Hoe zou het toch met aids zijn? Hiv en aids zijn uit onze belangstelling weggezakt door de komst van betere medicijnen. Daarmee lijkt ook de gêne weggeëbd waarmee de ziekte was omringd.
‘De ziekte’. The disease. In Afrika, waar de epidemie nog voortwoekert, verhindert schaamte het noemen van haar naam. Je sterft daar aan longontsteking of tbc. Dat verminderde weerstand door hiv de feitelijke boosdoener is, mag in een eercultuur tot geen prijs genoemd. Binnen de kortste keren zou iedereen dan weten dat je de zonde hebt bedreven en word je tot paria gedegradeerd.
Daarmee blijft een taai maatschappelijk dilemma gehandhaafd. Ieder individu handelt rationeel door te volharden in stilzwijgen (anders word je uitgestoten), maar voor allen samen is het resultaat desastreus, doordat het probleem onbespreekbaar blijft.
De schaamte waarmee aids in Afrika wordt omringd, verschilt van die bij ons. In het Westen ging het niet zozeer om de connotatie van seksueel onzedelijk gedrag, maar eerder om de eenzaamheid van stervenden in onze cultuur: wie machteloos op zijn einde moet wachten belandt in een extreme underdogpositie. Nu medicijnen het overlijdensgevaar sterk hebben verminderd, neemt bij ons ook de gêne af. Over het seksuele aspect kunnen we openhartig zijn doordat we een cultuur van privacy en zelfbeschikking hebben ontwikkeld. Daardoor kunnen we anderen in vertrouwen nemen.
Zou zo’n ontwikkeling ook in Afrika mogelijk zijn? Dan moet er een bres worden geslagen in de groepscultuur die zwijgen afdwingt. Juist die door ons vaak benijde cultuur, met zijn grote verantwoordelijkheid jegens familie en collectief, maakt dat lijders aan the disease aan hun lot worden overgelaten.
Een meer ‘sociale’ omgang met hiv-patiënten vereist dus paradoxaal genoeg een verzwakking van de groepscultuur en een meer individuele levenshouding. De groei van de Afrikaanse economie en de opkomst van een middenklasse zouden daaraan kunnen bijdragen. Maar hoe snel? Eerculturen zijn taai, helaas.
Herman Vuijsje