“Ik heb medelijden, plichtsbesef en oude kleren zat, het is alleen dat ik zo graag wil weten waar en hoe en wat.” Het is een regel uit het lied ‘Eén oorlog tegelijk’ van cabaretier Jeroen van Merwijk. Zo’n twintig jaar oud maar – ondanks een verwijzing naar nieuwslezer Harmen Siezen – nog steeds actueel. Van Merwijk verplaatst zich in de argeloze televisiekijker die de een na de andere oorlog of humanitaire ramp voorbij ziet komen. Waar moet hij naartoe met zijn medelijden, wie verdient er steun en waarom precies?
Het zou mij verbazen als Van Merwijk zijn lied ten gehore mag brengen in de speciale ‘SOS Syrië’ uitzending voor giro 555, maandagavond. Maar de oorlog in Syrië is wel een goed voorbeeld van een strijd waarin die argeloze tv-kijker zich snel verliest. En een kijker in verwarring vindt waarschijnlijk moeilijker de weg naar zijn of haar portemonnee.
Liever natuurramp
Makkelijker, zo geven ook de Samenwerkende Hulporganisaties toe, is een natuurramp. Het liefst op een plek waar de westerse tv-kijker ook wel eens is geweest. Het liefst op een moment dat die kijker zich extra schuldig voelt over het eigen luxueuze bestaan. Voila, de tsunami in 2004: Thailand, Indonesië, Sri Lanka, vakantielanden bij uitstek en ook nog op tweede kerstdag. Beter kon niet, vanuit inzamelingsperspectief.
Moeilijker was de aardbeving in januari 2010 in Haïti, want wie ging daar nu ooit op vakantie. Dat pr-probleem loste de lokale overheid op door het dodental van de ramp schromelijk te overdrijven.
Overigens moet De Ramp het liefst wel pats boem in één keer plaatsvinden. De langzame watersnood in Pakistan midden 2010 (wie wist die nog?) was zonder spectaculaire beelden in eerste instantie moeilijk te verkopen door de hulporganisaties. Bovendien zat die relatief kort na Haïti en dan hangt rampenvermoeidheid in de lucht.
Syrië
En nu dus Syrië: ik zou kunnen uitleggen hoe ingewikkeld de oorlog daar inmiddels is geworden. Schrijven over de zorgen dat een deel van de rebellen niet echt de mensen zijn die ‘wij in het westen’ graag als opvolgers van Assad zien. Maar zielige mensen in vluchtelingenkampen, zijn zielig, welk geloof ze ook aanhangen, toch?
Belangrijker vind ik om mijn verbazing te delen over hoe we anno 2013 nog menen te moeten omgaan met humanitaire crises. Ik bedoel: wij geven, wat wij toevallig willen geven. Toevallig, want dat geven is afhankelijk van tal van factoren: snelle crisis, goede beelden, niet net na een andere ramp, leuke hulpactie, Jan Smit wel of niet goed bij stem. De zielige aardbewoner die op hulp wacht moet maar geluk hebben. Zit ik wel in de meest sympathieke ramp?
Hulp op nationaal niveau
Zou het niet een stuk humaner zijn als we het zo regelden dat er een club van internationale specialisten per crisis kijkt wat er nodig is, waarna we dat dan doneren en niet dat geven wat we toevallig kwijt willen? Lief hoor, zo’n actie als ‘ClothesdropSyria’, maar de winterkleren die overal in Nederland zijn ingezameld, arriveren deze week ter plekke. Weersverwachting voor Aleppo dit weekend: 25 graden Celsius. Politiek gezien is er in Syrië misschien nog geen Arabische Lente, maar meteorologisch hebben ze de zaken beter op orde dan hier.
Doneren zou volgens mij prima kunnen op landsniveau, met een verdeelsleutel: een soort internationale rampenheffing. Maar dat gaat dus richting het orde scheppen in de chaos van de hulpverlening. Ik voorspel: dat gaat banen kosten bij die hulporganisaties.
Bovendien zou dit systeem de kijker dat lekkere gevoel afpakken: ‘50 euro overgemaakt voor Syrië, nu kan ik wel met een goed gevoel uit eten.’ Ook het educatieve element zou verdwijnen, wat ik overigens nog wel zou betreuren. Altijd goed, om kinderen even weg te halen uit de zoektocht naar de nieuwste iPhone of de leukste schoenen: ga maar koekjes bakken voor Syrië. Je hoopt dat ze daarmee minder materialistische eikels worden dan hun ouders.
Kortom, het systeem houdt zichzelf in stand. En daarmee blijft de realiteit bestaan van Jeroen van Merwijk’s lied, waarin de kijker verlangt naar: “Eén giro, twee partijen en verder geen gezeik.”