Niek Koning, universitair docent aan de Landbouw Universiteit Wageningen, heeft ook zo zijn twijfels over de op stapel staande vergaande liberalisering. Hij ziet meer in multilaterale arrangementen, oftewel managed trade. "Ook ontwikkelingslanden twijfelen aan het positieve effect van liberalisering. Ze willen niet liberaliseren zolang de VS en de EU dat ook niet echt doen. Die hebben onder het mom van liberalisering wel hun prijssteun afgeschaft, maar zijn afgestapt op landbouwsubsidies – met hetzelfde effect als gevolg. De VS en de EU weten dat daarmee ook de dumpsubsidies verdwijnen. Daarom gebruiken ze de truc van ontkoppelde inkomenssteun: de verkapte vorm van dumpen. Voor subsidies hebben de VS inmiddels een mooi woord: ‘exportkredieten’."
Onder druk
Maar de exportsubsidies zijn nog maar het topje van de ijsberg, zegt Koning. "Meestal zijn de wereldprijzen laag en dalende, op een uitschieter na. Door subsidies worden die prijzen nog lager. Bij een ander systeem van subsidiëring kun je de productie en export in de hand houden. ‘Maar dat doen we dus niet’, zegt Europa. De productie en export wordt zo dus niet aan banden gelegd. We stevenen af op een liberale, vrije markt waarbij wij als rijke landen zeggen: ‘wij doen het, dus nu moeten jullie het ook doen’. We zetten ze onder druk om de eigen kosten laag te houden. Niet liberalisering, maar regulering moet het doel zijn. Grondstoffenovereenkomsten en quota kunnen dit bevorderen. Ze kunnen er bovendien voor zorgen dat de internationale landbouwprijzen op een dusdanig niveau blijven dat de productiecapaciteit gewaarborgd kan blijven."
Ontwikkelingslanden moeten om te beginnen zorgen voor een goede infrastructuur, aldus Koning. Aanleg zorgt volgens hem voor meer werkgelegenheid, meer inkomen en dus meer welvaart. "Liberalisering is alleen goed voor de grote boer in Brazilië en Australië die een lage kostprijs hanteert. Ontwikkelingslanden hebben baat bij een regionale landbouwmarkt, beschermen van deze markt tegen goedkope invoer en een mondiaal systeem van aanbodbeheersing om de internationale landbouwprijzen te stabiliseren. Afrika moet nu kijken wat de EU zelf heeft gedaan en niet naar wat de Europese beleidsmakers nu zeggen."
Onvrede
Dump van kippenvlees
Tussen 1996 en 2003 werd vooral West-Afrika bestookt met spotgoedkoop kippenvlees uit Europa. Kameroen verlaagde de importheffing op kippenvlees, in ruil voor begrotingssteun en schuldenverlichting. De import steeg al snel van 978 ton naar 22.000 ton. Vooral diepvrieskip en restanten die in Europa nauwelijks gegeten worden – zoals koppen, vleugels en poten – vonden massaal hun weg naar landen als Kameroen, Botswana en Namibië. De plaatselijke sector kon niet op tegen dit goedkope, afgedankte kippenvlees. Diepvrieskip kostte nog niet de helft van lokale kip. In Kameroen ging 90 procent van de industrie failliet; 110.000 mensen vervielen in armoede. Na onderzoek waaruit bleek dat de Europese kip voor 85 procent niet aan de internationale normen voldeed, werd de export in 2004 grotendeels aan banden gelegd. |
De plannen voor afschaffing van de subsidies bestaan al een tijd. In 2003 was de EU het er al over eens dat 2013 de deadline moest worden voor de mogelijke afschaffing van exportsubsidies. Steun aan de melk- en zuivelsector moest worden verminderd, gevolgd door wijnproducenten en andere sectoren. Alleen de biologische sector kon op meer steun rekenen. Belangrijk was dat landen maatregelen namen tegen het dumpen van overschotten en de armere landen een betere positie op de wereldmarkt moesten krijgen. Maar de onvrede in de ontwikkelingslanden bleef bestaan. Amerika kon zijn katoensector gewoon blijven subsidiëren, waardoor Afrikaanse katoenboeren geen poot aan de grond kregen. Volledige toegang tot de wereldmarkt was er voor de arme boer niet bij, omdat bepaalde landen toch gewoon hun markt konden blijven beschermen. En elk product kreeg zijn eigen staartje. De melk- en wijnplas, de volle graanschuur, het katoen- en cacaoschandaal, de beruchte kippen- en varkensvleesdump (kader) en de boterberg groeide tot aan de hemel. Het afschaffen van de subsidies, en daarmee het creëren van een vrije liberale wereldhandel, moest de oplossing worden.
