Achtergrond, Column

De falafel van HaZkenim

Blogger Esra Dede is in Haifa en vraagt zich af of ze trouw moet blijven aan één falafelzaak.

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
In de Hawadistraat zitten twee falafelzaakjes, HaZkenim en Michelle Falafel. Michelle is fris, groen, schoon en ordelijk. HaZkenim lijkt op een willekeurige shoarmazaak in Bos en Lommer. Witte tegels en een houten rand waar je bijna je broodje op kunt leggen. Ik was meegetroond door een vriend die mij het en een ander wilde uitleggen over de stad waar ik de komende maanden woon.

Where is Fattoush?

“Je mag niet bij Michelle eten”, zei hij, terwijl ik mijn tanden in het broodje zette. Tahini liep langs mijn kin. “Waarom niet?” “Gewoon niet.” “Heb je Michelles falafel wel eens geproefd, is die minder lekker?” “Nee, dat niet, maar dat doet er ook niet toe, wij zijn van HaZkenim, niet van Michelle.” We aten rustig door, terwijl mijn grijns steeds breder werd. “Onvoorwaardelijk in iets geloven, daar ben je dus voor, of niet?” We keken elkaar aan en ik zag dat hij mijn steek onder water had gevoeld. “Ja ja, we hebben het over falafel, over aardse kwesties. Tastbare kwesties.”

Al een paar dagen zwerf ik rond in Haifa. Ik klim de straten op en vlieg er weer vanaf. Ik begrijp de stoplichten niet, wil elke rondzwervende kat naar het asiel brengen en vraag me nog steeds af wanneer het nou echt weekend is hier. Het is lastig wennen: ik ken geen andere stad dan mijn stad, Amsterdam.

De eerste dag probeerde ik me nog, gedreven door Amsterdamse arrogantie, zonder mijn telefoon te oriënteren. Na een paar straten was ik de weg al kwijt. “Where is Fattoush?”, vroeg ik een winkeleigenaar. Hij keek me glazig aan. “Fattoush, famous Arab restaurant? Somewhere near Bahai Gardens?” De man bleef me glazig aankijken en begon langzaam nee te schudden. Hij was al de derde die het niet wist. Mijn ogen dwaalden af naar zijn keppel. Ah, misschien was dat het: ik vroeg het de verkeerde mensen. De eerste de beste Arabische vrouw die ik tegenkwam wist me in een aantal seconden, met handgebaren, te vertellen hoe ik moest lopen.

Goed geoliede machine

Haifa is een ruwe stad. Ze heeft diepte, reliëf en veel kleur. Soms mixt het, maar meestal bewegen deze kleuren langs elkaar en vormen ze eilanden. Iedereen heeft een routine. De supermarkt waar je naartoe gaat, de bars waar je met je vrienden zit en de falafel die je eet: alles is eigenlijk al bepaald. Haifa is een goed geoliede machine. Zolang je meegaat met de routine van je groep, kom je niet voor verassingen te staan. Wie afwijkt, wordt snel opgepikt en gecategoriseerd. Ik merk dat mensen mij nog niet kunnen plaatsen. “Ik ben Arabier noch jood, christen noch druus. Zou ik hier liefde kunnen vinden?”, vroeg ik mijn christelijke gezelschap in de bar. “Doe niet mee met onze spelletjes, gebruik deze kans”, zei een nieuwe vriendin. “Dan ga ik het voor het onmogelijke: ik wil verliefd worden op een druus”, zei ik enthousiast. Ik keek om me heen en besefte dat dit type mens nergens in deze buurt was te bekennen.

Ik ga uit in hippe Palestijnse bars, waar de ene bloedmooie Palestijn na de andere binnenloopt.

Beter dan HaZkenim

Ik begin aan deze stad te wennen. De armoede komt niet meer zo hard aan en de katten kunnen me inmiddels gestolen worden. Ik doe mijn boodschappen bij de Russische supermarkt, waar ik met het beetje Russisch dat ik heb gegoogeld de kassamedewerkster kan laten glimlachen. Ik ga uit in hippe Palestijnse bars, waar de ene bloedmooie Palestijn na de andere binnenloopt. Ik haal mijn falafel nog altijd bij HaZkenim.

Laatst was ik flauw van de honger: ik had ik de hele dag achter mijn laptop gezeten en had niets in huis. Gelukkig is HaZkenim om de hoek. Een jongeman met grote blauwe ogen was de laatste in de rij en moest lachen toen ik aansloot. Hij draaide zich en om zei iets. Stilte. “Oh, no Hebrew?” In gebroken Engels zei hij dat ik zo abrupt was binnen gesneld, alsof HaZkenim een magneet was die aan me had getrokken. Ik lachte, waarschijnlijk is dat ook zo. Het is nu eenmaal mijn routine. Ik wees naar de overkant. “Ik mag daar niet eten”, fluisterde ik. Hij leunde wat dichterbij. “Ik mag daar ook niet eten”, fluisterde hij. “Zal ik je wat vertellen? Er is een nog betere falafelzaak om de hoek. Beter zelfs dan HaZkenim. Wel een zonnebril opdoen als je daar wat eet.” Hij knipoogde.

Onderweg naar huis at ik mijn broodje. Intussen was ik al een ander bezoekje aan het plannen. Aan Falafel George, hier om de hoek. Ik ben namelijk nooit erg van de routine geweest.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons