In de afgelopen twee jaar verbleef ik zeven weken in Fukushima. Naar aanleiding van mijn bevindingen daar schrijf ik nu een boek over het gevaar van angst. Dat klinkt als een vreemde invalshoek, maar dat kan ik uitleggen. De informatievoorziening kwam na de ramp maar mondjesmaat op gang. Mensen werd geadviseerd te vertrekken zonder dat ze wisten wat het exacte gevaar was. Een deel van de verklaring daarvoor is cultureel. In Japan is het gebruikelijk om alleen informatie te geven wanneer men álles weet (en direct na de ramp was de omvang uiteraard nog niet bekend). Wanneer er geen (volledige) informatie beschikbaar is, wordt informatie verzonnen. Je moet dat zien als een soort beleefdheidsvorm.
“Als er geen informatie is, verzin je die
Het gevolg was dat de bevolking zowel de Japanse overheid als de eigenaar van de kerncentrale (de energiemaatschappij TEPCO) niet meer vertrouwden. Dit leidde tot massaal wantrouwen jegens wetenschappers op het gebied van kernenergie. De wetenschap werd immers ofwel door de staat ofwel door TEPCO bekostigd. Hiermee werden opeens alle officiële bronnen onbetrouwbaar. Mensen gingen zelf (online) informatie zoeken en belandden in extreme complottheorieën en doemscenario’s. Die theorieën koppelden ze aan elkaar en zo ontstonden nieuwe verhalen die vaak ver van de realiteit afstonden, maar wel extreem beangstigend waren. Zo zouden alle vissen in de Stille Oceaan radioactief besmet zijn (klopt niet!), zou er gesjoemeld zijn met metingen van geigertellers en zou de consumptie van Japans voedsel levensgevaarlijk zijn (…).
Deze verhalen in combinatie met de ontwrichting van veilige gemeenschappen leverden zoveel angst en stress op dat de gevolgen daarvan tot honderden sterfgevallen leidden. Tegenover nul doden als gevolg van de straling. Dat ter zijde.