Placido Da Silva Junior spreekt liever niet van biobrandstoffen maar van agrobrandstoffen. "Bio betekent leven, maar ethanol gemaakt van suikerriet zorgt juist voor de dood. Ethanol is een ernstige bedreiging voor lokale gemeenschappen en doodt de bossen, de rivieren en de biodiversiteit." Als medewerker mensenrechten van de Comissão Pastoral da Terra Regional Nordeste, een kerkelijke organisatie die zich inzet voor boerenorganisaties en landrechten, heeft Da Silva dagelijks te maken met de fatale gevolgen van de suikerrietteelt voor de arbeiders en de bewoners van de regio.
Moderne slavernij "Sinds de koloniale tijd is er in het Noordoosten van Brazilië nog maar weinig veranderd. Er wordt nog steeds suiker verbouwd. De suikerrietteelt is nog steeds in handen van een handjevol grootgrondbezitters die de lokale politici in hun zak hebben zitten. Én er werken nog steeds slaven op de plantages. Sinds een jaar houden wij voor heel Brazilië bij waar we slavenarbeid aantreffen, het merendeel van de meldingen komt uit de suikerrietteelt. Het probleem is zo groot dat zelfs de regering het niet kan ontkennen.
De eigenaren van de suikerrietplantages nemen liever geen werknemers uit de streek zelf aan, ze verkiezen arbeiders uit andere delen van het land. Ze vrezen dat als de arbeiders elkaar goed kennen, ze zich dan eerder bij een vakbond zullen aansluiten. Op mondige arbeiders zitten ze niet te wachten. De werknemers worden gelokt met valse beloftes over een goed salaris, een huis, goed gereedschap en transport van en naar het werk. Als ze eenmaal op de plaats van bestemming aankomen blijkt het allemaal gelogen; het salaris is laag en de arbeidsomstandigheden slecht; veel arbeiders slapen op de grond. Voor het transport van hun huis naar de suikerrietvelden hebben de arbeiders een enorme schuld bij de baas opgebouwd die ze niet kunnen aflossen. In feite zijn ze moderne slaven, slaven door schuld. Voor de mensen uit de buurt is geen werk, zij trekken weg of hebben geen andere keus dan het lage loon en de slechte arbeidsomstandigheden te accepteren."
Big business Door de grote vraag naar biobrandstoffen, is ethanol big business geworden. Da Silva ziet de toekomst dan ook somber in. "Momenteel wordt er 7 miljoen hectare suikerriet in Brazilië verbouwd. De Braziliaanse regering heeft echter met de industrie afgesproken dat dit tot 2015 mag groeien naar 20 miljoen hectare. Dat betekent dat er nog meer tropisch regenwoud en savanne gaat verdwijnen en dat de lokale gemeenschappen die daar wonen van hun land worden verdreven.
Landen als Nederland die ethanol uit Brazilië kopen, denken dat de opbrengst daarvan in de Braziliaanse economie terechtkomt en dat de bevolking hier ook van profiteert. Maar dat is niet zo. Alleen al de 26 ethanolproducenten die in de buurt van Recife zitten, hebben een belastingschuld van 4 miljard reales, bijna 128 miljoen euro. De bedrijven hebben de politici in hun zak zitten. De Braziliaanse regering heeft er daardoor belang bij om de ethanolproductie te verhogen maar dat is niet beter voor het milieu of de bevolking. Ik heb er dan ook bij vertegenwoordigers van het Nederlandse ministerie van buitenlandse zaken en VROM op aangedrongen dat ze niet alleen met de Braziliaanse regering praten als het gaat over ethanol maar ook met de vakbonden, milieuorganisaties en maatschappelijke organisaties. In november wordt er in Sao Paulo een conferentie over biobrandstoffen georganiseerd. Ik hoop dat de Nederlandse delegatie dan ook zelf een kijkje gaat nemen in de suikerrietvelden om te zien hoe het daar echt aan toegaat. Ik moet het nog zien, de Nederlanders hebben mij wel toegezegd dat ze dan ook bij maatschappelijke organisaties langs zullen gaan."
