Achtergrond

Het friszure genot van ijebu-garri

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

‘Ze is aan het eten!’ Ook al was ik niet de enige klant in het lokale eettentje in de centraal gelegen volksbuurt Ebute Metta, ik hoefde niet eens op te kijken om te weten dat de uitroep van de vrouw op mij sloeg. Sinds ik in Lagos woon, ben ik eraan gewend geraakt te worden aangestaard terwijl ik Nigeriaans voedsel verorber.

Het is een van de redenen waarom ik in het openbaar geen ‘draw soup‘ meer eet, een extreem slijmerige stoofpot met okra. Tot op zekere hoogte ben ik immuun geworden voor aandacht, maar ik voel me toch ongemakkelijk als ik met de slijmdraden aan mijn mond hangend opkijk en word geconfronteerd met zes paar nieuwsgierige ogen op me gevestigd.

Dit keer liet ik me echter niet van de kaart brengen. Ik negeerde de kreet van de dame die net het drukke lunchtentje was binnengelopen en concentreerde me op het kneden van mijn amala, een donkerbruine klont deeg van gestampte en gedroogde yam, tot hapklare balletjes, om ze vervolgens in de pittige tomatensaus te dopen die ik had gemengd met de kruidig gestoofde bladgroente efo. Toen ik een tikje voelde op mijn rechterschouder besefte ik dat de vrouw me niet met rust zou laten. Met tegenzin liet ik mijn perfecte bal amala terugvallen op mijn bord en wendde me tot de vrouw die was gestopt bij mijn tafeltje. Haar metallic oranje en lichtblauw geschilderde oogleden knipperden theatraal terwijl ze naar het voedsel op mijn bord wees.

‘Kun jij dat eten?’ informeerde ze. Ik wierp een blik op mijn eten en keek toen weer naar de vraagstelster.

‘Natuurlijk kan ik dat eten. Ik heb ook een maag, net als jij.’

Ze lachte en ik kon mijn maaltijd voortzetten.

‘Eet jij amala?’ is een vraag die ik bijzonder vaak hoor in Nigeria, in frequentie enkel overtroffen door ‘Zou je trouwen met een Nigeriaan?’ Er zijn weinig dingen die Nigerianen blijer maken dan te horen dat ik inderdaad amala eet, liefst met efo riro of edikaikong, geliefde lokale groentegerechten. Eten is hier bij uitstek een ijsbreker. Vertel iemand dat je amala eet, en ze vinden je meteen sympathiek. Vertel ze dat je zelf je eigen moinmoin bereidt, een pittige gestoomde bonencake, en ze sluiten je in hun hart. Een Yoruba taxichauffeur – de Yoruba vormen de grootste bevolkingsgroep in dit deel van Nigeria – die me eens van het lokale vliegveld naar huis bracht, belde terwijl hij met 90 kilometer per uur over de autoweg scheurde zijn broer en zijn vrouw om ze te vertellen dat hij een blanke klant in zijn wagen had die beweerde dat ze wist hoe je moinmoin moest koken.

Nu is waardering tonen voor de lokale keuken overal ter wereld een manier een plek te veroveren in de harten van de bevolking. De buitenlander die het in ons land voor elkaar krijgt bij een Hollandse viskraam een rauwe haring met uitjes op te slokken, wint meteen aan populariteit bij de omstanders. En de Oostcongolezen in de Kivu’s genieten zichtbaar als ze een vreemdeling met smaak een portie foufou – weer zo’n deegklomp, nu van cassaveknol – en sombe – gestampte cassavebladeren met palmolie en gemalen pinda’s – zien verorberen. Maar de Nigeriaanse culinaire trots lijkt dieper en meer intens beleefd dan elders.

