Ruslan is nog steeds woedend. Hij zwaait woest met zijn armen, zijn ogen rollen, een woordenstroom verlaat zijn mond. Ruslan is boer en heeft een hectare grond in de regio Amor Amor in Noord-Lombok, Indonesië. Het is droge grond, maar prima geschikt voor pinda’s en maïs. In 2005 kregen de boeren van Lombok bezoek van overheidsfunctionarissen: ze moesten jatropha verbouwen, een robuuste struik die soms al werd gebruikt als erfafscheiding. Boeren kregen het zaaigoed cadeau, en de verzekering dat de zaden van de jatrophanoot zeker 2000 roepia (15 eurocent) per kilo zouden opleveren. Dat leek een goede prijs.
Uit woede over lage opbrengst, verbrandde hij zijn jatropha-oogst
Ruslan zaaide de helft van zijn grond in met de zwarte zaadjes die de landbouwvoorlichter aanleverde. Al snel begon de ellende. “Na drie jaar konden we oogsten, maar er kwam geen koper.” De overheidsfunctionarissen waren verdwenen. De boeren raakten in paniek. De zaden zelf opeten kon niet, want jatropha – vanwege de laxerende werking ook wel schijtnoot genoemd – is giftig. Sommigen brachten hun zaden achter op de brommer naar de markt, maar daar kregen ze net 100 roepia voor een kilo. Ruslan: “We waren zo boos dat we de oogst in brand hebben gestoken.” Toen bleek die jatropha toch iets bijzonders. “De zaden brandden als een bezetene. Bijna zonder rook.” De struiken werden gerooid en nu verbouwt Ruslan weer pinda’s en maïs.
Commerciële investeerders
Tien jaar geleden gonsde het wereldwijd over wondermiddel jatropha. De perfecte grondstof voor biobrandstof. Voortaan zouden we jatropha tanken bij de pomp. Zelfs Boeings zouden op jatropha vliegen. De zaden bevatten zoveel energie dat we niet meer afhankelijk zouden zijn van fossiele brandstof. De struik groeide op grond die verder nergens anders voor geschikt was, in de woestijn desnoods. Water? Kunstmest? Niet nodig. En goed voor het klimaat: in theorie neemt een gewas evenveel kooldioxide op tijdens het groeien als er vrijkomt bij verbranding: CO2-neutraal dus.
Jatrophaprojecten konden rekenen op warme belangstelling van klimaatfondsen. Nederland steunde via het Programma voor Duurzame Biomassa jatrophaprojecten in Afrika en Azië. Het laatste zetje kwam van overheden (zoals de Europese Unie en de VS) die verordonneerden dat benzine om klimaatredenen bijgemengd moest worden met biobrandstof. De jatropharush begon.
Commerciële investeerders wierpen zich op de jatropha en internationale donoren betaalden mee. Overheden, waaronder die van Indonesië, hoopten met jatropha aan hun klimaateisen te voldoen. Maar de ontnuchtering volgde al snel. Stuk voor stuk gingen projecten belly up, zoals het Nederlandse Bioshape dat 80.000 hectare land-bouwgrond in Tanzania huurde om jatropha te verbouwen om in Nederland stroom mee op te wekken. Energiebedrijf Eneco was een van de financiers. In 2009 trokken de initiatiefnemers de stekker uit het project, tientallen boze en teleurgestelde boeren in Tanzania achterlatend.
Water en mest
Typerend voor een hype is tunnelvisie. Vrijwel niemand kwam op het idee om te kijken of de eigenschappen van het plantje wel zo miraculeus waren als men beweerde. Iedereen praatte elkaar na en hanteerde rekenmodellen waarin 7 ton jatropha per hectare zou worden geoogst.
De realiteit viel tegen. In plaats van 7 ton was de opbrengst soms minder dan 1 ton. In plaats van 40 procent, bevatte een jatrophanootje slechts 20 tot 25 procent olie. Door Nederland gefinancierde projecten kwamen op een opbrengst van amper 600 kilo per hectare. Het ergste was dat jatropha wel degelijk water en voedingsstoffen nodig had. Zonder water of mest overleeft de plant weliswaar, maar veel nootjes zitten er dan niet aan. Het jatrophasprookje was over.
Wie investeert in nieuwe wondergewassen en wat levert het lokale boeren op? Van 18 t/m 20 juni debatteren onderzoekers in Utrecht over de jatrophahype tijdens de conferentie The Global Jatropha curcas Hype: What can we learn from studying the boom and bust of a miracle crop?
Zwartkijkers
Volgens Suraya Afiff, onderzoekster aan de universiteit van Jakarta, waren de omstandigheden aan het begin van deze eeuw perfect voor een hype. “De olieprijzen stegen, er was angst voor een prijsexplosie. Ook was er druk uit de klimaathoek om de uitstoot van CO2 te reduceren. En er was geld: investeerders stonden klaar voor goed klinkende projecten.”
En jatropha klonk goed in Indonesië. “In de Tweede Wereldoorlog hadden de Japanners al jatrophaprojecten opgezet om biodiesel te produceren. Iedereen in Indonesië weet: Japanners zijn slim, dus jatropha moest wel wat zijn.” Afiff bestudeerde verslagen van seminars en conferenties over jatropha. Die bevestigden de blindheid voor de bezwaren: “Mensen die sputterden dat de opbrengsten tegen konden vallen, werden weggezet als zwartkijkers.”
Volgens Afiff, die ook betrokken is bij het jatrophaonderzoeksproject JARAK van de universiteit van Leiden, zijn hypes niet altijd ongunstig: “Een hype zorgt voor geld, aandacht en energie. En voor een heleboel positief denken. Daarmee krijg je iets van de grond. Dankzij de hype is in korte tijd veel ervaring opgedaan met jatropha.”
[[{“fid”:”27481″,”view_mode”:”file_styles_artikel_halve_breedte”,”fields”:{“format”:”file_styles_artikel_halve_breedte”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:””,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:””},”type”:”media”,”attributes”:{“class”:”styles file-styles artikel_halve_breedte media-element file-file-styles-artikel-halve-breedte”,”id”:”styles-4-0″}}]]
Kredietcrisis
Zijn er na de hype en de ineenstorting nog kansen voor jatropha; zonder de overspannen verwachtingen van het begin, maar ook zonder de verguizing die de struik nu treft?
Een rustige wedergeboorte, dát is waar de Canadese investeerder Mike Vanstone op hoopt. Vanstone is directeur van New World Energies (NWE). Zijn bedrijf investeerde miljoenen in jatrophaplantages in Indonesië. Wat ervan rest zijn een paar velden, 85 hectare, met jatropha op Lombok. De plantage ziet er goed onderhouden uit, maar slechts hier en daar hangt een trosje met vruchten.
Vanstone en zijn partners hadden pech. Zij stapten in de jatrophabusiness toen de hype op z’n hoogtepunt was. “En toen kwam de kredietcrisis”, zucht Vanstone. “Na 2008 was het onmogelijk om nog investeerders te vinden.” De sleutel voor het succes ligt volgens Vanstone in de opbrengst per hectare. Die moet omhoog. En dat kan. “Jatropha is een ‘wilde’ plant. Er is nog nauwelijks aandacht besteed aan het veredelen ervan. Door soorten te kruisen kan veel beter zaaigoed verkregen worden.”
Wijngaarden
Vanstone is niet de enige die nog in jatropha gelooft. Er zijn meer jatrophabelievers overgebleven in Indonesië. Tony Liwang bijvoorbeeld. Hij is hoofd van de Plant Production and Biotechnology Division van de Indonesische multinational Sinarmas, een van de grootste producenten van plantolie ter wereld. Even buiten Jakarta probeert het team van Liwang door kruising en selectie de perfecte jatrophasoort te creëren.
Door meteen met stronken te beginnen, leveren de struiken eerder een goede productie
In een modderig veld zit een tiental mannen jatrophatakjes te enten op een stronk. Handig snijden ze v-vormige inkepingen in de stronk en zetten daar met tape een tak van een andere soort op vast. Liwang: “Door een plantage te beginnen met stronken in plaats van zaden, kunnen de struiken veel eerder een goede productie opleveren. Dat is meteen al winst.” Liwang is optimistisch en denkt dat jatropha z’n belofte uiteindelijk zal waarmaken. “Van de huidige variëteit kunnen we ongeveer 500 liter olie per hectare verwachten. Dat is veel minder dan oliepalm – 7000 liter per hectare, maar méér dan soja of koolzaad. Met een verbeterde soort kunnen we snel op 2000 liter per hectare zitten en dan is de vergelijking met oliepalm al een beetje gunstiger.”
De toekomst is, volgens Liwang, productie van jatrophazaad in de vorm van wijngaarden zoals in Frankrijk: lange rijen met lage struiken die machinaal geplukt kunnen worden.
Olijfolie en zeep
Onderzoeker Suraya Afiff is sceptisch. Het grootste probleem, naast de lage opbrengst, is dat jatropha giftig is. “Je kunt het niet eten, dat maakt het onaantrekkelijk voor kleine boeren. Met genetische modificatie kun je misschien de giftigheid reduceren, maar dat is een langdurig proces.” Wat dat betreft heeft Liwang goed nieuws. Zijn team is erin geslaagd een vrijwel gifloze variëteit te kweken. Probleem is nog dat dit nieuwe kweeksel maar weinig olie oplevert. “Uiteindelijk gaat het een boer erom wat hij onder aan de streep overhoudt. Ik voorzie dat op termijn jatrophaolie verkocht kan worden als een exclusief alternatief voor olijfolie.” Ook ziet Liwang in jatropha een handige lokale energiebron voor de vele, relatief geïsoleerde eilandbewoners van Indonesië.
De Nederlandse ontwikkelingsorganisatie Hivos ziet ook mogelijkheden voor kleine boeren zoals Ruslan. “Een waardevol gewas”, zo noemde Hivos jatropha afgelopen maart in haar magazine. Voorwaarde is dat de boeren jatropha combineren met voedselgewassen (intercropping) en de olie verwerken tot meerdere producten, zoals zeep. “Er is hoop na de hype”, aldus Hivos.
Foto's: Roeland Muskens
Dit artikel staat ook in het juninummer van magazine OneWorld.