Gevaren
Mocht het toch komen tot vergaande liberalisering van landbouwproducten, dan roept het veel vragen op. In hoeverre moet je de voedselvoorziening aan de vrije handel overlaten? Dat speelt de grote katoen-, suiker- en sojaboeren in Australië, Chili, Brazilië en Argentinië in de kaart en dan ben je weer terug bij af. Komt dit de eerlijke handel en concurrentie dan ten goede? Arme landen moeten in dat geval kansen krijgen om een eigen – regionale – markt te ontwikkelen en een economie op te bouwen om afhankelijk te worden. Ze moeten eigen producten kunnen verbouwen en deze vervolgens kwijt kunnen. Daarnaast schuilt er onderweg naar 2013 nog een gevaar in liberalisering: de tussentijdse schommelingen van vraag, aanbod en de oogstopbrengst. Dat verhoogt de moeilijkheidsgraad, evenals het feit dat verschillende patronen, producten en subsidies in verschillende landen allemaal een andere aanpak vereisen.
Tot nu toe is het voor arme landen vrijwel onmogelijk om over de hoge tariefmuren te klimmen die rijke landen hebben opgetrokken met hoge invoertarieven voor goedkope producten van buiten de EU. Verdien dan nog maar eens aan de export van je voedsel. Landbouwsubsidies zijn daar in ieder geval debet aan. Ze zijn daarnaast niet bepaald bevorderlijk voor het milieu. Het is een duur systeem en het kost letterlijk en figuurlijk veel energie om ergens anders een bepaald klimaat te creëren of na te bootsen. Afschaffing kan ook geen kwaad voor de welvarende economieën: een nieuwe markt is geboren als het met de landen uit de Derde Wereld beter gaat. Grote ontwikkelingslanden bijten wel van zich af met een machtsblok, maar kleine ontwikkelingslanden zijn bij uitstek eerder geschikt om tegen elkaar uitgespeeld te worden. Opkomende economieën krijgen ruim baan, terwijl de solidariteit tussen kleine ontwikkelingslanden afbrokkelt.
Tegenprestatie
Toch zien de VS en de EU eigenlijk meer brood in hervormen dan in verminderen of afschaffen van landbouwsubsidies. De meeste productgebonden subsidies – die zorgden voor ongewenste bergen en plassen – zijn vervangen door subsidies en toeslagen die inkomensgebonden zijn, afhankelijk van de prestaties op het gebied van milieu, natuur, landschap, voedselkwaliteit en diervriendelijkheid. Barrières en invoerrechten verdwijnen en er komen betere concurrentieposities, maar overproductie en dumping blijft. Als de handelsverstorende knoop in 2013 doorgehakt wordt, willen de VS en de EU als tegenprestatie dat de arme landen hun markten openen voor industriële en agrarische producten. De rijke landen zien toekomst in hun diensten en ondernemingen binnen de grenzen van een ontwikkelingsland. Voor arme landen zou het goed zijn als ze hun importprijzen konden aanpassen op het moment dat rijke landen hun producten op de ‘ontwikkelingsmarkt’ dumpen.
Onzekerheid
De WTO
Wereldhandelsorganisatie WTO werd in 1985 opgericht om de vrije handel tussen landen te bevorderen. De WTO beheert tientallen juridisch bindende handelsakkoorden over onder meer goederen, diensten, landbouwbeleid en intellectueel eigendom. De WTO treedt hierin als scheidsrechter op. Daarnaast is de WTO een forum voor onderhandelingen. In totaal 153 landen zijn momenteel WTO-lid. |
De druk van het Westen op de ontwikkelingslanden nam en neemt nog steeds toe. In het kader van de Economische Partnerschapsovereenkomsten (EPA) probeert de EU Afrikaanse landen hun inkomensrechten verder te laten verlagen. Ruud Huurman van Oxfam Novib ziet die druk ook, naast de onzekerheid die arme landen tegemoet gaan als de afschaffing van exportsubsidies een feit is. "De Doha-ronde, om nieuwe en eerlijke handel te bewerkstelligen, was ook al geen succes. Tijdens bilaterale onderhandelingen voerden de VS en de EU vaak één-op-ééngesprekken met ontwikkelingslanden. Daar kwamen vaak heftigere pakketten uit dan de oorspronkelijke, waarbij de rijke landen terugvielen op oude streken. Die probeerden ze andere landen door de keel te duwen. Rijke landen werden er beter van, arme landen gingen nog verder achteruit." Tussen de partijen ontstond een steeds groter wordend gat, waar de ontwikkelingslanden nu ook nog eens ín dreigen te vallen. Want wat gebeurt er na afschaffing van de subsidies? "Er komt tot nu toe niets voor in de plaats. Als het goed is vallen grenzen weg, gaan markten open en krijgen ontwikkelingslanden concurrentie en handel." Maar de vraag is dus of dit vanzelf gaat.