Toegegeven, ook ik ben gevallen voor ‘Naija food’, zoals de Nigeriaanse keuken liefkozend wordt genoemd. Nog dagelijks ontdek ik nieuwe schatten op het menu. Pas onlangs ervoer ik voor het eerst het friszure genot van ijebu-garri – knapperige gefermenteerde gestampte cassave – gemengd met ijskoud water op een tropisch hete dag. ((‘She dey chop garri?’ vroeg een verkoopster in het Pidgin aan mijn metgezel toen ik er een zak van aanschafte op mijn buurtmarkt: ‘Eet zij garri?’). De eenvoud van pepersoep, te combineren met zo’n beetje alle denkbare ingrediënten van slakken of yam tot kip en ossenstaart, levert dit hels pittige gerecht de tweede plaats op op mijn lijst van Nigeriaanse delicatessen die wereldwijd exportproduct zouden moeten worden. Op één staat vanzelfsprekend moinmoin. De vaste lezer van deze blog kan mijn liefde voor deze bonencake nauwelijks ontgaan zijn. En afgelopen week liet een vriend uit het Nigeriaanse noorden me dambun nama proeven, al weer zo’n wonderbaarlijke culinaire uitvinding, alsof je een suikerspin eet die gemaakt is van rundvlees.

Koken is een hobby van me. In mijn poppenhuiskeuken probeer ik al mijn favoriete Nigeriaanse recepten uit. Experimenten ga ik niet uit de weg. Zonder er erg in te hebben breek ik daarbij nogal eens de wetten van de Nigeriaanse keuken. Daar houdt over het algemeen de Nigeriaanse waardering voor mijn kokscapriolen op. Mijn onconventionele combinaties en bereidingswijzen doen de gemiddelde Nigeriaan huiveren. Mensen praten nu nog over de dag dat ik moinmoin at met amala – wist ik veel dat de combinatie not done was – alsof ik een doodzonde beging. En het gros van mijn Lagosiaanse vrienden schudt zijn hoofd als ze me yam zien koken: ik doe alsof het aardappel is en gebruik het in alle aardappelgerechten die ik kan bedenken, van aardappelsalade tot tortilla. Ik durf hier haast niet te zeggen dat ik het plan heb opgevat gefrituurde viskoekjes te maken van ijebu-garri met tonijn… Als het op hun eten aankomt, zijn zelfs de meest vrijdenkende Nigeriaanse geesten oerconservatief.

Vaak heb ik me afgevraagd hoe het komt dat een land met zulke avontuurlijke gerechten zo orthodox is geworden in zijn keuken. Ik moet er niet aan denken dat de Nigeriaanse die op een goede dag wakker werd en dacht ‘Wat zou er gebeuren als ik deze bonen eens tot pulp vermaal met pepers en uien?’ door haar behoudende buren van het idee zou zijn afgebracht. Dan zou de wereld niet gezegend zijn met het recept voor moinmoin!

Vanmiddag reed ik door een straatje in Mushin, een nogal ruwe wijk op het vasteland van Lagos, met een vriend die er was geboren en getogen. De zwembadgrote gaten in de weg vertraagden mijn auto tot een stapvoetse hobbelgang. Mijn vriend mijmerde over hoe gladgeplaveid deze straat was in de jaren tachtig, een overpeinzing die ik hoorde van vele Nigerianen over vele aspecten van de maatschappij. Hun liefde voor Nigeria vertaalt zich veelal in melancholie, omdat er in het hier en nu bar weinig is om trots op te zijn.

Misschien dat daarom de waardering voor het Nigeriaanse eten zo diep verankerd ligt. De elektriciteit kan uitvallen, politici kunnen ongestraft uit stelen gaan, toch al waardeloze diensten kunnen nog beroerder worden en gebouwen kunnen instorten, maar je kunt er in Nigeria altijd op rekenen dat er om de hoek een eettentje is dat amala serveert met gestoofde groenten bijna net zo lekker als je moeder het klaarmaakte. Het is wellicht ook de reden dat rommelen met het traditionele menu niet breed wordt gewaardeerd. Verandering heeft de laatste decennia in Nigeria zelden iets goeds opgeleverd. Ik stel me voor dat mensen wensen dat in ieder geval het eten hetzelfde blijft: iets waarop iedere Nigeriaan zonder voorbehoud trots op kan zijn.

Volg Femke op Twitter: @femkevanzeijl

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons