'Met continuering van de hulp had Nederland een significante bijdrage kunnen leveren aan verdere daling van de moeder- en kindersterfte in (voormalige) partnerlanden,' aldus de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) in een uiterst kritisch rapport dat minister Lilianne Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking vrijdag naar de Tweede Kamer stuurde. In het hoofdstuk over Tanzania wordt zelfs een getal genoemd: ‘Onderzoek laat zien dat met een bedrag dat vergelijkbaar is met de Nederlandse hulp jaarlijks 3.600 tot 4.000 levens gered kunnen worden’.
Met een bedrag dat vergelijkbaar is met de Nederlandse hulp hadden jaarlijks 3.600 tot 4.000 levens gered kunnen worden
De Inspectie is ook kritisch op de manier waarop de bezuinigingen in 2010 krampachtig omschreven werden als ‘vergroting van de efficiëntie’. Volgens de IOB is duidelijk dat het bovenal om een bezuiniging ging. ‘Destijds genoemde overwegingen van effectiviteit en efficiency speelden nauwelijks een rol.’ In 2010 ging het budget voor ontwikkelingssamenwerking in het kabinet Rutte-I met 810 miljoen euro naar beneden. Twee jaar later, bij de start van Rutte-II, ging van het jaarlijkse budget nog eens een miljard euro af, waarmee Nederland de tot dan toe gangbare norm van 0,7 procent van de begroting los liet. Minister Ploumen schrijft in haar vrijdag aan het rapport toegevoegde reactie deze conclusie van het IOB niet te delen. ‘Het primaire objectief was en is meer richting aan te brengen in het ontwikkelingsbeleid’, schrijft Ploumen.
Destijds genoemde overwegingen van effectiviteit en efficiency speelden nauwelijks een rol
Over de tekorten die ontstonden in de gezondheidszorg en het onderwijs van de landen waar de hulp werd afgebouwd schrijft minister Ploumen: ‘In de meeste onderzochte gevallen wisten de landen of organisaties alternatieve financieringsbronnen aan te boren, respectievelijk door groeiende eigen inkomsten of via andere donoren of opdrachten. Daarmee leidde het Nederlandse vertrek niet tot acute financiële tekorten bij partners. Structurele onderfinanciering in sectoren als onderwijs en gezondheid werd echter niet ondervangen.’
Zes landen onderzocht
Het IOB- rapport, waaruit eerder al een aantal conclusies bekend waren geworden, nam 6 van de 18 landen onder de loep; Guatemala, Nicaragua, Bolivia, Burkina Faso, Zambia en Tanzania. Het beeld verschilt flink per land. Over Nicaragua constateert de IOB bijvoorbeeld dat ‘de macro-economische gevolgen van de exit beperkt zijn gebleven.’ Ook de opschorting van de hulp aan Bolivia kon volgens het IOB prima. ‘Met een overschot op de betalingsbalans en de overheidsbegroting vormde de beëindiging van de Nederlandse bilaterale hulp macro-economisch geen probleem.’
Tanzania en Burkina Faso, landen waarvan velen zich in 2010 al af vroegen of er wel met de hulp gestopt kon worden, springen er nadrukkelijk uit. Zo werd in Tanzania volgens het rapport ‘een van de meest efficiënte SRGR (seksuele en reproductieve gezondheid en rechten) programma's beëindigd’. Ook in Burkina Faso pakte de snelle aftocht slecht uit. ‘De [Nederlandse] bijdrage aan de gezondheidszorg varieerde van 6% tot 9% van het budget van het ministerie’, schrijft het IOB. Hier worden overigens geen cijfers van ‘te voorkomen sterfgevallen’ genoemd. Wel kwam de ‘Nederlandse hulp aan de onderwijssector overeen met de kosten van 180.000 leerlingen.’
Volgens Paul Hoebink, hoogleraar ontwikkelingsstudies aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, is de uitfasering van de Nederlandse hulp ‘desastreus’ verlopen. “Natuurlijk is het logisch dat uitfasering van hulp negatieve effecten heeft, maar dit is gewoon niet goed gedaan. Donoren hebben onderling afspraken gemaakt over hoe je uitfaseert – en Nederland heeft zich daar niet aan gehouden. Het ging te snel, het gebeurde te weinig in overleg met de partnerlanden en er is te weinig rekening gehouden met het gat dat achterbleef in bepaalde landen. Als Nederland wat beter naar andere bezuinigingsposten had gekeken was het overhaast stopzetten van hulp aan Tanzania en Burkina Faso niet nodig geweest.”