Dat Nederland heeft besloten om voorlopig een rem te zetten op de bijmenging van biobrandstoffen bij gewone brandstoffen en diesel, vindt Da Silva een goede zaak. "Door de productie van biobrandstoffen verdwijnt het regenwoud, worden rivieren vervuild en gaan de voedselprijzen omhoog. Het zou het beste zijn als consumenten wereldwijd hun energieverbruik drastisch gaan verminderen. En als je dan tankt, bedenk je dan of jij een brandstof wilt tanken die met slavenarbeid is geproduceerd en waardoor andere mensen honger lijden. Bedenk goed dat we als het om het klimaatprobleem gaat in hetzelfde schuitje zitten. Het bootje staat in brand en we moeten samen naar een oplossing zoeken om de brand te blussen en onszelf te redden." |
Joanna de Rozario laat haar kralenketting zien. "Gemaakt van de stengels van varens uit het regenwoud door een van de vrouwenorganisaties in Oost-Maleisië waarmee we samenwerken. Een verkoopsucces," glundert ze. De Rozario is coördinator bij het Non Timber Forest Products Exchange Programme, een in Maleisië gevestigde organisatie die lokale gemeenschappen in Zuidoost-Azië ondersteunt in de strijd tegen de grootschalige kap van het regenwoud. Dat doen ze onder andere door de producten die de bosbewoners maken van wat er in het bos groeit en leeft, te promoten en door hen juridische bijstand te verlenen om te protesteren tegen de kap van het bos.
Vangnet
Dat besef is helaas nog niet altijd doorgedrongen bij de regeringen van de landen waar het regenwoud staat. Omdat deze mensen officieel geen eigenaar zijn van het bos delven zij vaak het onderspit tegen de palmolie-bonzen. De regering is eerder geneigd om een bedrijf dat palmolie wil gaan produceren zijn zin te geven dan de lokale bevolking die van het bos afhankelijk is. Want ja het bedrijfsleven is natuurlijk bereid om steekpenningen te betalen. Door de decentralisatie in Indonesië moeten lokale overheden steeds meer zelf in hun inkomen voorzien en dan is de palmolie export een interessante optie. En zo gebeurt het dat een land als Indonesië palmolie exporteert terwijl een groot deel van de bevolking nauwelijks geld heeft om kookolie aan te schaffen."
Lobby voor bosbehoud Volgens milieuorganisatie Greenpeace verdwijnen er in Indonesië per uur 300 voetbalvelden aan tropisch regenwoud. De vrijgekomen grond wordt vooral gebruikt voor de teelt van oliepalm. De Rozario: "Biobrandstof uit palmolie is dus absoluut niet CO2-neutraal. Bovendien berooft het mensen van hun land. Door duidelijk te maken dat deze mensen afhankelijk zijn van het bos voor hun inkomen, proberen wij te lobbyen om het bos te behouden. In Oost-Kalimantan hebben wij bijvoorbeeld de lokale bevolking aangespoord om de Eaglewoodbomen waar zij hars van aftappen op de randen van het stuk bos te poten waar zij hun voedsel zoeken. Toen de regering besloot om dat stuk bos te laten kappen, konden wij aan de hand van die bomen aantonen dat dit stuk bos de broodwinning was van de inwoners."
Zulke kleine successen houden De Rozario op de been. De Maleisische is zelfs nog positief gestemd, ook al vreest zij dat de toenemende schaarste van fossiele brandstoffen de druk om meer palmolie te produceren niet zal verlichten. "Er vinden af en toe rondetafelbijeenkomsten plaats tussen grote bedrijven en milieuorganisaties over duurzame palmolie. Ik hoop dat daar concrete gevolgen aan worden gegeven. Hoewel ik betwijfel of duurzame productie van biobrandstoffen op grote schaal mogelijk is. Echt duurzame productie van biobrandstoffen is volgens mij alleen mogelijk zolang het kleinschalig is en voor eigen gebruik." |
Comissão Pastoral da Terra Regional Nordeste