Voor het tweede jaar op rij blijft de wereldwijde uitstoot van CO2 voor de productie van energie gelijk, terwijl de wereldeconomie groeit. Dat is vooral te danken aan de snelle groei van hernieuwbare energiebronnen, zegt het Internationaal Energieagentschap (IEA).
Energieproductie is wereldwijd de grootste bron van de menselijke uitstoot van broeikasgassen. Maar ook in 2015 is die niet verder gegroeid, blijkt uit voorlopige cijfers die het IEA vandaag (woensdag) heeft gepubliceerd. "De nieuwe cijfers bevestigen het verrassende, maar goede nieuws van vorig jaar", zegt IEA-directeur Fatih Birol. "We hebben nu al twee jaar waarin de uitstoot van broeikasgassen zich ontkoppelt van de economische groei. Amper enkele maanden na de COP21-top in Parijs is dit opnieuw een impuls voor de wereldwijde strijd tegen de klimaatverandering."
In 2015 bleef de teller op 32,1 miljard ton CO2 staan, min of meer hetzelfde niveau als in 2013. Uit een eerste analyse van het IEA blijkt dat vooral elektriciteit uit hernieuwbare energie een cruciale rol gespeeld heeft. Schone elektriciteit was vorig jaar goed voor maar liefst 90 procent van alle nieuwe capaciteit.
Historisch
Het IEA volgt al veertig jaar de uitstoot van CO2 en in die periode gebeurde het nog maar vier keer dat de CO2-emissies stagneerden of verminderden. Drie keer was dat als gevolg van een economische crisis, in 1980, 1992 en 2009. De stagnatie is nu voor het eerst niet aan zo'n crisis gekoppeld: de wereldeconomie groeide volgens het Internationaal Monetair Fonds in 2014 met 3,4 procent en vorig jaar met 3,1 procent.
Toch slaagden de twee grootste uitstoters van broeikasgassen, China en de VS, erin om hun uitstoot vorig jaar te verminderen. De Chinese uitstoot verminderde met 1,5 procent, grotendeels dankzij een lager verbruik van steenkool, een nieuwe focus op minder energie-intensieve industrieën en de groei van schone energie. In de VS daalde de uitstoot zelfs met 2 procent dankzij een verschuiving van steenkool naar aardgas.
De verminderde uitstoot in China en de VS werd tenietgedaan door hogere uitstoot in andere landen in Azië en het midden-Oosten, en een bescheiden groei in Europa.
