet niet aan tot haat, discriminatie en racisme.’
Nazileuzen
Voor sommige redacties is het aanwakkeren van haat een verdienmodel: op de pagina’s van De Telegraaf en in de talkshows op SBS6 mag iemand als Wierd Duk blijven benadrukken dat multiculturalisme levensgevaarlijk is en dat massadeportaties à la Trump de oplossing zijn. Maar de meeste Nederlandse journalisten zijn niet het vak ingegaan om haat te zaaien. Toch gebruiken zij het woord racisme ook maar zelden.
De nobele journalistieke code speelt bij veel journalistieke keuzes dan ook geen bepalende rol. De dagelijkse beslissingen die redacteuren nemen worden vooral bepaald door ongeschreven normen, routines en prioriteiten, zo blijkt. Zo moeten hun verhalen op tijd af zijn, ze moeten een zo groot mogelijk publiek bereiken en ze mogen niet de indruk wekken dat de maker zijn oordeel al klaar had. Als we ervan uitgaan dat het niet de bedoeling is om racisme te verspreiden en te normaliseren, dan zorgen die impliciete regels ervoor dat journalisten racisme niet benoemen.
Deel dit
Van ‘racistisch’ werd bijvoorbeeld ‘omstreden’ gemaakt
In 2023 ben ik die ongeschreven regels op het gebied van het benoemen van racisme gaan onderzoeken. Als aanleiding koos ik de racistische leuzen die neonazistische White Lives Matter–activisten wisten te projecteren op onder andere de Erasmusbrug, het Anne Frank Huis en het gemeentehuis van Eindhoven, waardoor ze hun beweging succesvol konden uitbreiden. De beelden werden door bijna alle nieuwsmedia verspreid. Sommigen citeerden zelfs uit het manifest van de groep, waarin staat dat ze naar een 99 procent wit Nederland streven, of brachten een QR-code in beeld die direct leidde naar hun chatkanaal. Het was een schoolvoorbeeld van journalisten die achteloos doen wat extreemrechts hoopt. Ik vermoedde dat geen van de journalisten die verslag deden actief wilden bijdragen aan de verspreiding van nazi-gedachtegoed, en ben hen gaan interviewen om te achterhalen hoe dat dan toch kon gebeuren.
Mijn conclusie: nieuwsmedia doen actief hun best om racisme niet te benoemen, zelfs als de intenties overduidelijk zijn, zoals bij White Lives Matter (WLM). Zo was één verslaggever het bijvoorbeeld met Volkskrant-hoofdredacteur Pieter Klok eens: ‘racist’ is geen neutrale term. Hij wist wél zeker dat er een ‘racistische ondertoon’ was bij de acties van WLM, maar mocht van zichzelf niets zeggen over de intentie van de daders. Anderen werden teruggefloten door hun leidinggevenden. Van ‘racistisch’ werd bijvoorbeeld ‘omstreden’ gemaakt, omdat dat volgens een eindredacteur ‘neutraler’ klonk.
Gekwetst publiek
Daardoor krijgen extreemrechtse activisten meteen het voordeel van de twijfel. Toen zelfverklaard ‘activist’ Jan Huzen, die zichzelf ‘blanke en rasechte Nederlander’ noemt, begin juni eigenhandig aan de grens op jacht ging naar ‘asielzoekers, donkere mensen of iets wat daar op lijkt’, omschreef het AD hem als ‘boze burger’ en voerde NRC een begripvolle expert op die zei dat ‘deze mensen ten einde raad’ zijn. Dat is precies hoe normalisering werkt: een radicale, illegale daad uit vreemdelingenhaat wordt voor de nieuwsconsument gepresenteerd als begrijpelijk en redelijk.
Zelf zeggen journalisten dat hun keuze om racisme niet te benoemen, voortkomt uit de wens om ‘neutraal’ te zijn, maar waarom zou het benoemen van racisme niet neutraal zijn? Uit mijn gesprekken kwam naar voren dat veel van hen werken met de denkbeeldige reactie van hun publiek in het achterhoofd. Een aantal journalisten beschouwt ‘racistisch’ niet als feitelijke beschrijving omdat het voor een deel van hun publiek normatief geladen of een veroordeling is. In minstens één artikel, bleek uit mijn onderzoek, werd het woord ‘racistisch’ afgezwakt na klachten op sociale media. Ook is ‘racist’ voor veel mensen een belediging, en mensen met ‘bepaalde sympathieën’ zouden misschien gekwetst kunnen worden. De gevoelens van mensen van kleur zijn daarbij kennelijk van ondergeschikt belang.
Deze angst om de onderbuik van de witte lezer te krenken zit heel diep in de Nederlandse journalistiek. De steeds opener houding van de pers tegenover extreemrechts is volgens politicoloog Leonie de Jonge terug te voeren naar de moord op Pim Fortuyn in 2002. Sindsdien ‘zijn Nederlandse media gaan (over)compenseren voor het zogenaamde gebrek aan aandacht voor de zorgen van de ‘gewone man’ door disproportionele aandacht te besteden aan populistisch radicaal-rechts’, schrijft ze.
