Er ligt een baksteen op mijn tafel. Het is de catalogus van Dak’Art 2014, de elfde Biënnale van ‘hedendaagse Afrikaanse kunst’. Dat staat op de cover. Op Dak’Art hangt, zit, ligt, staat werk uit Senegal, Benin, Angola, Zuid Afrika, Nigeria, Ivoorkust. Enzovoorts. Ook is er werk van mensen die besloten hebben hun tijd te verdelen tussen Ethiopië en de VS, België en Tunesië, Togo en Frankrijk. Enzovoorts.
Ik interviewde een beeldend kunstenaar van wie de wieg in Nairobi stond. Ze sprak mij toe met een onvervreemdbaar Londens accent. Hoe was het om in Dakar te zijn, vroeg ik aan Arlene Wandera. “Totaal anders!”, riep ze uit. “Het doet me in niets denken aan Nairobi, waar ik net vandaan kom. Dakar is heet, druk, intens. Ik was nog nooit in West Afrika geweest. Ik heb hier heel erg veel te ontdekken.” Dakar? Heet? Vraag dat aan een Ivoriaan die instapt in Abidjan en na een vlucht van tweeënhalf uur hier arriveert. Ik voorspel je dat die zegt: “Allemachtig! Is het bij jullie altijd zo koud?”
Afrikaanse cinema
Ik vind praten over ‘Afrika’ in toenemende mate zinloos. Blader nog maar een keer door die kunstcatalogus. Wat is er nou eigenlijk zo Afrikaans aan de installaties, beeldhouwwerken, schilderijen en geluidscreaties die ik zie en hoor? Of, om de vraag van een Senegalese filmmaker te herhalen, lang geleden: “Wil je over Afrikaanse cinema praten of over cinema gemaakt in Afrika?” In het eerste geval kon ik mijn interview met hem namelijk vergeten. Het onderscheid doet er toe.
Op Dak’Art 2014 zet de Nigeriaan Emeka Ogboh een cluster luidsprekers achter een rood afscheidingskoord en laat daar stadsgeluiden en etherische muziek door klinken. Het is zijn commentaar op het plan om in Lagos, zijn stad, een wijk te bouwen voor miljonairs. Je dacht dat gated communities alleen in de VS bestonden? Bijna iedere stad in Afrika heeft er wel een paar en die zijn niet alleen bedoeld voor werknemers van oliemaatschappijen, duur VN personeel of ontwikkelingsexperts.
Grote Leugen
Ha! Daar is ie dan, het sleutelwoord: ontwikkeling. Wie vanuit Nederland (of een ander Europees land) naar een bestemming op het Afrikaanse continent vertrekt neemt bagage mee. Die is gevoed, ouderwets, door missie en zending of – moderner – door de propaganda van hulporganisaties. Wat ze gemeenschappelijk hebben is iets wat ik wil benoemen als De Grote Leugen. En die is dat Afrika op de een of andere manier ‘geholpen’ moet worden. Of erger nog: ‘ontwikkeld’. Die Grote Leugen ligt diep verankerd in de psyche van vrijwel iedereen die bij de incheckbalie staat voor de vlucht naar Dar es Salaam, Lusaka of Bamako. En die Grote Leugen maakt het ook gemakkelijker om aan ‘Afrika’ te denken: een land waar heel veel mensen wonen die ontwikkeld moeten worden. Of geholpen.
Doornen uit je vlees
Het duurt lang voordat je die bagage kwijtraakt. Onderweg uit het vliegtuig gooien kan niet, zelfs al ben je net het boek Decolonizing the Mind van de Keniaanse auteur Ngugi wa Thiong’o aan het lezen. Het is een pijnlijk proces, alsof je tientallen weerbarstige doornen uit je vlees moet trekken na een botsing met een savannestruik. Maar het is noodzakelijk, zeker voor journalisten, want die dragen een grote verantwoordelijkheid voor het beeld van dit continent.
Het is waar: op verschillende plekken gebeuren dezelfde dingen. Ik heb reportages gemaakt over stadsvernieuwing in Ouagadougou en Yaoundé. Ook in Luanda, Monrovia en Harare hebben de autoriteiten om diverse motieven hele volksbuurten tegen de vlakte gemaaid voor luxe appartementen, bankgebouwen of helemaal niets. Allemaal verhalen die verteld mogen en moeten worden.
Wat ik alleen niet begrijp is de kennelijk onbedwingbare neiging om daar allerlei conclusies over ‘Afrika’ aan te verbinden. Waar komt dat vandaan? Waarom moet dat? Stadsvernieuwing in Ouagadougou zegt iets over stadsvernieuwing in Ouagadougou. Natuurlijk kun je kijken naar hoe lokale bestuurders iets dergelijks aangepakt hebben in Kaapstad of voor mijn part Phoenix, Arizona, een stad die, net als de Burkinese hoofdstad, in droog gebied ligt. Maar ik voel geen enkele behoefte om van alles te gaan lopen beweren over ‘Afrika’ naar aanleiding van een verdwenen volkswijk. Of een ruzie over land. Of een stuk gekapt tropisch regenwoud. Of een kopschoppende rebel, zoals Chris Kijne doet. Sinds wanneer zegt een voetbalrel in Polen iets over ‘voetbal in Europa’?
Bagage
De enige verklaring die ik heb is die bagage. Wie hier lang genoeg verblijft wordt daar vroeger of later – zachtaardig of hardhandig – mee geconfronteerd en leert gaandeweg dat Afrika geen land is waar mensen wonen die ontwikkeld moeten worden. En daar gaan de tassen: ze vallen van het dak van de bush taxi en hun inhoud interesseert je niet meer; je gooit ze zelf uit het raam van de bus; je laat ze staan op het stadsterras waar je net een verhitte discussie hebt gehad over hulp die geen hulp is. En je houdt op over ‘Afrika’. Je gaat je werk doen. Als journalist. Heerlijk, toch?
Beeld: Flickr/Barry Adams