Deel dit
De laatste jaren is extreemrechts ‘een vriend’ van de media
Die reflex is door de verkiezingsoverwinningen van Donald Trump en de Brexit-campagne in 2016 nog verder versterkt, denkt De Jonge. Ze wijst op een ingezonden stuk uit 2016 van toenmalig NPO-voorzitter Shula Rijxman in de Volkskrant, getiteld: ’Publieke omroep gaat leren van Trump’. ‘Ook in Nederland speelt de vraag of de zogenaamde mainstream media […] het geluid van alle Nederlanders voldoende laten horen, of alleen dat van de hoogopgeleide kosmopolitische Nederlander’, aldus Rijxman. Het had rechtstreeks uit de mond van Wilders kunnen komen. In de Verenigde Staten is inmiddels te zien waar het serieus nemen van extreemrechtse sentimenten toe kan leiden.
De Jonge ziet drie fases in hoe Nederlandse media extreemrechts behandelden: vóór Fortuyn kregen haatzaaiende politici geen podium. Er was een ‘cordon sanitaire’ en er werd van journalisten geen neutraliteit tegenover extreemrechts verwacht. Vanaf 2002 kregen ze wel een podium, maar werden ze kritischer benaderd dan andere politici en gedemoniseerd. Uiteindelijk vervaagde die harde houding: extreemrechts werd ‘een vriend’ van de media, de retoriek werd overgenomen en de typisch extreemrechtse thema’s uitgebreid behandeld.
Ze vergelijkt de Centrum Democraten van Hans Janmaat, een extreemrechtse partij uit de jaren 80 met Forum voor Democratie van Thierry Baudet: waar die eerste volgens haar analyse nog actief werd tegengewerkt door de media, kreeg Baudet in aanloop naar de verkiezingen van 2021 ruim baan, en werd hij niet kritischer benaderd dan andere politici.
Cruciale fout
Terug naar mijn eigen onderzoek. Hoe werkt die normalisering in de praktijk? De redactie die het woord ‘racistisch’ weghaalde onder druk van sociale media, kreeg de vraag waarom White Lives Matter precies racistisch was. Black Lives Matter kon toch ook? In plaats van die vraag te beantwoorden, gingen ze de discussie uit de weg.
Een cruciale fout. Journalistiek die, zoals het handvest vraagt, racisme niet wil faciliteren, moet het kunnen ontmaskeren. De slimme populist weet zijn meest extreme ideeën namelijk altijd te verpakken in taal die nog nét in de buurt van de grens van het acceptabele blijft. Zo is de titel van het PVV-verkiezingsprogramma niet ‘Herstel de suprematie van het witte ras’, maar ‘Nederlanders weer op 1’, wat op hetzelfde neerkomt. Wilders zegt niet dat mensen van kleur uit het straatbeeld moeten verdwijnen, maar dat ‘Nederlanders hun eigen buurt niet meer herkennen’.
Deze strategie zorgt ervoor dat hij, zodra hij op zijn racisme wordt aangesproken, dat kan ontkennen. Een journalist die geen eigen interpretaties durft te maken, omdat ‘racist geen journalistiek woord is’, is na die ontkenning uitgepraat, en kan niet meer uitleggen aan zijn publiek wat er werkelijk gezegd wordt. De populist krijgt zo vrij spel.
Deel dit
Sommige journalisten lichten racisme uit plichtsbesef wel toe
Aan het publiek uitleggen wat de populist werkelijk bedoelt, is betrekkelijk eenvoudig en van groot belang voor een gezond publiek debat. Bij de Erasmusbrug-leuzen kon het in één zin: Black Lives Matter staat voor gelijkheid en emancipatie, White Lives Matter bepleit de dominantie van één etnische groep. Sommige journalisten die ik sprak voor mijn onderzoek lichtten dit uit plichtsbesef wél toe: ze zouden hun publiek misleiden als ze het extremisme niet zouden benoemen voor wat het is, vonden ze.
Het viel op dat deze verslaggevers meer gemotiveerd waren dan hun collega’s om niet mee te werken in het extreemrechtse spelletje, en dat ze ook meer kennis hadden over de strategie van extreemrechts. Ze hadden sneller dan hun collega’s door dat er een luchtje aan de leuzen zat en vroegen experts vervolgens om hulp om hun journalistieke koers te bepalen. Vervolgens legden ze in hun eigen woorden uit wat er aan de hand was, zonder de neonazi’s onnodig te citeren.
Dat is het goede voorbeeld: geen doorgeefluik zijn voor haat, maar het ook niet doodzwijgen. Je journalistieke plicht vervullen door je publiek volledig te informeren en de ideologische context erbij te halen. Bovenal, je niet laten intimideren door verwijten van ‘demonisering’, want zodra je meegaat in de gedachte dat antiracisme je betrouwbaarheid als journalist ondermijnt, staat extreemrechts al 1-0 voor.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand